Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant],
Druvar Vastgoed B.V.,
1.Waalstede Vastgoed B.V.,
Yellow Sprint Holding B.V.,
Charleston Vastgoed Rotterdam B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep na de heropening
- de memorie na heropening van Waalstede c.s. van 14 juni 2022, met producties;
- de memorie na heropening van [appellanten]. van 2 augustus 2022, met producties;
- de akte van Waalstede c.s. van 30 augustus 2022;
- de antwoordakte van [appellanten]. van 27 september 2022;
- de akte van Waalstede c.s. van 8 november 2022, met producties;
- de akte van Waalstede c.s. van 22 november 2022, met producties;
- de incidentele conclusie van [appellanten]. van 13 december 2022, met producties, waarbij [appellant] overlegging vordert van bepaalde stukken op grond van artikel 843a Rv;
- de conclusie van antwoord in het incident van Waalstede c.s., in de vorm van de akte van 22 november 2022;
- de antwoordakte van [appellanten]. van 7 februari 2023, met producties;
- de producties die partijen ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
het verwerven van nieuwe relaties, het verstevigen van de relaties met bestaande relaties, het acquireren van mogelijkheden om het onroerend goed bezit der vennootschap uit te breiden of te verbeteren, alsmede het voeren van besprekingen en het maken van afspraken over de exploitatie van bezittingen der vennootschap en over het aan deze bezittingen te plegen onderhoud.” Op grond van artikel 2 lid 1 van die overeenkomst zijn Landlust en [appellant] verplicht “
bij hun handelen, ongeacht de hoedanigheid waarin zulks geschiedt, de belangen van Waalstede in de meest ruime zin van het woord in acht te nemen”. Landlust ontvangt van Waalstede voor de diensten van [appellant] een managementvergoeding van € 7.500,- per maand. De managementovereenkomst W/L is ingegaan op 1 april 2013 en kan door beide partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van ten minste één maand, tegen het einde van een maand. Op grond van artikel 11 van de overeenkomst is [appellant] verplicht tot geheimhouding “
van al hetgeen hem uit hoofde van zijn functie binnen de onderneming van Waalstede in de ruimste zin bekend is of zal worden, voor zover door de bekendmaking van die wetenschap de belangen van Waalstede kunnen worden geschaad.” Deze geheimhoudingsverplichting eindigt vijf jaar na het eindigen van de overeenkomst, tenzij de informatie een strikt vertrouwelijk karakter heeft. De overeenkomst is door [appellant] twee keer ondertekend, een keer als directeur van Landlust en een keer in privé. Bij brief van 28 november 2013 heeft Waalstede deze overeenkomst beëindigd.
Hoi [betrokkene 3], alles goed? Bijgevoegd de lijst met de meest waardevolle percelen, wil jij hier ook eens naar kijken en vergelijken met hetgeen jezelf al hebt verzameld. De 26e hebben we een afspraak staan bij mij om 10 uur. In de daaropvolgende week zullen we ons bod moeten gaan formuleren en kenbaar maken bij de aanwezige notaris.”
(…)
Zoals besproken, heb ik geprobeerd om met mijn collega’s van Waalstede vastgoed bv tot een hernieuwde bieding te komen. Gezien de complexiteit van de GreeNS en het daarbij aanwezige risicoprofiel kunnen wij van de bieding van Waalstede bv geen substantiële bedragen af halen. Wel is het zo, dat ik namens een bestaande vennootschap van mijzelf waarin ik enig aandeelhouder ben, u een voorstel wil doen”.
(…)
4.De procedure bij de rechtbank en in hoger beroep tot aan de heropening
8. Het verwijt dat Waalstede c.s. [appellanten]. maken is tweeledig (…):
7.7 Tegen de achtergrond van deze overeenkomst zou het hof de stellingen en de getuigenverklaringen (met name die van [betrokkene 3], die door de overeenkomst een strikte geheimhoudingsplicht had) daarom anders hebben gewogen. Daarmee is niet gezegd dat de vordering van Waalstede c.s. zou kunnen slagen, maar wel dat het arrest van 13 november 2018 niet zou zijn gewezen met de inhoud waarmee het nu is gewezen. Dat betekent dat de herroepingsgronden van artikel 382 onder a (bedrog) en onder c (stukken van beslissende aard) van toepassing zijn.”
(i) (de vennootschappen van) [betrokkene 3] (zijn) is bij het verwerven van de GreeNS portefeuille geholpen door [appellant];”
5.Beoordeling in hoger beroep na heropening
Inleiding
uitsluitend voor de civiele procedures die verdachten en slachtoffers/benadeelde partijen in het onderzoek Wijdemelk met elkaar voeren”. Op grond van artikel 39f Wjsg kan de officier van justitie onder de in dit artikel gestelde voorwaarden strafvorderlijke gegevens verstrekken aan personen of instanties voor, onder meer, het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn. Daaronder valt het verstrekken van dergelijke gegevens aan slachtoffers met het oog op een civiele procedure (Hoge Raad 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3436). [appellanten]. heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd dat niet voldaan is aan de voorwaarden van artikel 39f Wjsg. Voor zover [appellanten]. zijn beroep op misbruik heeft willen handhaven, gaat het hof er dus aan voorbij.
Verbintenissen in artikel 2 en artikel 11 van de managementovereenkomst W/L binden ook [appellant]
De verbintenissen voor [appellant] uit hoofde van artikel 2 van de managementovereenkomst W/L en voor [appellanten]. uit hoofde van artikel 4 van de koopovereenkomst
grief 3komt [appellanten]. op tegen de overweging van de rechtbank in 4.3 van het vonnis, dat de verplichting van artikel 2 lid 1 van de managementovereenkomst W/L na de beëindiging van die overeenkomst bij brief van Waalstede van 28 november 2013 voor [appellant] is blijven gelden.
Grief 4is gericht tegen het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 4.4 van het vonnis dat [appellanten]. op grond van de managementovereenkomst W/L en de koopovereenkomst inzake de GreeNS-portefeuille verplicht is zich uitsluitend voor Waalstede in te spannen.
viewermaakt het voorgaande evenmin anders. Het oordeel van het hof rust niet op verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1], zodat [appellant] wat die verklaringen betreft tevergeefs een beroep doet op artikel 164 lid 2 Rv.
Tekortkoming
grieven 5 tot en met 7komt [appellanten]. op tegen het oordeel van de rechtbank dat uit de feitelijke omstandigheden opgesomd in rechtsoverweging 4.5 volgt dat [appellant] (en wat de koopovereenkomst betreft ook Druvar) hebben gehandeld in strijd met de op hen rustende verplichtingen, doordat [appellant] DGAAB heeft geholpen bij het verkrijgen van de GreeNS-portefeuille.
lijst met de meest waardevolle percelen” stuurt en verwijst naar “
ons bod” dat hij en [betrokkene 3] in de week na de week van 26 juli 2014 moeten gaan formuleren (zie hiervoor onder 3.13).
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
6.Beslissing
- herroept het tussen partijen in de zaak met nummer 200.195.832/02 gewezen arrest van dit hof van 13 november 2018 en, opnieuw recht doende:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2016;
- veroordeelt [appellanten]. hoofdelijk in de proceskosten van het hoger beroep, met inbegrip van de herroepingsprocedure, aan de zijde van Waalstede c.s. begroot op € 718,- aan griffierecht en € 12.747,- aan salaris en € 178,- aan nasalaris voor de advocaat;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Bencis de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nasalaris van € 92,-:
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.