Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Unirice B.V.,gevestigd te Capelle aan den IJssel,
Unirice Group B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden sub 1 en 2 in de hoofdzaak, tevens verweersters in het incident ex
art. 843a Rv,
3.TRC Unirice Nederland B.V.,gevestigd te Rotterdam,geïntimeerde sub 3 in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident ex art. 843a Rv,
31 augustus 2018 bedrijfsactiviteiten heeft verricht, dat [appellant] in die periode door haar was aangemeld bij het Pensioenfonds en dat Unirice Group in dat kader voor [appellant] pensioenpremies heeft afgedragen. Dit punt is voor de beoordeling verder overigens niet van belang omdat een vordering op grond van art. 843a Rv ook jegens een derde met wie geen rechtsbetrekking bestaat of heeft bestaan kan worden ingesteld. [1]
- wijst de incidentele vorderingen ex artikel 843a Rv tegen TRC Nederland af;
- stelt Unirice en Unirice Group in de gelegenheid hun verweer dat zij niet meer beschikken over de gevraagde boekhoudkundige stukken, ook niet digitaal en ook niet via hun (toenmalige) accountant of administrateur, nader bij akte te onderbouwen;
- verwijst de zaak naar de rol over twee weken voor het nemen van deze akte;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.