In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin haar vordering tot aanpassing van de huurprijs van een door haar gehuurde kamer werd afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellante] in hoger beroep kan komen, ondanks een appelverbod, en of de huurcommissie tijdig is verzocht om de redelijkheid van de huurprijs te toetsen. Het hof oordeelt dat er grond is voor doorbreking van het appelverbod, omdat de kantonrechter ten onrechte artikel 7:262 lid 1 BW buiten toepassing heeft gelaten. Het hof concludeert dat de huurovereenkomst tussen [appellante] en Laurensstede een tijdelijke huurovereenkomst betreft, waardoor [appellante] haar verzoek tot toetsing van de aanvangshuurprijs tijdig heeft ingediend. Het hof wijst de vordering van [appellante] toe en bepaalt dat de aanvangshuurprijs € 237,60 per maand bedraagt, met een puntenaantal van 108. Laurensstede wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.