3.5heeft daartegen aangevoerd dat [appellant] Makelaardij nog altijd geen antwoord heeft gegeven op de door het hof gestelde vragen en geen inzicht biedt hoe de gevolgen van het nalaten door [appellant] Makelaardij kunnen worden hersteld. Uit de overgelegde stukken blijft niet dat het met terugwerkende kracht onderbrengen van een pensioenovereenkomst niet mogelijk zou zijn. Verder is ten aanzien van de overgelegde stukken geen hoor en wederhoor toegepast. Aan de conclusie van [appellant] Makelaardij kan niet de waarde gehecht worden die [appellant] daaraan gehecht wenst te zien. De verwijten dat [verweerder] onvoldoende heeft meegewerkt zijn misplaatst. De inhoud van de akte van [appellant] Makelaardij is in dit stadium van de procedure als tardief aan te merken en van [verweerder] kan niet worden verlangd inhoudelijk in te gaan op de bevindingen van de actuaris, ook niet omdat dit aanvullend onderzoek mee zou brengen en extra kosten. [appellant] Makelaardij is niet van plan om daadwerkelijk moeite te doen de pensioenschade van [verweerder] te herstellen en daarom is een dwangsom aangewezen. Er is bij [verweerder] geen aanleiding aan te nemen dat zijn pensioenpolis niet kan worden hersteld of geactiveerd.
4. Het hof is van oordeel dat grief 4 in incidenteel hoger beroep – de grief die ziet op het opleggen van een dwangsom – niet kan slagen. Het is op grond van de door [appellant] Makelaardij overgelegde stukken (zoals hiervoor genoemd) minst genomen niet buiten twijfel dat [appellant] Makelaardij kan voldoen aan de veroordeling tot het onderbrengen van de pensioenvoorziening bij een pensioenuitvoerder zoals weergegeven onder het tweede aandachtstreepje van het dictum van het vonnis in conventie. [verweerder] heeft tegenover het verweer van [appellant] Makelaardij onvoldoende ingebracht om daarover anders te oordelen. Daardoor bestaat er (a fortiori) onvoldoende grond voor het hof om op de voet van art. 611a Rv aan de door de kantonrechter uitgesproken veroordeling alsnog een dwangsom te verbinden.
5. [verweerder] heeft in zijn antwoordakte uitlating van 20 juni 2023 gevraagd om herstel van het tussenarrest van 24 januari 2023 in die zin dat de bonus moet worden berekend vanaf 1 januari 2012 in plaats vanaf 1 januari 2013. Het verzoek tot herstel wordt afgewezen. Er is geen sprake van een (kennelijke) fout nu niet in geschil is dat [appellant] Makelaardij de bonus over 2012 van € 9.384,- al heeft betaald. Het hof zal, zoals overwogen onder 6.14 van het tussenarrest van 24 januari 2023, de meer subsidiair gevorderde bonus toewijzen (namelijk een door het hof in goede justitie te bepalen bonus). Het betreft een bedrag van € 19.550,- bruto, dat het hof heeft berekend over de periode vanaf 1 januari 2013 tot 26 januari 2015.
6. De proceskostenveroordeling van de kantonrechter blijft bij deze uitkomst in stand. [appellant] Makelaardij is terecht door de kantonrechter als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.
7. Ook in principaal hoger beroep is [appellant] Makelaardij de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij en wordt zij daarom veroordeeld in de kosten in principaal hoger beroep.
8. In het incidenteel hoger beroep slaagt alleen de incidentele grief 2 gedeeltelijk. Het hof ziet hierin aanleiding om de proceskosten in incidenteel hoger beroep te compenseren in die zin dat partijen ieder de eigen kosten in incidenteel hoger beroep dragen.
9. Het hof zal het vonnis voor zover gewezen in conventie gedeeltelijk vernietigen, in zoverre opnieuw rechtdoen en voor het overige bekrachtigen. Wat de in hoger beroep in stand gebleven verklaring voor recht betreft, verwijst het hof voor zover nodig naar rechtsoverweging 6.9 van het tussenarrest van 24 januari 2023.
In principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter Leiden van 4 november 2020 voor zover in conventie gewezen, maar uitsluitend voor zover daarbij de vordering van [verweerder] ter zake van bonusuitkering is afgewezen en voor zover daarbij voor recht is verklaard dat eventuele nadelige fiscale gevolgen voor rekening van [appellant] Makelaardij komen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] Makelaardij tot betaling van een bonusuitkering van € 19.550,- bruto, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 3 januari 2017 tot de dag van voldoening en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af de vordering tot verklaring voor recht dat eventuele nadelige fiscale gevolgen voor rekening van [appellant] Makelaardij komen;
- bekrachtigt het vonnis voor zover in conventie gewezen voor het overige;
- veroordeelt [appellant] Makelaardij in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] bepaald op € 338,- aan griffierecht, € 6.284,- aan salaris voor de advocaat (4 punten, tarief III) en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als [appellant] Makelaardij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] Makelaardij de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] Makelaardij deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- compenseert de kosten van het incidenteel hoger beroep, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.D. Ruizeveld, R.J.F. Thiessen en L.G. Verburg en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.