Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Edrie Rekreatie B.V.,
A.P.R. Management en Beleggingen B.V.,gevestigd te Eersel,
1.De zaak in het kortVoorgeschiedenis
Procedure na verwijzing
nietzou hebben gesloten, heeft het hof als niet onderbouwd verworpen. Voor de beoordeling of Edrie de overeenkomsten
niet onder dezelfde voorwaardenzou hebben gesloten, moest vervolgens worden onderzocht voor welke vorm van financiering Edrie dan zou hebben gekozen. Daarbij is relevant wat de financiële consequenties van die keuzes zouden zijn geweest. Gelet op de door Edrie c.s. ingenomen standpunten heeft het hof niet aannemelijk geacht dat Edrie zou hebben gekozen voor een
variabele lening zonder afdekking van het renterisico. Voor het geval dat Edrie voor een
vastrentende leninghad gekozen, verschillen partijen van mening over de hoogte van de boeterente die Edrie in geval van tussentijdse beëindiging zou hebben moeten betalen, in het bijzonder of de boeterente op dezelfde wijze wordt berekend als de vergoeding van de negatieve marktwaarde.
leningen met een variabele rente, gecombineerd met een renteswap, maar in plaats daarvan voor een vastrentende lening, achtte het hof voorlichting door een deskundige gewenst. Daarnaast is van belang (i) of en in hoeverre (de risico’s van) beide financiële producten overigens verschillen. Verder is de vraag (ii) of en in hoeverre, gelet op de financiële situatie van Edrie ten tijde van het sluiten van de rentswapovereenkomst, rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat deze tussentijds zou (moeten) worden beëindigd en (iii) in hoeverre het antwoord op die vraag een rol heeft gespeeld bij de advisering door ABN AMRO over (de vorm van) financiering. Als ABN AMRO Edrie in redelijkheid heeft mogen adviseren een variabel rentende lening (in plaats van een vastrentende lening) aan te gaan, komt nog aan de orde (iv) of ABN AMRO een
rentecap, waarbij geen risico van negatieve marktwaarde bestaat, had moeten adviseren. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over deze onderwerpen en de vraag gesteld of benoeming van een deskundige inderdaad nodig is. Het hof heeft aansluitend een comparitie van partijen gelast.
ABN AMRO heeft haar mededelingsplicht in het kader van artikel 6:228 BW, zoals nader ingevuld door de adviesrelatie, niet geschonden. Evenmin is sprake van schending door ABN AMRO van haar bijzondere zorgplicht. De grieven falen ook voor het overige.
2.Het verdere procesverloop na verwijzing
- de akte na tussenarrest van Edrie c.s. van 18 april 2023;
- de akte na tussenarrest van ABN AMRO van 18 april 2023;
- de antwoordakte van Edrie c.s., met bijlagen, van 16 mei 2023;
- de antwoordakte van ABN AMRO van 16 mei 2023.
- de pleitnota van mr. Hagers namens Edrie c.s.
3.De verdere beoordeling in hoger beroep
Verzoeken van Edrie c.s. tot heroverweging
2. De rechten en plichten, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden beschreven door middel van verwijzing naar andere documenten of wetteksten.’
Procedure na verwijzing: cliëntenonderzoek
Deskundigenbericht opportuun?
Tussentijds beëindiging van de renteswapovereenkomst voorzienbaar?
rücksichtslosde financiering van Edrie heeft stopgezet, maar haar vanaf 2009 de kans heeft gegeven het obligo gestaag af te bouwen. Toen in 2011 de resultaten niet waren verbeterd, werd het blijven financieren van Edrie naar ABN AMRO stelt voor haar een heilloze weg (zie in dit verband de ‘akte na tussenarrest’ van 18 april 2023 van ABN AMRO, punt 11 e.v.).
Had ABN AMRO een rentecap, in plaats van een renteswap, moeten adviseren?
inverseof
humpedrentecurve. Betoogd wordt dat aan eerdere recessies in de Verenigde Staten telkens een
humpedrentecurve-situatie voorafging en dat rentecurves dus verwachtingen bevatten over toekomstige macro-economische ontwikkelingen. In het geval van Edrie geldt volgens haar het volgende.
(…)
6. Conclusie
(…)’
Voorspellen in crisistijd. De CPB-ramingen tijdens de Grote Recessie,van mei 2010 (https://www.cpb.nl/sites/default/files/ publicaties/download/voorspellen-crisistijd-de-cpb-ramingen-tijdens-de-grote-recessie.pdf) blijkt dat het Centraal Planbureau de kredietcrisis van de Nederlandse economie in 2009 niet heeft zien aankomen. Daarin wordt geconcludeerd dat vanwege het karakter van macro-economische korte-termijnramingen de kans groot is dat het CPB en andere ramingsinstanties ook een volgende financiële crisis niet adequaat zullen voorspellen en dat de mogelijkheden om tot betere ramingen te komen beperkt zijn. Het hof gaat dan ook ervan uit dat ten tijde van het afsluiten van de renteswap in 2007, ook voor banken zoals ABN AMRO, niet voorspelbaar was dat de rente gedurende de looptijd van de overeenkomst zou gaan dalen. Gelet hierop en op de overige omstandigheden van dit geval is het hof van oordeel dat ABN AMRO niet in strijd heeft gehandeld met de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer (adviseur) door Edrie in 2007 te adviseren een variabel rentende lening met een renteswap af te sluiten, althans haar het afsluiten van een renteswapovereenkomst niet heeft ontraden. .
Geen schending mededelingsplicht zoals nader ingevuld
Bewijs ontvangst informatiemateriaal; bewijswaardering
Risicofee van € 25.000
Slotsom; vordering tot terugbetaling en proceskosten
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van rechtbank Amsterdam van 18 maart 2015 met aanvulling van gronden;
- veroordeelt Edrie c.s. tot terugbetaling aan ABN AMRO van € 374.808,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 12 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;