ECLI:NL:GHDHA:2023:788

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
200.295.008-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure met verzoeker en curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van [verzoeker] in een civiele procedure tegen de curator van B.V. [naam BV]. Het eerste wrakingsverzoek (wrakingsverzoek I) werd ingediend na een mondelinge behandeling op 10 januari 2023, waarin [verzoeker] verzocht om getuigen te horen. Dit verzoek werd door het hof afgewezen, wat leidde tot de claim van [verzoeker] dat het hof partijdig was. Het hof oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend en geen feiten of omstandigheden bevatte die de rechterlijke onpartijdigheid in twijfel trokken.

Het tweede wrakingsverzoek (wrakingsverzoek II) werd ingediend per e-mail op 6 maart 2023, maar was niet ondertekend door een advocaat. Dit verzuim werd later hersteld, maar het hof oordeelde dat dit verzoek evident misbruik van recht opleverde, omdat [verzoeker] ook de wrakingskamer zelf had gewraakt zonder gegronde redenen. De wrakingskamer besloot beide verzoeken buiten behandeling te laten. De beslissing benadrukt dat een wrakingsverzoek niet kan worden ingediend op basis van onvrede over rechterlijke beslissingen, tenzij er sprake is van duidelijke vooringenomenheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.295.008/02
Zaaknummer rechtbank : C/10/546550 / HA ZA 18-266
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 17 maart 2023
inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv), gedaan door:

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. G.A. Soebhag te Rotterdam.

Het geding

Bij het hof is een procedure aanhangig tussen [verzoeker] als appellant en mr. [curator] in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van B.V. [naam BV] (hierna: de curator) als geïntimeerde. Op 10 januari 2023 is in die procedure, met zaaknummer 200.295.008/01, een mondelinge behandeling gehouden. [verzoeker] heeft blijkens het proces-verbaal van die mondelinge behandeling een verzoek tot wraking gedaan van mrs. R.S. van Coevorden, voorzitter, J.M. van der Klooster en S.H.M.A. Dumoulin, leden (wrakingsverzoek I).
De wrakingskamer heeft naast voornoemd proces-verbaal kennisgenomen van de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek met bijlagen van de gewraakte raadsheren. Uit die reactie blijkt dat zij niet hebben berust in dat verzoek.
De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het verzoek aanvankelijk bepaald op vrijdag 3 februari 2023. [verzoeker] heeft daarop bij bericht van 31 januari 2023 aan de coördinator van de wrakingskamer verzocht om een uitstel van vier weken zodat uitsluitsel kan worden verkregen omtrent zijn aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand. De wrakingskamer heeft dat verzoek toegewezen met de mededeling dat een tweede verzoek op dezelfde gronden niet zal worden gehonoreerd. De mondelinge behandeling is bepaald op vrijdag 3 maart 2023 om 13:30 uur. [verzoeker], de raadsheren en de curator zijn van de behandeling op de hoogte gebracht.
Ter zitting van 3 maart 2023 zijn verschenen:
- [verzoeker];
- de curator vergezeld door zijn advocaat mr. C.J.M. Verheggen, kantoorhoudende te Rotterdam;
- mr. Van der Klooster, mede namens mrs. Van Coevorden en Dumoulin, voornoemde raadsheren.
[verzoeker] heeft het wrakingsverzoek toegelicht aan de hand van een door hem overgelegde aantekeningen.
Bij e-mail van 6 maart 2023 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking van raadsheren van de wrakingskamer gedaan (wrakingsverzoek II). Dat verzoek was niet ondertekend door een advocaat. Dat verzuim is hersteld met het door mr. Soebhag ondertekende wrakingsverzoek, ontvangen door de wrakingskamer op 15 maart 2023, waarmee het verzoek van 6 maart 2023 is geformaliseerd. Als bijlage is bij het ondertekende verzoek een toelichting van [verzoeker] gevoegd.

Beoordeling van (de ontvankelijkheid van) de wrakingsverzoeken

Wrakingsverzoek II
1. Het per e-mail van 6 maart 2023 ingediende verzoek tot wraking is niet anders gemotiveerd dan met “(...) de wijze waarop de zaak voor en tijdens de zitting is verlopen (...)”, zonder dat daarbij feiten of omstandigheden zijn voorgedragen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 4 lid 3, derde volzin, in verbinding met lid 2 aanhef en onder i van het toepasselijke wrakingsprotocol maakt het mogelijk dat de wrakingskamer een wrakingsverzoek buiten behandeling laat indien dat verzoek tot één of meer van haar leden is gericht en evident misbruik van recht oplevert. De Hoge Raad heeft overwogen dat daarvan sprake kan zijn bij een opeenstapeling van wrakingsverzoeken waarbij eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 rov. 4.7). Naar het oordeel van de wrakingskamer doet dat geval zich hier voor. [verzoeker] wraakt nu ook de wrakingskamer, zonder in zijn verzoek feiten of omstandigheden voor te dragen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (de toelichting van [verzoeker] vermeldt ten aanzien van de wrakingskamer slechts dat de leden van de wrakingskamer hebben opgemerkt dat zij de inhoud van de zaak waarin [verzoeker] zijn oorspronkelijke wrakingsverzoek heeft gedaan, niet kennen). Daarnaast heeft hij recent hetzelfde gedaan in een andere zaak (vgl. de beslissing van de wrakingskamer van dit hof van 24 maart 2022, naar aanleiding van een wrakingsverzoek van [verzoeker] in een tegen hem gerichte strafzaak, waarin hij ook eerst de zittende combinatie en vervolgens de wrakingskamer heeft gewraakt).
3. Er is dan ook sprake van een verzoek dat in redelijkheid niet anders kan worden
verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een
kennelijk ander doel dan waarvoor deze is gegeven.
4. Dit wrakingsverzoek II zal wegens evident misbruik van recht buiten behandeling
worden gelaten.
Wrakingsverzoek I
5. [verzoeker] heeft ter zitting bij de toelichting van zijn wrakingsverzoek verzocht om een nadere aanhouding van de behandeling omdat zijn aanvraag voor gesubsidieerde rechtsbijstand is afgewezen.
De wrakingskamer wijst dat verzoek af. Het ter zitting gedane verzoek komt neer op een herhaling van het eerdere verzoek tot aanhouding. Met het verkrijgen van uitsluitstel over voornoemde aanvraag voor rechtsbijstand is reeds rekening is gehouden bij het eerdere aanhoudingverzoek van [verzoeker], welk verzoek is toegewezen met de mededeling dat een tweede verzoek op dezelfde gronden niet zal worden gehonoreerd.
6. De grond voor het wrakingsverzoek van [verzoeker] is vermeld in het proces-verbaal van de zitting van 10 januari 2023 en komt neer op het volgende. [verzoeker] heeft ter zitting van 10 januari 2023 een verzoek gedaan tot het reeds in dit stadium van het geding horen van getuigen. Dat verzoek is door het hof afgewezen met als motivering dat het in dit stadium horen van getuigen in strijd is met de goede procesorde, waarbij is medegedeeld dat op het verzoek van [verzoeker] om getuigen te horen zal worden beslist bij de beoordeling van de grieven, die zich mede richten tegen het niet horen van getuigen door de rechtbank. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat die afwijzende beslissing laat zien dat het hof partijdig is.
7. In het proces-verbaal van de zitting van 10 januari 2013 staat dat de voorzitter aan het begin van de zitting melding heeft gemaakt van een door mr. Soebhag voorafgaand aan de zitting namens [verzoeker] gedaan verzoek om tien getuigen te horen en dat op dat verzoek afwijzend is beslist. [verzoeker] heeft bij de toelichting van zijn wrakingsverzoek voorts gesteld dat deze weergave in het proces-verbaal niet correct is. [verzoeker] stelt dat in reactie op zijn eerste verzoek om getuigen te horen door het hof is geantwoord dat dat verzoek ter zitting zal worden beoordeeld. Ter zitting is vervolgens door het hof medegedeeld dat de beoordeling van het verzoek in een later stadium zal plaatsvinden, aldus [verzoeker].
8. De raadsheren stellen zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend.
[verzoeker] heeft voorafgaande aan de zitting verzocht om ter zitting getuigen te horen. Dat verzoek is toen reeds afgewezen. Nu de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen de grondslag van de wrakingsverzoek vormt, had de wraking na de eerste afwijzing van dat verzoek moeten worden verzocht en is de wraking ter zitting te laat gedaan. Daarnaast levert een (proces)beslissing waarmee een partij het niet eens is, geen grond voor wraking op. Bovendien is [verzoeker] door de afwijzing van het verzoek niet in zijn belang geschaad, omdat in een later stadium alsnog zal worden beslist of er aanleiding is om getuigen te horen.
9. De wrakingskamer overweegt als volgt.
9.1
Ingevolge art. 37 Rv moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding vormen voor het verzoek tot wraking, aan verzoeker bekend zijn geworden.
De wrakingskamer maakt uit het dossier op dat het eerste (voor de zitting gedane) verzoek tot het in dat stadium horen van getuigen is afgewezen en dat dat verzoek ter zitting is herhaald en wederom is afgewezen met dezelfde motivering, namelijk dat het verzoek om getuigen te horen wordt meegenomen bij de beoordeling van de grieven, die zich mede richten tegen het niet horen van getuigen door de rechtbank en dat het in dat stadium reeds horen van getuigen in strijd is met een goede procesorde. Dat het hof in reactie op het eerste verzoek van [verzoeker] zou hebben medegedeeld dat ter zitting op het verzoek zal worden beslist, zoals [verzoeker] stelt, blijkt niet uit het proces-verbaal van de zitting (vgl. onder 3. hierboven). Het hof gaat uit van de juistheid van dat proces-verbaal, waarop door (de advocaat van) [verzoeker] niet is gereageerd toen het aan partijen is toegezonden. Bovendien meldt de advocaat van [verzoeker] zelf in zijn pleitnota van 10 januari 2023 dat het in aanloop tot het pleidooi gedane verzoek is afgewezen en dat hij het verzoek “bij deze” herhaalt (zie pleitnota onder 3.) Dat brengt met zich dat naar het oordeel van de wrakingskamer aan het onderhavige wrakingsverzoek ten grondslag ligt een reeds voor de zitting gegeven afwijzende beslissing van het hof op een verzoek tot het horen van getuigen. Het verzoek tot wraking is derhalve te laat gedaan en kan daarom niet in behandeling worden genomen.
9.2
Ten overvloede wordt nog overwogen dat ook indien het verzoek tot wraking wel tijdig zou zijn gedaan, dit [verzoeker] niet zou hebben gebaat. Het verzoek tot wraking heeft immers betrekking op een rechterlijke beslissing, die als zodanig nooit een grond kan vormen voor een wraking. Slechts de
motiveringvan een beslissing kan een wrakingsgrond opleveren, als zij onmiskenbaar blijkt geeft van vooringenomenheid (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is hier geen sprake. Het hof heeft aangegeven dat de afwijzing van het verzoek ziet op het
in dat stadiumvan het geding horen van getuigen, en dat in het kader van de beoordeling van de grieven, die mede zijn gericht tegen het niet horen van getuigen door de rechtbank, inhoudelijk zal worden beslist op het verzoek. Die motivering geeft geen blijk van vooringenomenheid.

Beslissing

De wrakingskamer van het hof:
- laat wrakingsverzoek II, gericht tegen de raadsheren van de wrakingskamer buiten behandeling;
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in wrakingsverzoek I;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van)
[verzoeker], mrs. Van Coevorden, Van der Klooster en Dumoulin, alsmede aan (de advocaat van)
de curator.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P. Glazener, H. Wiersinga en M. Koole, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter en oudste raadsheer, ondertekend door de jongste raadsheer.