In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een onroerende zaak, gebruikt als crèche/peuterspeelzaal, werd vastgesteld op € 551.000. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2021 naar de waardepeildatum 1 januari 2020 moet worden vastgesteld op € 520.000, en dat de aanslag dienovereenkomstig moet worden verminderd. Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Het Hof heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten en griffierechten van de belanghebbende, en heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank en de Heffingsambtenaar vernietigd.