ECLI:NL:GHDHA:2024:112

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
200.306.178/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv betreffende bewijsstukken en gegevens in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J. Bodewes, heeft in het incident verzocht om toegang tot bepaalde stukken en gegevens die volgens hem relevant zijn voor de hoofdzaak. De geïntimeerden, Unirice B.V. en Unirice Group B.V., vertegenwoordigd door mr. K. Hellinga - Van Dijk, en TRC Unirice Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. T.L.C.W. Noordoven, hebben echter aangevoerd dat zij niet meer beschikken over de gevraagde boekhoudkundige stukken, zowel fysiek als digitaal.

Het hof heeft in een tussenarrest van 25 april 2023 de incidentele vorderingen tegen TRC Nederland afgewezen en Unirice en Unirice Group de gelegenheid gegeven om hun verweer nader te onderbouwen. Na indiening van de benodigde stukken door Unirice en Unirice Group, heeft het hof geoordeeld dat zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet meer over de gevraagde stukken beschikken. De appellant heeft deze stelling in zijn reactie niet langer gemotiveerd weersproken.

Op basis van deze bevindingen heeft het hof besloten de incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group af te wijzen. Het hof kan immers niet veroordelen tot het onmogelijke. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verder procederen in de hoofdzaak, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt, inclusief die over de proceskosten van het incident.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.306.178/01
Zaaknummer rechtbank : 8633878 CV EXPL 20-23271
arrest in het incident ex art. 843a Rv van 6 februari 2024
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak, tevens eiser in het incident ex art. 843a Rv,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. B.J. Bodewes te Assen,
tegen

1.Unirice B.V.,gevestigd te Capelle aan den IJssel,

2.
Unirice Group B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden sub 1 en 2 in de hoofdzaak, tevens verweersters in het incident ex
art. 843a Rv,
hierna te noemen: Unirice en Unirice Group,
advocaat: mr. K. Hellinga - Van Dijk te Zwijndrecht,
en

3.TRC Unirice Nederland B.V.,gevestigd te Rotterdam,geïntimeerde sub 3 in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident ex art. 843a Rv,

hierna te noemen: TRC Nederland,
advocaat: mr. T.L.C.W. Noordoven te Haarlem.
Verdere beoordeling van het incident
Bij tussenarrest van 25 april 2023 heeft het hof de incidentele vorderingen ex
art. 843a Rv tegen TRC Nederland afgewezen. Unirice en Unirice Group zijn in de gelegenheid gesteld hun verweer dat zij niet meer beschikken over de gevraagde boekhoudkundige stukken, ook niet digitaal en ook niet via hun (toenmalige) accountant of administrateur, nader bij akte te onderbouwen.
Unirice en Unirice Group hebben dit bij akte (met producties) gedaan. [appellant] heeft daar bij akte op gereageerd.
Unirice en Unirice Group hebben naar het oordeel van het hof aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit moment niet meer over de bedoelde stukken (al dan niet digitaal) beschikken of kunnen beschikken. Dit is door [appellant] in zijn reactie ook niet (langer) gemotiveerd weersproken.
Bij deze stand van zaken dienen ook de incidentele vorderingen ex art. 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group te worden afgewezen. Het hof kan immers niet veroordelen tot het onmogelijke.
5. Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor verder procederen in de hoofdzaak, een en ander zoals hierna bepaald.
6. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, ook die over de proceskosten van dit incident.
Beslissing
Het hof:
  • wijst de incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv tegen Unirice en Unirice Group af;
  • verwijst de zaak naar de rol over zes weken voor het nemen van een memorie van antwoord aan de zijde van Unirice, Unirice Group en TRC Nederland;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, J.M.T. van der Hoeven - Oud en
M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.