Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 2 november 2021, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 20 januari 2023, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
- de advocaat van de man;
- [geïntimeerde] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
bestreden beschikking van 9 maart 2020is een gerechtelijk onderzoek door een deskundige van het DNA van de man en [geïntimeerde] bevolen en aan de deskundige de vraag voorgelegd welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwekkerschap van de man. Tot deskundige is benoemd een deskundige verbonden aan Verilabs Nederland B.V. (hierna: Verilabs).
bestreden beschikking van 17 november 2020is de man veroordeeld om binnen vier weken na datum van die beschikking mee te werken aan een onderzoek van zijn DNA, zoals is bepaald in de bestreden beschikking van 9 maart 2020, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 5.000,-.
bestreden beschikking van 8 juli 2021is vastgesteld:
- het vaderschap van de man over [geïntimeerde] ;
- dat de verklaring van [geïntimeerde] luidt dat zij de geslachtsnaam van de man, [geslachtsnaam 1] , zal gaan dragen;
- te bepalen dat het hoger beroep ten aanzien van de (het hof begrijpt) vaststelling vaderschap, het DNA-onderzoek en de dwangsom wordt afgewezen en dat de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd;
- (het hof begrijpt:) de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling
uitzonderlijke omstandighedenprevaleert boven het belang van een kind bij vaststelling van biologisch vaderschap. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als [geïntimeerde] al twee wettelijke ouders zou hebben en de toewijzing van het verzoek van [geïntimeerde] niet zou kunnen leiden tot wijziging van het wettelijk vaderschap. Van een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid is naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak echter niet gebleken. Uiteraard heeft ook de man recht op de bescherming van zijn lichamelijke integriteit en moet hij in principe zelf kunnen bepalen of hij DNA materiaal wil afstaan. [geïntimeerde] heeft echter recht om te weten wie haar vader is en van wie zij afstamt. Nu vast is komen te staan dat de man mogelijk de vader is van [geïntimeerde] en de DNA test voor de vaststelling noodzakelijk is, dient het belang van [geïntimeerde] te prevaleren boven het recht van de man om zelf te bepalen of hij DNA-materiaal af staat.
- € 338 aan griffierecht dat [geïntimeerde] aan het hof is verschuldigd;
- € 2.366,- (uitgaande van tarief II, zaken van onbepaalde waarde, van € 1.183,- per punt: 1 punt voor haar verweerschrift tevens houdende incidenteel appel en 1 punt voor de mondelinge behandeling in hoger beroep).