Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 9188431 RL EXPL 21-7305
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 4 januari 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2021;
- het arrest van dit hof van 22 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
- het namens [appellant] ingediende H16-formulier van 9 maart 2022 met producties;
- de brief van mr. S.A.P. van den Berg (als toenmalig advocaat van [appellant]) van 7 april 2022, met producties 1-4;
- de brief van mr. Çiçek van 8 april 2022, met producties 1-3 (productie 1 is een video-opname van de woning);
- de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [verweerder] en [verweerder 3], met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- € 7.500,- excl. btw renovatie woning;
- € 9.310,- incl. btw herstel vloer;
- € 13.500,- huurachterstand vanaf juni 2020 (9 maanden x € 1.500,-).
5.Vordering in hoger beroep
- € 9.000,- aan huurachterstand, te vermeerderen met wettelijke rente;
- € 8.212,50 aan verbeurde boetes;
- € 20.000,- aan “schade aan verkoopopbrengst door zaaksbeschadiging”, te vermeerderen met wettelijke rente.
6.Beoordeling in hoger beroep
Positie [verweerder 3]
(Asbeek Brusse)en HvJ 10 september 2020, ECLI:EU:C:2020:687). Het hof stelt het volgende voorop. Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Bij de (ambtshalve) toetsing of het boetebeding eerlijk is, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking te worden genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft. Dit betekent dat niet relevant is hoe het onderzochte beding in het gegeven geval uitpakt, maar slechts hoe dat beding in theorie, bezien per datum totstandkoming van de overeenkomst, zou hebben kunnen uitpakken. Bovendien moet worden beoordeeld of het cumulatieve effect van alle desbetreffende bedingen van de betrokken overeenkomst als oneerlijk is te beschouwen, ongeacht of de schuldeiser daadwerkelijk de volledige nakoming van al die bedingen nastreeft (HvJ 21 april 2016, ECLI:EU:C:2016:283 (
Radlinger); HR 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2275
(Lewis/Smit).