ECLI:NL:GHDHA:2023:305

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
BK-22/00270 tot en met BK-22/00276
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het verlaagde btw-tarief op dansfeesten georganiseerd door belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van het verlaagde btw-tarief op de dansfeesten die belanghebbende organiseert. De belanghebbende, die besloten themafeesten organiseert, had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting die door de Inspecteur waren opgelegd over verschillende tijdvakken van 2013 tot en met 2018. De Rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelde. Het Hof oordeelde dat de feesten van belanghebbende moeten worden aangemerkt als muziekuitvoeringen in de zin van de btw-regelgeving. Het Hof concludeerde dat de bezoekers van de feesten voornamelijk komen om te dansen en te genieten van de muziek, en niet primair om andere bezoekers te ontmoeten. Dit betekent dat de feesten onder het verlaagde btw-tarief vallen. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraken van de Rechtbank en de naheffingsaanslagen, en verleende belanghebbende een teruggaaf van € 6.153 aan omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2018. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-22/00270 tot en met BK-22/00276

Uitspraak van 9 februari 2023

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.J.M. Lamers)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 januari 2022, nummers SGR 20/6422 tot en met SGR 20/6428.

Procesverloop

1.1.1.
Aan belanghebbende zijn over de volgende tijdvakken naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:
- 1 juni 2013 tot en met 31 december 2013: € 2.250;
- 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014: € 9.805;
- 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015: € 17.886;
- 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016: € 17.785;
- 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017: € 14.230;
- 1 januari 2018 tot en met 30 september 2018: € 8.531.
Aan belanghebbende is bij de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2013 tot en met 2017 belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikkingen).
1.1.2.
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 3.453 aan omzetbelasting voldaan over het vierde kwartaal van 2018.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd en het bezwaar tegen de voldoening op aangifte afgewezen.
1.3.
Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 178. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 274. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 december 2022, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende organiseert tegen vergoeding besloten themafeesten (de feesten) en is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet).
2.2.
Belanghebbende heeft op haar aangiften over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 voor de feesten omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief. Op de aangifte voor het vierde kwartaal van 2018 heeft zij hiervoor omzetbelasting voldaan naar het algemene tarief.
2.3.
Belanghebbende maakt de feesten bekend via Facebook, via een eigen website en via een mailinglist voor vaste klanten. De feesten vinden plaats op exclusieve locaties die tot kort voor het feest geheim worden gehouden. Voor de feesten moet vooraf een ticket worden gekocht, aan de deur vindt geen kaartverkoop plaats. Tickets worden uitgegeven op naam en bij binnenkomst wordt dit gecontroleerd. Op een feest draaien over het algemeen twee tot drie dj’s en treden dansers op.
2.4.
Naast de tickets voor de feesten biedt belanghebbende, separaat en tegen vergoeding, de mogelijkheid tot hotelovernachting aan en vervoer van en naar de feesten.
2.5.
Voor de feesten gelden algemene kledingvoorschriften. Indien daaraan niet wordt voldaan, mag men niet naar binnen. Vrouwen hebben uitsluitend toegang wanneer zij zijn gekleed in sexy lingerie. Mannen moeten een nette pantalon en overhemd dragen, spijkerbroeken en sneakers zijn verboden. Mannen mogen met ontbloot bovenlijf verschijnen indien zij beschikken over een voldoende gespierd bovenlijf. Mannen hebben alleen toegang tot de feesten wanneer zij worden vergezeld door een vrouw, vrouwen mogen ook alleen komen. De kledingvoorschriften kunnen wat kleur en stijl betreft worden afgestemd op het desbetreffende thema van het feest (bijvoorbeeld Valentine Love Edition, X-mas Party, Summer in the City).
2.6.
Op de website van belanghebbende ( [website] ) staat verder onder meer het volgende:

“Sexy dance events for those who dare.

[naam bedrijf] organiseert sexy dance party’s in exclusieve locaties in Europa.
Haar motto ‘Kwaliteit is een Keuze‘ staat garant voor het level van deze hoogwaardige dance party’s in adembenemende locaties waar de [naam bedrijf] DJ’s de gasten de hele nacht meenemen in hun sensuele dancemuziek!

In de woorden van...

"De dresscode en open minded gasten van [naam bedrijf] zorgen samen voor een onvergetelijke dans ervaring."
"Esmee", 35 Jaar"
"Geweldige danceparty’s op de meest prachtige locaties. Extra spannend en verassend omdat deze tot kort van tevoren geheim zijn."
"Isabelle", 41 Jaar

Evenementen

Sexy Dance events
Open minded Sexy Exclusive
(…)

Toegangsbeleid

(…)
Tijdens de party is uitdagend en sexy gedrag toegestaan. Seksuele handelingen daarentegen niet. Ook drugsgebruik en overmatig alcoholgebruik zijn niet toegestaan.
Het is, buiten officieel door de organisatie aangewezen fotografen, niet toegestaan foto’s te maken op [naam bedrijf] feesten.
Deelnemers kunnen vooraf gefouilleerd worden.
(…)
Leeftijd
Deelnemers behoren tussen de 21 en 50 jaar oud te zijn! [naam bedrijf] heeft het recht haar gasten hier op aan te spreken.
Dit is zeker geen keiharde richtlijn want er zijn genoeg mensen boven de 50 jaar die hier niet naar uit zien en zich hier naar kleden (lingerie is een ruim begrip en is méér dan een beha en een string alleen).
Maar we krijgen soms klachten van aanwezige gasten over andere gasten die (ver) boven deze leeftijd zitten en zich daar niet naar kleden.
Daarom zien wij ons genoodzaakt hier naar te handelen en letten scherp op de leeftijd én kledingkeuze van de gasten en zullen desbetreffende mensen hierop aan te spreken.
Maar het is absoluut de lijn die we volgen om de kwaliteit van onze sexy party’s met dresscode lingerie te borgen.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“9. Op grond van artikel 98 van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de Btw-richtlijn) is het de lidstaten toegestaan een verlaagd tarief toe te passen op de in bijlage III bij de Btw-richtlijn vermelde categorieën goederen en diensten. Bijlage III vermeldt onder 7. “het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen”.
10. Nederland heeft van de in artikel 98 van de Btw-richtlijn geboden mogelijkheid gebruik gemaakt door, onder meer, in post b.14.d het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak onder het verlaagde tarief te rangschikken.
11. In de memorie van toelichting[2] is onder andere het volgende vermeld:
"Op grond van de btw-tarieflijst kan het verlaagde tarief worden toegepast op onder meer het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, concerten, musea, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen. De bijlage sluit derhalve geen enkele culturele prestatie uit van de toepassing van het verlaagde btw-tarief. Mede in verband hiermee heb ik besloten evenmin restrictief te zijn, en voor te stellen in Nederland in dezen dezelfde reikwijdte te geven aan de toepassing van het verlaagde tarief. In verband hiermee is in de wettekst expliciet aangegeven dat onder muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen ook zijn begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets."
12. In de Toelichting is over post b.14.d onder meer het volgende opgenomen:
5. Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen (vanaf 1 juli 2012)
Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van de uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend. Dat wil zeggen dat voor de optredens daadwerkelijk aparte toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo heeft de post geen betrekking op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) een ondergeschikte betekenis heeft en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht.
Het verlenen van toegang tot een ‘show’ waarbij het geheel van het aangebodene wordt ervaren als cultureel amusement/vermaak valt onder de post. Het aangebodene kan dan als het geheel onderdeel uitmakend van de show bijvoorbeeld bestaan in het optreden van een band, een lezing, interviews met gasten over culturele onderwerpen, presentatie van een culturele agenda enz.
(…)
5.2
Muziekuitvoeringen
(…)
Dance-parties zijn evenementen waarbij diskjockeys en/of live-muzikanten optreden. Deze parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen.
13. Zowel punt 7 van bijlage III bij de Btw-richtlijn als post b.14.d zien op het verlenen van toegang tot uitvoeringen door artiesten dan wel gezelschappen. Het gaat er daarbij om dat bezoekers de toegangsprijs betalen om een bepaalde artiest of een bepaald gezelschap te zien optreden. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de danceparty’s die in de Toelichting worden beschouwd als muziekuitvoeringen. Dat betekent dat de feesten die eiseres organiseert alleen gelijk kunnen worden gesteld met dergelijke danceparty’s indien de bezoekers de toegangsprijs betalen om het optreden van een specifieke dj of dj’s te ervaren. Aangezien het verlaagde tarief een uitzondering is op de hoofdregel, dient eiseres dat aannemelijk te maken.
14. De enkele stelling dat de bezoekers van de feesten liefhebbers zijn van housemuziek en dat wanneer eiseres zou kiezen voor een andere muziekstijl zij een andere clientèle zou hebben, is daarvoor onvoldoende. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de bezoekers primair komen voor de optredende dj’s. De rechtbank acht op zichzelf ook niet aannemelijk dat iemand die een bepaalde dj wil zien optreden bereid zal zijn zich daarvoor te onderwerpen aan de voorwaarden die eiseres stelt aan deelname aan haar feesten. Gesteld noch gebleken is dat de door eiseres ingehuurde dj’s slechts via dit soort besloten feesten kunnen worden gezien. Gezien de kledingvoorschriften, het toegangsbeleid en de tekst op de website van eiseres zijn de feesten van eiseres veeleer gericht op het in een sfeervolle ambiance in contact komen met gelijkgezinde andere koppels en/of individuele vrouwen en het kunnen onderzoeken of men met elkaar verdere avonturen zou kunnen en willen beleven. De optredens van de dj’s en de dansers dienen slechts ter bevordering van de aangename en feestelijk sfeer en zijn aldus van bijkomende aard. Zij zijn niet de reden voor de bezoekers om de toegangsprijs te betalen. Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar georganiseerde feesten moeten worden aangemerkt als muziekvoorstelling in de zin van post b.14.d.
15. Eiseres heeft voor haar enkele stelling dat haar feesten kunnen worden aangemerkt als een show als bedoeld in punt 7 van bijlage III bij de Btw-richtlijn en de Toelichting geen nadere feiten of omstandigheden aangedragen noch die stelling onderbouwd met bewijsstukken. Dat er ook dansers optreden is daarvoor onvoldoende, dat gebeurt immers ook in reguliere discotheken en clubs. Ook op dit punt slaagt zij dus niet in de op haar rustende bewijslast.
16. De conclusie is dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verlaagde tarief op de door haar georganiseerde feesten van toepassing is.
17. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden ingediend. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)
[2] Tweede Kamer 1995-1996, 24 428, nr. 3”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de feesten die belanghebbende organiseert onder het verlaagde tarief vallen als bedoeld in artikel 9, lid 2, onderdeel a, van de Wet in samenhang met post b.14, onderdeel d, van de bij de Wet behorende Tabel I (post.b.14.d).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende één prestatie verricht.
4.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen en tot teruggaaf over het vierde kwartaal 2018 van € 6.153 aan omzetbelasting. Verder verzoekt belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en vergoeding van proceskosten en griffierecht.
4.4.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Op grond van artikel 98 van de Btw-richtlijn is het de lidstaten toegestaan een verlaagd tarief toe te passen op de in bijlage III bij de Btw-richtlijn vermelde categorieën goederen en diensten. Bijlage III vermeldt onder 7. het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen.
5.2.
Op grond van post b.14, onderdeel d, van Tabel I bij de Wet zijn aan het verlaagde tarief onderworpen de prestaties bestaande in het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen.
5.3.
In de memorie van toelichting bij het desbetreffende voorstel van wet (Kamerstukken II 1995-1996, 24 428, nr. 3, blz. 9) is onder andere het volgende opgemerkt:
“Op grond van de btw-tarieflijst kan het verlaagde tarief worden toegepast op onder meer het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, concerten, musea, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen. De bijlage sluit derhalve geen enkele culturele prestatie uit van de toepassing van het verlaagde tarief. Mede in verband hiermee heb ik besloten evenmin restrictief te zijn, en voor te stellen in Nederland in dezen dezelfde reikwijdte te geven aan de toepassing van het verlaagde tarief. In verband hiermee is in de wettekst expliciet aangegeven dat onder muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen ook zijn begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets.”
5.4.1.
In het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 4 september 2014, nr. BLKB 2014/123M (Stcrt. 2014, 26 112) is het volgende opgenomen met betrekking tot deze post:
“Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van de uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend. Dat wil zeggen dat voor de optredens daadwerkelijk aparte toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo heeft de post geen betrekking op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) een ondergeschikte betekenis heeft en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht (...)
Muziekfestivals (een samenvoeging van verscheidene muziekuitvoeringen) kunnen in hun totaliteit worden aangemerkt als een muziekuitvoering in de zin van de post.
Dance-parties zijn evenementen waarbij diskjockeys en/of live-muzikanten optreden. Deze parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen.”
5.4.2.
In een oudere versie van de toelichting op de tabel stond een toevoeging op dit laatste onderdeel, die er kort gezegd op neerkwam dat dance party’s als muziekuitvoeringen te beschouwen zijn voor zover de optredende dj’s en live-artiesten als professioneel uitvoerende artiesten zijn aan te merken.
5.5.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het verlenen van toegang tot haar feesten is te vergelijken met het verlenen van toegang tot een dance party. Het deurbeleid is om de bezoekers te beschermen. Het toelaten van groepen mannen geeft soms overlast, wat op de feesten van belanghebbende dus niet voorkomt. Mannen mogen alleen naar binnen als zij individueel worden vergezeld door een vrouw. Vrouwen mogen alleen of in groepen naar binnen, maar dit geeft geen overlast, aldus belanghebbende. De bezoekers, van wie velen vaste gasten zijn, komen voor de speciale sfeer en ambiance naar de feesten, waar zij dansen. Belanghebbende geeft haar feesten een thema en specifieke kledingvoorschriften om zich te onderscheiden van de concurrentie. Zij treedt op in een niche van de markt. De bijzondere locaties worden vanuit dit perspectief gekozen. Er treden dj’s en dansers op die de bezoekers vermaken.
5.6.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het publiek niet voor de muziek naar de feesten van belanghebbende komt, maar om andere ruimdenkende mensen te ontmoeten. De Inspecteur wijst op de zijns inziens ongebruikelijke kledingvoorschriften, op het deurbeleid, op de aanwezigheid van een love lounge en op de recensies op internet. De kledingvoorschriften en het deurbeleid maken de feesten minder of niet aantrekkelijk voor bezoekers van dance party’s. Het erotische aspect staat voorop. Op erotisch vermaak is het verlaagde tarief niet van toepassing, aldus de Inspecteur.
5.7.
Het Hof stelt voorop dat het artistieke niveau, de naamsbekendheid en de professionaliteit van de uitvoerende persoon niet van belang zijn. Dit is tussen partijen ook niet in geschil, en evenmin dat er artiesten optreden op de feesten van belanghebbende. Het geschil draait om de vraag, met welk oogmerk de bezoekers naar de feesten komen. Uit de website van belanghebbende, de ingebrachte film en de uitvoerige toelichting van belanghebbende ter zitting van het Hof leidt het Hof af dat de feesten soortgelijk zijn aan dance party’s. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat op deze feesten muziek (met daarbij bepaalde effecten, zoals licht en video) wordt uitgevoerd door dj’s in combinatie met optredens van podiumartiesten (dansers) en dat de bezoekers komen om te dansen. Er is dus sprake van muziekuitvoeringen zoals omschreven in het onder 5.4.1 genoemde besluit. Het Hof verwijst in dit verband naar de laatste zin die onder 5.4.1 uit dit besluit is geciteerd.
5.8.
Belanghebbende wil zich onderscheiden binnen de markt waarop zij concurreert en biedt daarom feesten aan met een bijzonder thema en op een bijzondere locatie. Dat daarbij bijzondere kledingvoorschriften gelden, wijzigt de aard van de feesten naar het oordeel van het Hof niet. Veel landelijk bekende dance party’s hebben een speciaal thema en daarop toegesneden kledingvoorschriften. Belanghebbende heeft in dit verband gewezen op Sensation White en op beach party’s, waarop in badkleding wordt gedanst. Het erotische karakter doet evenmin af aan de aard van de feesten. Belanghebbende heeft onweersproken verklaard dat seksuele handelingen tijdens de feesten niet zijn toegestaan en dat het deurbeleid is ontwikkeld om de veiligheid van de pikant geklede (vrouwelijke) bezoekers te waarborgen. Het Hof heeft geen aanleiding om aan dit consistente betoog te twijfelen. Op de foto’s op de website zijn alleen dansende en feestende mensen te zien. Op de film is een dance party te zien en te horen. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat het de modale bezoeker is te doen om het dansen en feesten en niet om het ontmoeten van gelijkgestemde (ruimdenkende) mensen met het oog op wat eventueel na het feest gebeurt. Belanghebbende heeft geloofwaardig verklaard dat zij daarmee niets te maken heeft.
5.9.
Het gelijk is aan belanghebbende. Dit betekent dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd en dat belanghebbende over het vierde kwartaal van 2018 ten onrechte omzetbelasting op aangifte heeft voldaan en recht heeft op een teruggaaf.
Immateriëleschadevergoeding
5.10.
Belanghebbende heeft in beroep verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Rechtbank heeft ten onrechte niet op dit verzoek beslist. Het Hof zal dit alsnog doen.
5.11.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de berechting van een zaak in de bezwaar- en de beroepsfase niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen, uitspraak doet. De termijn begint als regel te lopen op het moment waarop de Inspecteur het bezwaarschrift ontvangt en eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, BNB 2016/140).
5.12.
Het bezwaarschrift voor het tijdvak 1 juni 2013 tot en met 31 december 2013 is door de Inspecteur ontvangen 28 januari 2019.
5.13.
Vanaf de datum van ontvangst van het oudste bezwaarschrift door de Inspecteur tot en met de datum waarop de Rechtbank uitspraak heeft gedaan (26 januari 2022), zijn bijna drie jaren verstreken. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond één jaar. Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van € 1.000. De termijnoverschrijding is volledig toe te rekenen aan de bezwaarfase. De Inspecteur zal daarom worden veroordeeld in de vergoeding van de schade.
Slotsom
5.14.
Het hoger beroep is gegrond.

Proceskosten en griffierecht

6.1.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, als volgt vast.
6.2.
Voor bezwaar en beroep worden de kosten vastgesteld op € 3.399 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het hoorgesprek met een waarde per punt van € 296 en een wegingsfactor wegens samenhang van 1,5; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het digitaal verschijnen op de zitting van de Rechtbank, met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1,5 wegens samenhang).
6.3.
Voor hoger beroep worden de kosten vastgesteld op € 2.511 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met als bedrag per punt € 837, en wegingsfactor 1,5 wegens samenhang).
6.4.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep gestorte griffierecht te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslagen;
- vernietigt de rentebeschikkingen;
- gelast dat aan belanghebbende een teruggaaf van € 6.153 wordt verleend over het vierde kwartaal van 2018;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 5.910;
- veroordeelt de Inspecteur in de immateriëleschadevergoeding van € 1.000; en
- gelast dat de Inspecteur belanghebbende het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 452 vergoedt.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, W.M.G. Visser en J.B.O. Bijl, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 9 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.