ECLI:NL:HR:2000:AA4779
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- F. Fleers
- J. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de matiging van een contractuele boete in een geschil tussen een eiser en verweerster over een non-concurrentiebeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en [verweerster]. De zaak betreft een geschil over een non-concurrentiebeding en de daaraan verbonden contractuele boete. [Verweerster] had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht, waarbij zij een vordering tot betaling van ƒ 50.000,-- instelde, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. [Eiser] bestreed deze vordering en vorderde in reconventie de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen. De Rechtbank heeft de vordering van [verweerster] toegewezen, wat door [eiser] in hoger beroep is bestreden. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, waarna [eiser] cassatie heeft ingesteld.
In cassatie heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het Hof onvoldoende is ingegaan op de relevante stelling van [eiser] dat de hoogte van de boete in verhouding tot de schade buitensporig was. De Hoge Raad oordeelde dat de billijkheid kan eisen dat een contractuele boete wordt gematigd indien er een grote discrepantie bestaat tussen de schade en de boete. Het Hof had niet voldoende gemotiveerd waarom deze discrepantie geen aanleiding gaf tot matiging van de boete. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij de beoordeling van de matiging van contractuele boetes, en bevestigt dat de rechter de bevoegdheid heeft om een boete te matigen indien de billijkheid dit eist. De Hoge Raad heeft [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.