ECLI:NL:GHDHA:2023:901

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
2200165121
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en poging tot diefstal met braak in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident op 5 april 2020 in Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling en poging tot diefstal met braak. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident, waarbij de aangever opzettelijk in de benen werd geschoten. De verdachte had samen met medeverdachten een plan gemaakt om de aangever te verwonden, wat resulteerde in een schotwond in beide benen. Het hof concludeerde dat er geen opzet op de dood was, maar wel opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. Daarnaast werd de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen, en werd de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van het schietincident en de impact op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001651-21
Parketnummer: 09-767115-20 en 09-765034-21 (gev.)
Datum uitspraak: 12 mei 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[medeverdachte 2],
geboren te Oud-Beijerland op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres medeverdachte 2].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder dagvaarding met parketnummer 09-765034-21 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder dagvaarding met parketnummer 09-767115-20 primair tenlastegelegde en het onder dagvaarding met parketnummer 09-765034-21 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de in beslag genomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
onder parketnummer 09-767115-20:
primair
hij op of omstreeks 5 april 2020 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [aangever] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen richting en/of op het lichaam van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2020 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden heeft toegebracht (tengevolge waarvan een kogel in het lichaam van die [aangever] is achtergebleven) door met een (vuur)wapen meermalen, althans eenmaal, op het lichaam van die [aangever] te schieten;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2020 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen op het lichaam van die [aangever] heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
onder parketnummer 09-765034-21:
primair
hij op of omstreeks 9 juni 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een garagebox, gelegen aan de [locatie garagebox] heeft weggenomen zeven, althans een of meer autostuur/sturen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stuur/sturen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een slot van (een) deur van die garagebox(en) te forceren en/of te verbreken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2020 te Rotterdam in/uit een garagebox, gelegen aan de [locatie garagebox] tezamen en in vereniging met een of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking een slot van (een) deur van die garagebox heeft verbroken, althans geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder parketnummer 09-767115-20 primair en onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat tevens een bevel tot gevangenneming ingaande op de dag van uitspraak wordt gegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverwegingen

Parketnummer 09-767115-20 (schietincident)

Standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem onder parketnummer 09-767115-20 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat – hoewel de verdachte op 4 april 2020, een dag vóór het schietincident, een motor heeft gehuurd bij [motorverhuur] (hierna: ‘[motorverhuur]’) en deze op 6 april 2020 weer heeft ingeleverd - niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het schietincident op 5 april 2020 en de voorbereiding daarvan in de dagen vóór 5 april. Volgens de verdediging wordt de betrokkenheid van de verdachte bij (de voorbereiding van) het schietincident mede weerlegd door de rapportage van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: ‘NFO’).
Los van de vraag of sprake is van enige betrokkenheid van de verdachte, heeft de verdediging betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 09-767115-20 primair tenlastegelegde (poging moord/doodslag), nu niet wordt voldaan aan het vereiste van voorbedachten rade, noch van opzet op de dood – ook niet in voorwaardelijke zin - en dat de gestelde gedragingen om dezelfde redenen evenmin kunnen worden gekwalificeerd als poging moord dan wel doodslag.
Ten aanzien van het onder parketnummer 09-767115-20 subsidiair tenlastegelegde (opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) heeft de verdediging bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu het letsel van de aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair tenlastegelegde (poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte rade) heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde, noch dat zijn rol kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
Oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 5 april 2020, omstreeks 17:25 uur, kreeg de politie een melding van een schietincident dat kort daarvoor had plaatsgevonden op de parkeerplaats aan het [locatie schietincident] in Den Haag. Ter plaatse troffen agenten [aangever] (hierna: ‘de aangever’ of ‘het slachtoffer’) aan. De aangever lag op zijn buik in de bosjes en was aanspreekbaar. Door de verbalisanten werd gezien dat een omstander handdoeken op de benen van de liggende man hield. Een van de verbalisanten zag dat er in beide benen van de aangever ten minste één wond zat.
Uit een informatiebrief van het HMC (
het hof begrijpt: Haaglanden Medisch Centrum) aan het Westeinde (
het hof begrijpt: te Den Haag) blijkt dat de aangever een schotverwonding had in het rechteronderbeen en linkerbovenbeen en dat de kogel van het linkerbovenbeen is beland rechts in het kleine bekken net boven het rectum. Er was voorts sprake van een kleine fractuur in het tibiaplateau (bovenkant van het scheenbeen) en in de fibula (het kuitbeen) rechts.
Meerdere getuigen hebben verklaard dat de daders hebben gereden op een rode of oranje motor. De bijrijder van de motor was kleiner van stuk dan de bestuurder, hetgeen ook is waar te nemen op het filmpje dat een van de omwonenden van het schietincident heeft gemaakt. Beiden waren donker/zwart gekleed en droegen een zwarte helm. Een getuige en de aangever hebben gezien dat er – ondanks dat het wapen ook een aantal keren weigerde, hetgeen wordt ondersteund door de door de verbalisanten aangetroffen patronen - door een van de twee mannen op de benen van de aangever is geschoten. Dit gebeurde vanaf een afstand van ongeveer twee meter. Op een van de gevonden patronen is het DNA van de medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
Uit de verklaringen en de aangifte blijkt dat de aangever - na de eerste keer beschoten te zijn geweest -, richting de bestuurder van de motor rende en door de bestuurder werd geduwd. De aangever rende vervolgens richting de bosjes en is in de bosjes gestruikeld. De bestuurder van de motor en de bijrijder liepen daarop richting de bosjes. Toen de bijrijder op ongeveer 1,5 tot 2 meter afstand van de aangever stond, schoot de bijrijder nogmaals op de benen van de aangever die op de grond lag.
De aangever heeft verklaard dat hij tijdens het vluchten voor de schutter, de bestuurder van de motor naar de schutter hoorde roepen dat hij moest “schieten, schieten, schieten”. De aangever had het idee dat de schutter op zijn, aangevers, benen richtte.
Na het tweede schot zijn de bestuurder en de bijrijder op de motor gestapt en weggereden. Door een van de getuigen is – zoals reeds vermeld - een filmopname van het schietincident gemaakt; dat is in het dossier gevoegd.
Op die filmopname is te zien dat de bijrijder het (tweede) schot in de bosjes lost, dat de bijrijder korter is dan de bestuurder en dat de bijrijder een zwarte helm met daarop een wit vlak draagt.
Rond 17:30 uur is door een andere getuige waargenomen dat twee mannen naast een rood met witte motor stonden en dat de bestuurder van de motor een motorjas in de sloot gooide. Ook de bijrijder gooide een motorjas in de sloot. Vervolgens haalde de bijrijder een voorwerp uit een donkerkleurige schoudertas en gooide hij de tas eveneens in het water. Nadat de bijrijder achterop de motor was gestapt, reden zij weg.
Na de melding dat twee mannen motorjassen in een sloot hadden gegooid, is de politie ter plaatse gegaan en heeft twee zwartgrijze motorjassen en een donkerkleurig geruit tasje uit de sloot gehaald. In de jas met een lichtere grijstint werd in de rechterzak een witte latex handschoen aangetroffen. In de jas met de donkere grijstint werd een witte tag aangetroffen met de tekst “merk KTM, model 790 advent., kleur oranje, kenteken [kenteken motor]”. Daarbij werd een sleutelhanger aangetroffen met de tekst “[motorverhuur]”.
De motorjassen van de daders op eerder genoemde filmopname van het schietincident zijn vergeleken met de in de sloot aangetroffen motorjassen. Geconcludeerd is dat de in de sloot aangetroffen jassen grote gelijkenissen vertonen met de jassen die werden gedragen door de daders van het schietincident.
Ook de in de motorjas aangetroffen sleutelhanger en de tag zijn door de politie nagetrokken. Na onderzoek naar het kenteken dat op de tag stond vermeld, bleek het te gaan om een motor van het bedrijf [motorverhuur]. De eigenaar van [motorverhuur] heeft tegenover de politie verklaard dat de motor voorzien van kenteken [kenteken motor] op 4 april 2020 werd verhuurd aan de verdachte. Tevens werden door de verdachte twee paar motorlaarzen en twee helmen gehuurd.
Uit camerabeelden blijkt dat een motor, gelijkend op de motor die door de verdachte gehuurd was, op 4 april 2020 vanuit de richting van [motorverhuur] om 16:49 uur wegreed en werd gevolgd door een BMW met het kenteken [kenteken BMW 1], die op naam staat van de medeverdachte [medeverdachte 3].
Op camerabeelden is te zien dat op 6 april 2020 de motor met daarop de verdachte richting [motorverhuur] reed en wederom werd gevolgd door de BMW met kenteken [kenteken BMW 1].
De bestuurder van de BMW werd door het observatieteam herkend als de medeverdachte [medeverdachte 3]. Na het inleveren van de motor, de motorlaarzen en de helmen door de verdachte bij [motorverhuur], stapte de verdachte achter in bij de bestuurder van voormelde BMW. De verdachte werd vervolgens thuis afgezet door de medeverdachte [medeverdachte 3].
Het viel getuige [motorverhuur] op dat hij bij het inleveren van de motor en de motorkleding een kale sleutel ontving zonder label, terwijl bij het uitgeven van de sleutel hier wel een label aan bevestigd was waarop het kenteken van de motor vermeld stond. De ingeleverde helmen zijn door de politie opgehaald en later door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: ‘NFI’) onderzocht. Ook de uit de sloot gehaalde motorjassen zijn door het NFI onderzocht.
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat op de kraag en het linker manchet van de motorjas van het merk Macna – blijkens de camerabeelden gedragen door de bijrijder – het DNA van de medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen. Op de kraag van de motorjas van het merk Advanced Experience – blijkens de camerabeelden gedragen door de bestuurder – is het DNA van de verdachte aangetroffen. Op een van de helmen is eveneens het DNA van de verdachte aangetroffen. Dit betreft de geheel zwarte helm (zonder wit vlak).
Uit ANPR-registraties blijkt dat de auto met kenteken [kenteken BMW 1] van de medeverdachte [medeverdachte 3] en de huurauto met kenteken [kenteken BMW 2] in gebruik bij de verdachte, zich in de dagen voorafgaand aan het schietincident in de omgeving van het plaats delict hebben bevonden.
Uit onderzoek aan de, aan de aangever toebehorende, Audi A3 met kenteken [kenteken Audi], bleek dat onder dit voertuig een GPS-tracker was aangebracht. Op deze tracker is het DNA van de medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
In de GPS-tracker zat een simkaart met het IMSI-nummer [IMSI-nummer 1]. Deze tracker registreerde op 19 december 2019 een zendmast die bereik had bij het woonadres van de medeverdachte [medeverdachte 3]. Op diezelfde datum is de simkaart in een Nokia 105 SS gestopt om het bel(data)tegoed op te waarderen, waarna deze is teruggeplaatst in de tracker en wederom dezelfde zendmast registreerde. In voormelde Nokia heeft vanaf 14 februari 2020 de simkaart gezeten behorende bij het telefoonnummer [telefoonnummer 1], welk nummer in het verleden door de medeverdachte [medeverdachte 3] aan de politie als zijn telefoonnummer is opgegeven en dat tevens door de medeverdachte [medeverdachte 3] in een gesprek met ParkMobile werd genoemd als een telefoonnummer bij hem in gebruik.
Kort na aanvang van het reguliere politieonderzoek is uit een nog lopend onderzoek gebleken dat de gebruikers van de telefoons met de IMEI-nummers [IMEI-nummer 1], [IMEI-nummer 2] en [IMEI-nummer 3] betrokken zijn geweest bij het schietincident op 5 april 2020 aan het [locatie schietincident] te Den Haag. Uit de telecomgegevens is gebleken dat de IMEI-nummers drie PGP-telefoons betroffen van het merk/type BQ Aquaris.
De gebruiker van de PGP-telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] maakte gebruik van het EncroChat-account ‘Superknock_out’. Op 7 april 2020 heeft het laatste contact plaatsgevonden tussen het EncroChat-account Thermalcanary en Superknock_out. Superknock_out stuurde toen om 20:57 uur het bericht dat hij deze “tellie” weg doet. Na het beëindigen van het gebruik van voormelde PGP-telefoon op 7 april 2020 is op dezelfde dag om 15:37 uur een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] en in gebruik bij ‘Morosemaster’ actief geworden. Dit IMEI-nummer maakte in de ochtenduren het meest gebruik van de zendmast aan het Boerhaaveplein te Bergen op Zoom. Dit komt overeen met de analyse van het IMEI-nummer behorende bij het toestel van Superknock_out.
Het PGP-toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] werd gebruikt door een onbekend gebleven man die gebruik maakte van het EncroChat-account ‘Thermalcanary’. Uit onderzoek is gebleken dat Thermalcanary via EncroChat-gesprekken contact heeft met Superknock_out (en aansluitend met Morosemaster).
Superknock_out heeft via chatgesprekken ook contact met een persoon die gebruik maakt van een PGP-toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] met het EncroChat-account met de naam ‘Lucidpark’.
Uit de chatgesprekken kan worden opgemaakt dat Thermalcanary Superknock_out heeft benaderd met het verzoek een paar gasten een lesje te leren (deze zouden een baken/tracker hebben geplaatst onder een auto waarin een (verstop)ruimte was ingebouwd door ‘een wagenbouwer’) en dat Superknock_out hierop is ingegaan door mensen te regelen die dat voor hen konden uitvoeren. Een van de beoogde slachtoffers zou wonen op het adres [adres aangever] te Den Haag, het adres van de aangever. De uitvoerders zouden professioneel zijn en een tracker hebben geplaatst onder de Audi (onder de Audi A3 van de aangever is een GPS-tracker aangetroffen). Superknock_out en Thermalcanary spraken af dat het goed zou zijn als de betrokkene in zijn onderknie zou worden geschoten en niet ergens anders. De uitvoerders zouden met twee auto’s en een motor zijn. Na een aantal dagen van observatie meldde een van de uitvoerders, Lucidpark, op 5 april 2020 tussen 17:59 uur en 18:15 uur en dus kort na het moment waarop het schietincident plaatsvond, aan Superknock_out dat het “gedaan” is, “voor z’n deur” en dat dit gebeurde “in de parkeerterein” bij “[locatie schietincident]”. Superknock_out stuurde dit gesprek tussen hem en Lucidpark, dat plaatsvond circa 30 tot 45 minuten nadat de melding over het schietincident omstreeks 17:25 uur bij de politie was binnengekomen, door aan Thermalcanary. Uit dat gesprek blijkt dat Lucidpark de uitvoerder was van eerder genoemd schietincident. Superknock_out en Thermalcanary bespraken vervolgens over de chat dat de uitvoerders hun “tels” (
het hof begrijpt: telefoons) en “encro” moeten vernietigen. Tevens bespraken zij dat de uitvoerders 10.000 euro als vergoeding moesten krijgen plus een extra vergoeding zodat zij nieuwe telefoons konden kopen. Thermalcanary meldde Superknock_out dat hij ze daarom 13.500 zou geven.
Betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachten
EncroChat-accounts
Superknock_out/Morosemaster
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de EncroChat-accounts met de namen Superknock_out en later Morosemaster.
Het hof overweegt daartoe dat uit het procesdossier blijkt dat de gebruiker van het EncroChat-account Superknock_out op 7 april 2020 gebruik is gaan maken van het account Morosemaster. Op 7 april 2020 laat Superknock_out om 13:33 uur aan de gebruiker van het account Thermalcanary weten dat hij een “tellie” (
het hof begrijpt: (PGP-)telefoon) heeft opgehaald. In de chatberichten van Morosemaster is te zien dat het eerste contact tussen hem en Thermalcanary plaatsvond op diezelfde datum om 13:54 uur. Thermalcanary stuurt dan: “Yoooo”. Het laatste bericht van Superknock_out is op 7 april 2020 om 20:57 uur. Hij laat dan weten dat hij “deze tellie” weg doet, waarna het toestel uit de lucht is. De inhoud van de gesprekken gaat naadloos in elkaar over.
In een van de gesprekken tussen Thermalcanary en Morosemaster schrijft Morosemaster op 11 juni 2020 dat er een auto op zijn naam stond en dat ene Primo de groene kaart van de Mazda in zijn zak had. Dit schrijft Morosemaster ook in chats met iemand die gebruik maakt van de EncroChat-naam ‘Tirelessbeast’. Op de naam van de medeverdachte [medeverdachte 1] staat een Mazda CX5, kenteken [kenteken Mazda], geregistreerd. Een kentekenbewijs van deze Mazda met voormeld kenteken en op naam van [medeverdachte 1] is op 11 juni 2020 aangetroffen bij een doorzoeking bij iemand met de bijnaam Primo.
Voorts schrijft Morosemaster op 14 april 2020 aan Thermalcanary dat zijn zus is bevallen. Uit een BRP-check blijkt dat de zus van de medeverdachte [medeverdachte 1] op 14 april 2020 is bevallen.
Uit de gesprekken blijkt tevens dat Morosemaster kickbokstraining volgt. Uit het verhoor bij de politie van de medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij een fanatieke kickbokser is en een verdere carrière als professioneel kickbokser najaagt. Uit openbare bronnen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte 1] daarbij gebruik maakt van de naam ‘[bijnaam medeverdachte 1]’. Onderzoek heeft laten zien dat de telefoon van Morosemaster in contactenlijsten voorkomt onder - onder andere - de naam ‘[bijnaam 2 medeverdachte 1]’.
Tot slot blijkt uit de politiesystemen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op 11 mei 2020 door de politie is benaderd, omdat een melding was binnengekomen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] moest vrezen voor zijn leven. De politie is hiertoe bij zijn woning geweest en heeft met hem gesproken. Op 7 juni 2020 schrijft Morosemaster “...toen die wout aan mijn deur kwam ... we kwamen chekken of het in orde is met je...”.
Lucidpark
Op 1 april 2020 huurt de verdachte een BMW, met kenteken [kenteken BMW 2]. Op basis van het dossier komt de verdachte in die periode (april 2020) als enige gebruiker van deze BMW naar voren. Gedurende de avond van 4 april 2020 beweegt de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van de verdachte mee met de BMW.
Uit de EncroChat-berichten tussen Lucidpark en Superknock_out (de medeverdachte [medeverdachte 1]) blijkt dat zij met elkaar afspreken om elkaar te ontmoeten, eerst in Bergen op Zoom en vervolgens in Roosendaal.
Om 23:05 uur rijdt de door de verdachte gehuurde BMW op de A16, ter hoogte van de Brienenoordbrug, richting Bergen op Zoom. De medeverdachte [medeverdachte 1] vraagt via een EncroChat-bericht aan Lucidpark hoe lang het nog duurt. Lucidpark reageert daarop door om 23:16 uur te schrijven dat hij op dat moment de Moerdijkbrug over gaat. Op hetzelfde tijdstip, 23:16 uur, rijdt de door de verdachte gehuurde BMW op de A16, ter hoogte van de Moerdijkbrug.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account met de naam Lucidpark.
Uitlenen motor
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte de motor op de pleegdatum, 5 april 2020, had uitgeleend aan een persoon, waarvan hij de naam niet wil noemen, die hij de sleutel van zijn kelderbox met daarin de motor en motorkleding had gegeven.
Dat de verdachte de motor heeft uitgeleend acht het hof niet aannemelijk geworden en is bovendien niet nader onderbouwd. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring afgelegd met betrekking tot de vraag of, aan wie en wanneer hij de motor precies zou hebben uitgeleend.
Het hof verwerpt het verweer.
De medeverdachte [medeverdachte 3] als schutter
Het hof stelt vast dat op basis van de EncroChat-gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld dat de verdachte op 4 april 2020 het vuurwapen heeft aangeschaft, waarmee de aangever op 5 april 2020 in de benen wordt geschoten.
Dát de medeverdachte [medeverdachte 3] de schutter is, leidt het hof af uit het feit dat:
hij deel uitmaakte van het duo dat de aanval zou uitvoeren;
de medeverdachte [medeverdachte 3] korter is dan de bestuurder, hetgeen door de verklaring van de aangever en door hetgeen op het videofragment is te zien, wordt ondersteund;
de bijrijder/schutter een zwarte helm met een wit vlak droeg;
het DNA van de medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen is op de motorjas waarin niet de tag en sleutelhanger van de motor werden gevonden, hetgeen eveneens ondersteunt dat hij de bijrijder en niet de bestuurder (die zich logischerwijs over de sleutel ontfermde) was.
Het aantreffen van DNA van de medeverdachte [medeverdachte 3] op een van de patronen, past bij het vullen van de magazijnhouder met patronen. Dit sluit tevens aan bij het oordeel dat de medeverdachte [medeverdachte 3] de schutter is geweest.
NFO-rapport
Het NFO-rapport van 16 juni 2022, opgemaakt en ondertekend door ing. [rapporteur], betreft een vergelijkend onderzoek naar de foto’s op bladzijde 105 (foto van de bestuurder en schutter op 5 april 2020 op de plaats delict) en bladzijde 168 (foto’s van de verdachte op het moment van het terugbrengen van de motor bij het bedrijf van [motorverhuur]). Ten behoeve van het onderzoek zijn twee elkaar uitsluitende hypothesen opgesteld, waarbij hypothese 1 “De persoon op de foto’s is dezelfde persoon” en hypothese 2 “De persoon op de foto’s is niet dezelfde persoon en daarmee zijn er meerdere (willekeurige) personen op de foto’s zichtbaar” luidt. De conclusie van het rapport is dat de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 2 waar is, dan wanneer hypothese 1 waar is. Door de verdediging is met name nadruk gelegd op het verschil in schouders (brede schouders van de persoon op bladzijde 105) en de gestelde hangende schouders van de verdachte op de foto’s op bladzijde 168.
De advocaat-generaal heeft verzocht het rapport als onbetrouwbaar buiten beschouwing te laten nu de onderzoeker niet als forensisch deskundige op dit gebied in het NRGD is geregistreerd en overigens een vergelijkend handschrift-deskundige is.
Het hof gaat aan de conclusies van het rapport, inhoudende dat de resultaten van het vergelijkend onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de persoon op de foto's (het gaat hierbij om de eerste foto op bladzijde 105 ten opzichte van de andere twee foto’s van bladzijde 168) niet dezelfde persoon is dan wanneer dit wel het geval is, voorbij reeds omdat de onderzoeksbeperkingen zoals in het rapport zelf al nader zijn aangeduid en de toegepaste - naar het oordeel van het hof beperkte - methodiek het resultaat van het onderzoek onvoldoende valide maakt om mede te kunnen worden gebruikt voor de vaststelling dat de verdachte al dan niet de bestuurder is. De vergelijking gaat immers over strepen over de achterzijde van de jas en eventuele schoudervullingen (bladzijde 105) ten opzichte van de voorkant van de jas al dan niet met schoudervullingen op de foto op bladzijde 168, terwijl de verificatiefoto van de verdachte op bladzijde 2 van het rapport er één is van een persoon zonder jas terwijl bovendien vast staat dat de jas die de persoon op bladzijde 105 draagt onmogelijk de jas op bladzijde 168 zou kunnen betreffen, nu deze jas immers op 5 april 2020 in het water is gegooid en vervolgens door de politie in beslag is genomen.
Tussenconclusie
Het hof komt op grond van al hetgeen hiervoor is weergegeven en/of op grond van de als bewijsmiddel gebezigde inhoud van de EncroChat-berichten tussen Lucidpark en Superknock_out tot de conclusie dat de verdachte op 5 april 2020 de motor heeft bestuurd, dat de medeverdachte [medeverdachte 3] de bijrijder en de schutter is geweest en dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de opdracht heeft gegeven tot het schieten op de benen van de aangever.
Kwalificatie
Opzet
Bij het beantwoorden van de vraag welke strafbare gedraging voormelde handelingen opleveren, ziet het hof zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdachte en de medeverdachten (voorwaardelijk) opzet hebben gehad op de dood van de aangever.
Uit de EncroChat-gesprekken tussen de accounts Superknock_out (de medeverdachte [medeverdachte 1]) en Lucidpark (de verdachte) blijkt dat het niet de bedoeling was om de aangever van het leven te beroven. Door Superknock_out wordt immers op 2 april 2020 een bericht aan Lucidpark gestuurd met de tekst “pop 2 kogels in zen kanker been, zorg dat die leven lang last krijg”, waarop Lucidpark reageert met “ok knie beste, ik weet”. Ook wordt in het chatgesprek op 2 april 2020 tussen Thermalcanary en Superknock_out door Superknock_out gezegd: “ok mag 1 ijzer in zijn been”, waarop Thermalcanary zegt: “niet ergens anders gewoon een lesje”. Uit het dossier is niet gebleken van enige andere bedoeling. Dientengevolge is het hof van oordeel dat geen sprake is van opzet in onvoorwaardelijke zin.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte en de medeverdachten welbewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de aangever ten gevolge van het tot twee maal toe schieten op de benen van de aangever zou komen te overlijden. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft tweemaal met een vuurwapen op de benen van de aangever geschoten. Hij deed dit vanaf een afstand van ongeveer 1,5 tot 2 meter. Ten tijde van het afvuren van het eerste schot stond de aangever stil. Op het moment van het afvuren van het tweede schot lag de aangever in de bosjes. De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft niet geschoten op het moment dat de aangever op de vlucht was. Ondanks dat het vuurwapen enkele keren heeft gehaperd, heeft dit er niet toe geleid dat de medeverdachte [medeverdachte 3] ongecontroleerd en in het wilde weg schoten heeft gelost, althans daarvoor biedt het dossier geen aanknopingspunten. Het enkele – van een korte afstand gericht - schieten op de benen levert in beginsel niet op een uiterlijke verschijningsvorm waaruit (voorwaardelijk) opzet op de dood kan worden afgeleid, terwijl evenmin kan worden aangenomen dat door deze wijze van (gericht) schieten en/of naar algemene ervaringsregels, de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer dodelijk zou worden getroffen.
Zowel de medeverdachte [medeverdachte 1] als diens opdrachtgever hebben nadrukkelijk gezegd dat de aangever alleen moest worden verwond. De medeverdachte [medeverdachte 1] verkeerde voorts in de veronderstelling dat hij ‘professionals’ had ingehuurd.
Hem was verzekerd dat de schutter wist wat hij deed en enkel zou schieten ter verwonding van de aangever.
Het hof is derhalve van oordeel dat zowel bij de opdrachtgever als bij de uitvoerder(s) geen sprake is geweest van opzet op de dood van de aangever, ook niet in voorwaardelijke zin.
Letsel
Dat de aangever door het schietincident is verwond, staat voor het hof vast. De vraag is hoe het letsel dat de aangever ten gevolge hiervan heeft opgelopen dient te worden gekwalificeerd.
Het hof stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht
– voor zover hier van belang - wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden en/of storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door het schietincident toegebrachte letsel, te weten één verwonding in het linker bovenbeen en één in het rechter onderbeen, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Daartoe overweegt het hof dat weliswaar is gebleken dát sprake is geweest van enig lichamelijk letsel bij de aangever, maar dat medisch ingrijpen niet noodzakelijk was; de operatie van de aangever vond slechts plaats ter controle van eventueel inwendig letsel. Tevens blijkt niet uit het procesdossier noch uit stukken die door en namens de aangever zijn overhandigd ter onderbouwing van diens vordering tot schadevergoeding of uit de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting op de vordering, van enige informatie met betrekking tot de aangever - afgezien van de psychische gevolgen – betreffende de ernst van het letsel, de duur van de genezing en/of de aard van de belemmering die het incident heeft opgeleverd.
Het voorgaande betekent dat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Nu het echter onmiskenbaar de bedoeling is geweest van de verdachte en de medeverdachten om de aangever zo mogelijk blijvend ernstig te verwonden, is het hof van oordeel – geconfronteerd met de wijze van tenlastelegging, waarvoor de advocaat-generaal nadrukkelijk aandacht heeft gevraagd ter terechtzitting in hoger beroep - dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorbedachten rade
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. [1]
Uit de eerder vermelde feiten en omstandigheden trekt het hof de conclusie dat de verdachte en de medeverdachten het vooropgezette plan hadden het slachtoffer voor het leven ernstig te verwonden. Het hof neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte en de medeverdachten vóór het tenlastegelegde (uitlokken van) schieten op de benen van de aangever, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van deze daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte en/of de medeverdachten zouden hebben gehandeld is niet gebleken.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat dit bestanddeel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met (een) ander(en).
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van het hof hebben de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] beiden een wezenlijke bijdrage geleverd aan het delict. De medeverdachte [medeverdachte 3] is niet alleen de schutter geweest, maar heeft ook in de voorbereidingen van het schietincident een grote rol gespeeld door het baken te plaatsen onder de auto van de aangever en door hem in de dagen voorafgaand aan het incident te observeren. Bij het schietincident zelf werd de medeverdachte [medeverdachte 3] vergezeld door de verdachte. De verdachte heeft de motor gehuurd en bestuurd en heeft tijdens het schietincident de aangever geduwd om te voorkomen dat de aangever kon vluchten. Voorts heeft de verdachte tijdens het incident de medeverdachte [medeverdachte 3] aangemoedigd te schieten. Voorafgaand aan het incident heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 3] de voorverkenningen gedaan en de aangever geobserveerd.
Bovendien heeft de verdachte het vuurwapen gekocht dat bij het schietincident is gebruikt. De verdachte heeft via zijn EncroChat-account Lucidpark contact onderhouden met de opdrachtgever, de medeverdachte [medeverdachte 1], die gebruik maakte van het account Superknock_out.
De verdachte heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] via chatberichten op de hoogte gehouden van de voorverkenningen, de vorderingen en hem direct een bericht gestuurd toen de aangever was neergeschoten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
Uitlokken
In de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (rolnummer 22-001648-21), waarin heden ook uitspraak wordt gedaan, acht het hof bewezen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] uitlokker is van het door verdachte en medeverdachte op 5 april 2020 tenlastegelegde feit. Tevens is in die zaak het hof ervan uitgegaan dat de medeverdachte [medeverdachte 1] voornoemd de gebruiker is van de EncroChat-accounts Superknock_out en Morosemaster.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer
09-767115-20 meer subsidiair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
Parketnummer 09-765034-21 (inbraak)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair tenlastegelegde, te weten een poging tot diefstal met braak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 09-765034-21 primair tenlastelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
De verdachte heeft in eerste aanleg verklaard dat hij samen met mededaders in de garagebox is geweest, omdat zij op zoek waren naar een bepaald voorwerp. De verdachte heeft dat bepaalde voorwerp na lang zoeken echter niet gevonden en is weggegaan. In hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij blijft bij deze in eerste aanleg afgelegde verklaring.
Uit de tapgesprekken blijkt dat de verdachte de opdracht heeft gekregen om in de garagebox van de aangever “dat ding” te vinden en ook dat hij het voorwerp niet kon vinden. Uit de tapgesprekken blijkt verder dat de garagebox vol dozen stond en dat de verdachte met drie man aan het zoeken was.
Met de rechtbank stelt het hof derhalve vast dat de verdachte op 9 juni 2020 heeft ingebroken in de garagebox van de aangever. Met de rechtbank is het hof echter ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk goederen zijn weggenomen bij deze inbraak. Nu de verklaring van de verdachte steun vindt in de tapgesprekken in het dossier, gaat het hof uit van diens verklaring. Dat er rond die datum meerdere (auto)sturen zouden zijn weggenomen – zoals de aangever heeft verklaard – vindt ook overigens geen steun in het dossier.
Het hof acht derhalve het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair en onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair:
hij op
of omstreeks5 april 2020 te Den Haag, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, aan [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, meermalen,
althans eenmaal,met een
(vuur
)wapen op het lichaam van die [aangever] heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair:
hij op
of omstreeks9 juni 2020 te Rotterdam in/uit een garagebox, gelegen aan de [locatie garagebox] tezamen en in vereniging met
een ofanderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om
eengoed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
)toebehoorde(n), te weten aan [aangever 2],
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking een slot van (een) deur van die garagebox heeft verbroken, althans geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad.
Het onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, waarbij de medeverdachte overdag en op straat tweemaal met een vuurwapen op de benen van het slachtoffer heeft geschoten. Nu dit schietincident plaatsvond in een woonwijk zijn omwonenden getuige geweest van het feit dat er op het parkeerterrein voor hun woning meerdere schoten werden afgevuurd.
Op het moment dat er op het slachtoffer werd geschoten, liep er zelfs een voorbijganger langs. Een moeder heeft haar buiten spelende kinderen snel in veiligheid gebracht. De verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen op een nietsontziende en brutale wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, maar daarmee ook veroorzaakt dat het gevoel van veiligheid in de maatschappij ernstig is aangetast, van de omwonenden meer in het bijzonder.
De berichten die de verdachte en de medeverdachten voorafgaand aan en na afloop van het schietincident aan
elkaar hebben verstuurd, geven een schokkend beeld van de planmatigheid en brutaliteit bij de voorbereiding en uitvoering van het schietincident. Bij de verdachte en de medeverdachten lijkt geen enkel normbesef te hebben bestaan over de ernst van het feit en wordt op koele wijze besproken dat het de bedoeling is dat het slachtoffer levenslang last zou moeten hebben van de verwondingen die hem moeten worden aangedaan, waaraan de verdachte en zijn mededader vervolgens hebben geprobeerd uitvoering te geven. Uit de berichten kan worden afgeleid dat het de bedoeling was de knieën, althans de onderbenen, van het slachtoffer kapot te schieten met zo mogelijk onomkeerbare invaliditeit als gevolg. Ook achteraf wordt door de verdachte en de medeverdachten geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het handelen. Uit de handelwijze van de verdachte en de medeverdachten spreekt een grote onverschilligheid voor de veiligheid en de fysieke en psychische integriteit van anderen. Uit de aan het schietincident voorafgaande chat-gesprekken volgt dat sprake is geweest van eigenrichting.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een poging tot zware mishandeling die wat betreft hetgeen is bewezenverklaard aansluit bij de situaties waarop de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van strafoplegging van toepassing zijn.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging uit een garagebox. De verdachte is samen met anderen binnen geweest in de garagebox van de aangever en heeft de spullen van de aangever doorzocht. Inbraken zijn – ook als deze worden gepleegd in een garagebox – nare feiten die naast schade ook gevoelens van onveiligheid teweeg brengen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – zowel in Nederland als in het buitenland – onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft tevens kennis genomen van hetgeen over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is aangevoerd. De verdachte heeft een gezin en is sinds augustus 2022 werkzaam als airco- en warmtepomp-installateur en heeft daarvoor de nodige diploma’s behaald.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De voorwaardelijke straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel een proeftijd verbinden voor de duur van 3 jaren.
Gelet op de hierna op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal de vordering tot gevangenneming van de verdachte worden afgewezen.
Beslag
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het hof zal derhalve de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.038,50 ter zake van materiële schade en € 27.961,00 ter zake van immateriële schade, in totaal dus € 28.999,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In eerste aanleg is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 8.207,50 en is de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 28.999,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.207,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 707,50 materiële schade – te weten de ziekenhuiskosten, kledingschade en eigen risico - is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer
09-767115-20 meer subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij onvoldoende aangetoond dat tot een bedrag van € 331,00 materiële schade, te weten een beschadigde telefoon, is geleden. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve ten aanzien van de overige materiële schade tot het gevorderde bedrag van € 331,00 worden afgewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair bewezenverklaarde.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 7.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 8.207,50 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 303 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09-767115-20 primair en subsidiair en onder parketnummer 09-765034-21 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair en onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair en onder parketnummer 09-765034-21 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK apparaat, Hybride apparatuur, betreft een baken.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2. 1 STK Telefoontoestel Kl:zwart/blau, Samsung A2 Core.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.207,50 (achtduizend tweehonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 707,50 (zevenhonderdzeven euro en vijftig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 331,00 materiële schade (de telefoon) af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het onder parketnummer 09-767115-20 meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.207,50 (achtduizend tweehonderdzeven euro en vijftig cent) bestaande uit € 707,50 (zevenhonderdzeven euro en vijftig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 76 ( zesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 5 april 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Mossink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2023.

Voetnoten