In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding van de betrokkene, die in een eerdere beschikking door de rechtbank Den Haag was veroordeeld tot een schadevergoeding van € 500,-. De betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J. Batelaan, had in hoger beroep een schadevergoeding van € 12.525,- gevorderd, gebaseerd op de spanning en onzekerheid die hij had ervaren door de gedwongen medicatietoediening. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet kon worden tegengeworpen dat hij geen klacht had ingediend, gezien zijn psychische gesteldheid. Het hof stelde vast dat de wet niet in acht was genomen door de rechtbank, wat leidde tot de toekenning van een billijke schadevergoeding van € 1.670,- voor de periode waarin de betrokkene in onzekerheid verkeerde over zijn wilsbekwaamheid en de medicatietoediening. De rechtbank had eerder geen rekening gehouden met de psychische kwetsbaarheid van de betrokkene, wat het hof nu wel deed. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.