Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Kiwa N.V.,
1.Waar de zaak over gaat
2.De processtappen
3.De feiten
“
BMC heeft ten behoeve van de werknemer een pensioenregeling getroffen, waarvan de kosten gezamenlijk door werkgever en werknemer worden gedragen overeenkomstig het daaromtrent gestelde in het van toepassing zijnde pensioenreglement. Daarbij is het volgende van belang:(…)3. Jaarlijks wordt de indexatie van de ingegane pensioenen door het bestuur vastgesteld met een maximum van 3%.”
1. Indien en voor zover de middelen in het toeslagendepot dit toelaten zullen (…) er jaarlijks toeslagen worden verleend op:
“
Artikel 4 – Koopovereenkomst
“
Artikel 1. Functie
OVERGANGSBEPALINGEN”, is het navolgende opgenomen:
11.1 Werknemers - geen ontslag
“
Naar wij mochten begrijpen is er onduidelijkheid ontstaan rondom de toeslagenregeling zoals die van toepassing is op uw pensioenregeling. (…)
(…) D.d. 12 juli 2021 berichtte u betrokkene per brief over de - volgens u - voorwaardelijke indexering van het pensioen van betrokkene (mits financierbaar uit het depot), waarbij u zich baseerde op de Pensioenovereenkomst tussen BMC en haar werknemers, respectievelijk de uitvoeringsovereenkomst daarvan.
4.De vordering van [appellant] en de beslissing van de kantonrechter
primair, in de zin dat Kiwa c.s. ten behoeve van [appellant] deze onvoorwaardelijke toeslag/indexatieregeling bij Aegon onderbrengen, alsook de hierop gebaseerde toeslag/indexatieregeling volledig affinancieren;
subsidiair, wanneer de kantonrechter oordeelt dat Kiwa c.s. niet tot volledige affinanciering verplicht zijn, tot jaarlijkse financiering, een en ander op een wijze die er toe leidt dat de verschuldigde toeslagen/indexaties jaarlijks tijdig en correct door Aegon aan [appellant] kunnen worden toegekend, op straffe van een dwangsom;
due diligenceonderzoek hebben ingezien volgt dat vóór de overname een voorwaardelijke indexatieregeling van toepassing was. Kiwa c.s. wisten dan wel hadden moeten onderkennen dat het beding daarvan afweek. De na de overname uitgevoerde ‘Pensioen Quick Scan’ mag niet bij de uitleg worden betrokken omdat deze geen deel uitmaakt van de uit te leggen overnameovereenkomst.
6.Beoordeling van het hoger beroep
uitsluitendacht wordt geslagen op de bewoordingen daarvan, in het beding een recht op onvoorwaardelijke indexering kan worden gelezen. De bewoordingen “dat de huidige pensioenen van de Werknemers jaarlijks geïndexeerd zullen worden” zijn, anders dan Kiwa c.s. betogen, wat dat betreft niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Er is dan, anders dan volgens art. 26 van de arbeidsvoorwaarden (rov 3.1.2), geen nader (bestuurs)besluit meer nodig voor de indexering. Als deze op de cao-norm gebaseerde uitleg wordt gevolgd bij de uitleg van het overeengekomen derdenbeding komt er geen betekenis toe aan wat de stipulator (de stichting) en promissor (Kiwa c.s.) met het derdenbeding voor ogen hadden. Dan kan de situatie zich voordoen dat [appellant] (en mogelijk andere (niet bij deze procedure betrokken) oud-medewerkers) aanspraak kan (kunnen) maken op een verbetering van hun voorheen geldende pensioenregeling terwijl de stichting en Kiwa c.s., zoals Kiwa c.s. stellen, niet de bedoeling hadden om de werknemers na de overname voortaan onvoorwaardelijk te indexeren. Dit klemt te meer omdat art. 7:664 BW in het kader van de overgang van een onderneming uitgaat van hetzij een handhaving van de bestaande pensioentoezeggingen, hetzij een pensioentoezegging die overeenkomt met het aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst dat de verkrijger vóór de overgang al gedaan had aan zijn werknemers. Vast staat dat in dit geval noch in de ene, noch in de andere situatie sprake was dan wel is van een pensioentoezegging met onvoorwaardelijke indexering.
overgangsbepalingen’: die positionering valt moeilijk te rijmen met het toekennen van een allesbehalve tijdelijke onvoorwaardelijke indexering. Kiwa c.s. wijzen in dat verband, naast het beding, terecht op de artikelen 11.1 (geen ontslag), 11.2 (beloning) en 11.5 (geen overdracht) waaruit volgens hen volgt dat, net als bij art. 11.4, geen wijziging van de bestaande regels was beoogd maar een situatie waarin de werknemers behielden wat zij al hadden. [appellant] heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 september 2022 voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal beroep, aan de zijde van Kiwa c.s. tot op heden begroot op € 783,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat en € 173,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.