Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 31 januari 2023
Centra-Klima B.V.,
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
Waar deze zaak over gaat
Het geding in hoger beroep
Feiten
[geïntimeerde 2] is in art. 15 een non-concurrentiebeding (en tevens boetebeding) opgenomen dat luidt als volgt:
Procedure in eerste aanleg
€ 459.000,--, te vermeerderen met rente en kosten ter zake van overtredingen van het concurrentiebeding. Daarnaast heeft Centra-Klima een proceskostenveroordeling van hen gevorderd, de beslagkosten daaronder begrepen.
Vorderingen in hoger beroep
Centra- Klima ter voldoening van het vonnis heeft voldaan terug te betalen en hen veroordeelt in de werkelijke proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
Beoordeling van het hoger beroep
6 maart 2020 de DNR te vestigen, op nog geen twee kilometer van het vestigingsadres van Centra-Klima.
€ 1.000,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
na het eindevan de arbeidsovereenkomst.
[geïntimeerden] bestrijden dit oordeel. Zij voeren aan dat de looptijd aanvangt (direct) na de
“beëindiging”van de arbeidsovereenkomst. Volgens hen ziet
“beëindiging”niet op de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst, maar op de actieve,
opzeggingshandelingenvan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Naar hun opvatting is de looptijd van het beding dus aangevangen op respectievelijk 22 juli 2019 en 17 juli 2019. De concurrentiebedingen eindigden in die visie op respectievelijk 22 januari 2021 en
17 januari 2021.
“na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn”. Dat is de aard van een concurrentiebeding en dit is – zo mag worden aangenomen – algemeen bekend. Van belang is verder dat het woord
“beëindiging”in een concurrentiebeding in regulier taalgebruik gelijk wordt gesteld aan het
“einde”van de arbeidsovereenkomst en niet geassocieerd wordt met de beëindigingshandeling. Dat neemt niet weg dat de uitleg van
“beëindiging”als de beëindigingshandeling in theorie mogelijk is. Echter, dat is in relatie tot de aanvang van de looptijd van een concurrentiebeding zo ongebruikelijk dat daaraan geen doorslaggevende betekenis toekomt.
([geïntimeerde 2]). Volgens [geïntimeerden] is de looptijd van anderhalf jaar onredelijk lang. In de praktijk is een jaar het maximum. De kennis van het bedrijf van Centra-Klima verwatert relatief snel. [geïntimeerden] gingen er van uit dat de bedingen eerder eindigden. Met de uitleg van de looptijd in de door Centra-Klima verdedigde zin worden
[geïntimeerden] gestraft voor het feit dat zij gehoor gaven aan de dringende verzoeken van Centra-Klima om de einddatum na de opzeggingen uit te stellen.
18 maanden vanaf het einde van de arbeidsovereenkomsten. Anders gezegd: in zoverre worden [geïntimeerden] door het concurrentiebeding onbillijk benadeeld. Het beding zal worden vernietigd voor zover het concurrentiebeding voor [geïntimeerde 1] voortduurt na
22 januari 2021 en voor [geïntimeerde 2] na 17 januari 2021. De redenen daarvoor zijn de volgende.
23 oktober 2019, bereid heeft getoond aan [geïntimeerde 2] om af te zien van het concurrentiebeding als hij langer in dienst zou blijven. Vanzelfsprekend speelde daar een belangrijke rol dat Centra-Klima daarbij naar haar zeggen – gezien de inhoud van de e-mail – groot belang bij had in verband met de mogelijke verkoop van de onderneming en enkel om die reden bereid was [geïntimeerde 2] op het punt van het concurrentiebeding tegemoet te komen. Maar duidelijk is wel dat het belang bij dit beding om concurrentie tegen te gaan beperkt was. Van Centra-Klima had een betere toelichting mogen worden verlangd van haar belang bij een concurrentiebeding van langer dan genoemde data.
grieven 1 tot en met 5betoogt Centra-Klima dat [geïntimeerden] de concurrentiebedingen hebben overtreden en op grond daarvan boetes hebben verbeurd. Met
grief 11betoogt zij dat [geïntimeerden] stukken moeten overleggen over DNR, zodat nader bewijs van overtredingen zal worden aangetoond.
grieven 1 en 2betoogt Centra-Klima dat DNR een soortgelijke onderneming is als die van haar en dat het oprichten/vestigen van de onderneming DNR op zichzelf al een overtreding van de concurrentiebedingen is. Deze grieven slagen omdat uit de omschrijving van de ondernemingsactiviteiten van DNR in het handelsregister blijkt dat sprake is van een onderneming
“gelijk, gelijksoortig of aanverwant”aan die van Centra-Klima en het concurrentiebeding ook het
“vestigen”daarvan als overtreding aanmerkt.
grieven 3 en 4betoogt Centra-Klima dat dat zij de door haar gestelde andere overtredingen van het concurrentiebeding voldoende concreet heeft onderbouwd. Centra-Klima heeft als overtredingen genoemd dat [geïntimeerden] stickers voor DNR hebben laten maken, die zijn aangebracht op airco-units, reclame hebben gemaakt, debiteuren-nummers hebben aangevraagd bij meerdere groothandels, een kredietbeoordeling bij Atradius hebben aangevraagd, zaken van groothandel Centercon hebben gekocht en op de locaties Thorbeckelaan 46 en Karperveen 567 te Spijkenisse klanten hebben bediend. Ook wijst Centra-Klima er op dat [geïntimeerden] de heer Karsten van Karsten Installatietechniek in 2020 hebben benaderd om een storing voor hen te behandelen in de wijk Vierambachten.
concreetkomt vast te staan. Het enkel drijven van de onderneming van DNR is op zichzelf beschouwd, los van wat hiervoor in r.o. 23. is geoordeeld, geen overtreding. Ook is nodig dat een overtreding plaatsvond door activiteiten
“binnen een kring met het perceel waar werknemer zijn werkzaamheden verrichte als middelpunt en met een straal van 50 km”.
“december 2020”en 2015, 2016 en 2017 (memorie van grieven 6.5.9 en 6.5.14). Naar het oordeel van het hof zijn de gebeurtenissen in 2015, 2016 en 2017 geen overtredingen van het concurrentiebeding omdat dat beding toen nog niet van toepassing was. Uit de overgelegde foto (productie 5 bij memorie van grieven) blijkt dat de gewraakte werkzaamheden plaatsvonden op 30 december 2020. Dat is voor zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerde 2] gedurende de looptijd van het (gematigde) concurrentiebeding. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] verbeuren hierdoor ieder afzonderlijk een boete van € 10.000,--. Of deze activiteit een vriendendienst was, zoals [geïntimeerden] die niet betwisten dat ze de desbetreffende werkzaamheden hebben verricht, stellen, of niet, doet aan de inbreuk op het concurrentiebeding niet af. Ook hier geldt dat de wijze waarop Centra-Klima bewijs van deze overtreding heeft verkregen voor het hof geen reden is aan dit bewijs voorbij te gaan.
grief 5betoogt Centra-Klima dat uit de app-berichten blijkt dat [geïntimeerden] tijdens de
“verboden periode”met klanten van Centa-Klima contact hadden over te verrichten werkzaamheden. Deze grief faalt. Onvoldoende is onderbouwd waarom daaruit blijkt van overtredingen van het concurrentiebeding. Het overgelegde appbericht dateert van 3 augustus 2021. Het concurrentiebeding was toen voor
[geïntimeerden] niet meer van toepassing.
(HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4779, NJ 2000/277). De maatstaf in
art. 6:94 BW brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, NJ 2007/262 e.a.). Daarbij zal de rechter moeten letten op alle omstandigheden van het geval, waaronder:
een soortgelijke zaak”. Van de inschrijving van DNR in het handelsregister gaat een dreiging van concurrerende activiteiten uit, ook binnen het geografisch bereik van het concurrentiebeding.
grief 6betoogt Centra-Klima dat zij pas een beroep op de concurrentiebedingen is gaan doen nadat zij zich er voldoende van had kunnen vergewissen dat er daadwerkelijk sprake was van (meerdere) overtredingen. Het hof gaat hier in mee. Centra-Klima mocht tijd nemen om te onderzoeken of er sprake was van overtreding van de concurrentiebedingen.
€ 20.000,-- ([geïntimeerde 1]) en € 30.000,-- ([geïntimeerde 2]) te betalen. Dat de door Centra-Klima gevorderde wettelijke rente daarover dient te worden berekend vanaf 25 februari 2021 ([geïntimeerde 1]) en 21 juni 2021 ([geïntimeerde 2]) is niet inhoudelijk weersproken en daarom toewijsbaar.
grief 9betoogt Centra-Klima dat zij, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, haar schade in de nrs 7.5 tot en met 7.8 van de inleidende dagvaarding voldoende heeft onderbouwd. Bij de verdere behandeling van deze grief heeft
Centra-Klima geen belang nu zij bij de inleidende dagvaarding geen vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld, zoals de kantonrechter ook heeft overwogen, en haar eis in hoger beroep niet met een schadevergoedingsvordering heeft vermeerderd.
De grieven 8 en 10zijn veeggrieven zonder zelfstandige betekenis. Er is geen belang bij deze verder te behandelen.
grief 11betoogt Centra-Klima onder meer dat zij tot bewijslevering had moeten worden toegelaten door middel van het horen van getuigen. Deze grief faalt.
Centra-Klima heeft geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel dan het voorgaande nopen. Haar bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
Beslissing
rechtbank Rotterdam van 24 september 2021;
- veroordeelt [geïntimeerde 1] tot betaling aan Centra-Klima van een bedrag van € 20.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde 2] tot betaling aan Centra-Klima van een bedrag van € 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
J.M. Rowelvan der Linde en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.