Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Mr. Richard Le Grand q.q., als curator in het faillissement van
Eendracht Gerechtsdeurwaarders & Credit Management B.V.,
Rexwinkel B.V., als rechtsopvolgster van
Deurwaarderskantoor […] en Partners B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaardingen van 9 mei 2022, waarmee de curator en VDBP ieder afzonderlijk in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2022;
- de memorie van grieven van de curator en VDBP;
- de akte schorsing van het geding ex artikel 225 lid 1 Rv van VDBP van 11 oktober 2022, met bijlage;
- de antwoordakte tevens houdende schorsingsverzoek ex art. 28 Fw van het CJIB;
- de akte schorsing van het geding ex artikel 225 lid 1 Rv van VDBP van 22 november 2022, met bijlage;
- de antwoordakte van het CJIB;
- de akte tot hervatting geding na schorsing op grond van art. 227 lid 1 sub b Rv van Rexwinkel;
- de memorie van antwoord van het CJIB;
- de akte houdende overlegging nadere productie die de curator en Rexwinkel voorafgaand aan de hierna te noemen mondelinge behandeling in het geding hebben gebracht.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inzet van het geding
eerstegrief heeft betrekking op de wijze waarop de rechtbank de feiten heeft vastgesteld. Het hof heeft met deze bezwaren rekening gehouden bij de weergave van de feitelijke achtergrond van het geschil in paragraaf 3 van dit arrest. De
derdegrief ziet op de proceskostenveroordeling.
tweedegrief betreft de kern van hetgeen partijen in dit geding verdeeld houdt, te weten de vraag wie de rechthebbende is op het bedrag van € 418.750,64 op de kwaliteitsrekening van Eendracht. Volgens het CJIB is hij de rechthebbende, maar volgens de curator en Rexwinkel is VDBP de rechthebbende daarop.
ten behoeve vanderden onder zich neemt. Op grond van artikel 19, lid 1, tweede volzin, GDW moeten gelden die aan de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig
ten behoeve vanderden worden toevertrouwd, op die kwaliteitsrekening worden gestort.
nietin het vermogen van de gerechtsdeurwaarder vallen, maar in een
wettelijk afgescheiden vermogen [2] .
rechthebbende. In dat artikellid is tot uitdrukking gebracht dat de deurwaarder extern volledig bevoegd is ter zake van het beheer en de beschikking over de kwaliteitsrekening. Daaraan doet niet af dat de vordering uit de rekening aan de rechthebbenden ten behoeve van wie zij strekt
‘toebehoort’ [3] . Dit laatste brengt bijvoorbeeld mee dat de deurwaarder deze vordering niet zal kunnen cederen of verpanden of met een privéschuld aan de bank kan verrekenen. Een opdracht tot overmaking van een bedrag van de kwaliteitsrekening naar de privérekening van de deurwaarder kan daarom op grond van artikel 19, lid 6, GDW worden vernietigd, zodat het geld, voor zover nog aanwezig op de rekening waarheen het overgemaakt werd, terugvalt op de rekening waar het thuishoort [4] .
toebehoortaan de gezamenlijk rechthebbenden en dat het aandeel van iedere rechthebbende wordt berekend naar evenredigheid van het bedrag dat
te zijnen behoeveop de kwaliteitsrekening is gestort. Een rechthebbende heeft voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de kwaliteitsrekening (art. 19, lid 4, eerste volzin, GDW).
ten behoeve vanwie geldbedragen op die rekening zijn gestort, onder de voorwaarden die in hun onderlinge verhouding nader gelden [5] .
ten behoeve vanhet CJIB heeft geïncasseerd, bij schuldenaren van alleen het CJIB, welke schuldenaren alleen wat betreft hun schuld aan het CJIB bevrijdend aan die deurwaarder konden betalen. Anders dan de curator en Rexwinkel aanvoeren, volgt uit de hiervoor beschreven beschermingsdoelstelling van artikel 19 GDW dat degene “
ten behoeve van” wie op de bijzondere rekening is gestort in de zin van die bepaling niet (noodzakelijkerwijs) de rechtstreekse opdrachtgever is van de incasserende deurwaarder, maar de oorspronkelijke schuldeiser van de te incasseren vordering. Het is ook deze schuldeiser die de deurwaarder op zijn exploten vermeldt als degene ten behoeve van wie op de kwaliteitsrekening moet worden betaald. Een andere uitleg zou leiden tot het ongerijmde gevolg dat die schuldeiser achter het net zou vissen wanneer de deurwaarder aan wie hij zijn incasso-opdracht heeft gegeven, die opdracht op zijn beurt aan een collega doorgeeft. Dat Eendracht ingevolge de Samenwerkingsovereenkomst de feitelijke incassowerkzaamheden heeft verricht in opdracht van VDBP maakt daarom niet dat VDBP dan ook een vorderingsrecht heeft jegens Eendracht om zonder instemming van het CJIB, ten laste van de kwaliteitsrekening betalingen te (laten) doen naar haar eigen privérekening, en al helemaal niet als op voorhand vaststaat dat die betalingen ten gevolge van het faillissement van VDBP niet terecht gaan komen bij het CJIB voor wie zij, zoals tussen partijen vaststaat, zijn bestemd.
afgescheidenvermogen, dat wat betreft het voor het CJIB geïncasseerde bedrag van € 418.750,64 uitsluitend aan het CJIB ‘toebehoort’. Reeds om die reden strandt het beroep van de curator en Rexwinkel op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2003 [6] . In die zaak ging het namelijk om gelden die nu juist
nietop een kwaliteitsrekening waren gestort. Niet valt in te zien dat en hoe het aan het CJIB toebehorende saldo op de kwaliteitsrekening van Eendracht zonder daarvoor bestaande titel, die de curator en VDBP tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd niet hebben kunnen geven, op enig moment aan VDBP is gaan ‘toebehoren’, of VDBP bij de gemaakte incassoafspraken nu heeft gehandeld als middellijk vertegenwoordiger voor het CJIB of niet. Het door de curator en Rexwinkel gehuldigde, andersluidende standpunt vindt geen steun in het recht.
.
7.Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2022;
- veroordeelt de curator en Rexwinkel in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van het CJIB begroot op € 19.082,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als de curator en Rexwinkel dit bedrag niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
- bepaalt dat als de curator en Rexwinkel niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, de curator en Rexwinkel de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als de curator en Rexwinkel deze niet binnen veertien dagen na betekening hebben voldaan;
- verklaart dit arrest wat betreft voornoemde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.