Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/609244/ KG ZA 21-265
1.[appellant 1] B.V. te [… 1] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 juni 2021, waarmee de Ondernemingen in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 3 juni 2021;
- de memorie van grieven van de Ondernemingen, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de ACM, met bijlagen;
- de bijlagen 48 tot en met 52 die de Ondernemingen bij brief van 22 september 2022 hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
Wij hebben screenshots gemaakt van een I-massage van de telefoon van [D] . Hier staan enkele berichten van 1 oktober van dit jaar tussen [E] en [D] waarin [E] aangeeft dat "Bij [F] had [F] wederom een lage prijs voor gegooid, kost me weer een keer geld" (…) " [H] was ook van mening dat we elkaar moeten respecteren" en [D] reageert met "Dat is zeker klote en niet bewust, [F] dacht zeker dat [I] binnen zat en [J] ken ik niet eens. Ik heb vanavond contact met [H] en [F] . En ga checken. Mag ik [K] met jou laten bellen ik zit in de bergen en kan alleen sms sturen. Natuurlijk respecteer ik onze afspraak!".
Een I-massage van [L] aan [D] op 1 april van dit jaar: "Ja is goed. Ik wou eigenlijk alleen prijzen voor [x] even door spreken. Hier sterk aanbod." [D] reageert met: "Bellen morgen ochtend even".
WhatsApp gesprek tussen [D] en [L] van april 2017. In dit gesprek werd besproken dat ze van elkaars klanten afblijven.
WhatsApp gesprek [M] en [E] vanaf juni 2018 waarin ze continue verkoopprijzen uitwisselen/afstemmen.
Tijdens het bekijken van zijn telefoon gaf [M] aan dat [appellanten 1-8] naast concurrent ook een afnemer is van [appellanten 9-11] . Hij gaf aan dat dit de reden is dat [appellanten 9-11] en [appellanten 1-8] elkaar niet in de wielen willen rijden.”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Toetsingskader
NJ1993, 400,
Niemietz, r.o. 31 en HvJ EU 22 oktober 2002, C-94/00 EU:C:2002:603,
Roquette Frères SA, r.o. 29). De lidstaten hebben bij de uitoefening van dergelijke bevoegdheden een bepaalde beoordelingsruimte (
margin of appreciation) die bij de toetsing ervan moet worden gerespecteerd. Die beoordelingsruimte bestaat ook bij het afleggen van en de inrichting van een bedrijfsbezoek. Of het door de ACM afgelegde bedrijfsbezoek in dit geval aan de eisen heeft voldaan zal hierna worden beoordeeld. Het bestaan van die beoordelingsruimte laat onverlet dat de rechterlijke toets achteraf niet slechts betrekking heeft op de rechtmatigheid van het optreden, maar ook op de proportionaliteit en subsidiariteit daarvan.
.De in de mail van [toezichthouder 1] als vijfde genoemde aanwijzing (een verklaring van [H] ) ligt volgens de ACM niet aan haar beslissing tot uitbreiding van het onderzoek ten grondslag en blijft hier verder buiten beschouwing.
“mijn reactie daarop is dat wij dit vanmorgen al live hebben bekeken, de tekst, en het daarmee dus tot de kennis behoorde (…)”. Hoewel opvalt dat [… 4] op de genoemde plaatsen de desbetreffende berichten lijkt te citeren, kan niet worden uitgesloten dat het hier (alleen) om kennis gaat die [… 4] had opgedaan (of had genoteerd) tijdens het onderzoek dat in de ochtend in aanwezigheid van [D] aan diens telefoon had plaatsgevonden. In de hiervoor aangehaalde verklaring van [… 4] kan ook geen erkenning of bevestiging worden gelezen dat na het exporteren in de chats is gezocht. Dit laatste is door de ACM, onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van de toezichthoudend ambtenaren [… 4] en [… 3] ook uitdrukkelijk betwist. Nu de (over en weer onderbouwde) lezingen van partijen tegenover elkaar staan en dit kort geding zich niet leent voor nadere bewijslevering, is niet komen vast te staan dat de ACM bij de inzage in deze berichten onrechtmatig heeft gehandeld.