ECLI:NL:GHDHA:2023:95
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en spijtoptantenregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank had eerder, op 21 december 2022, het verzoek van de appellant om de schuldsaneringsregeling per direct te beëindigen afgewezen. De appellant had de schuldsaneringsregeling op 10 mei 2022 aangevraagd, maar verzocht op 18 oktober 2022 om beëindiging. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de appellant, de reactie van de bewindvoerder en de openbare verslagen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2023 was de appellant niet aanwezig, maar zijn advocaat en de bewindvoerders waren wel aanwezig.
De rechtbank had geoordeeld dat de appellant aan zijn verplichtingen voldeed en dat beëindiging van de regeling niet in zijn belang zou zijn, omdat hij dan weer door zijn schuldeisers aangesproken zou kunnen worden. De appellant had echter herhaaldelijk aangegeven gebruik te willen maken van de spijtoptantenregeling van artikel 350 lid 3 sub g van de Faillissementswet (Fw). Het hof oordeelde dat de appellant door zijn gedragingen, waaronder het aangaan van nieuwe schulden, de uitvoering van de schuldsaneringsregeling in gevaar had gebracht. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling beëindigd, met de opmerking dat de zaak terugverwezen wordt naar de rechtbank voor verdere afdoening.
Het hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot ontslag van de beschermingsbewindvoerder, omdat dit verzoek bij de kantonrechter thuishoort. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om goed geïnformeerd te zijn over hun verplichtingen en de gevolgen van hun keuzes binnen de schuldsaneringsregeling.