ECLI:NL:GHDHA:2023:2882

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
22-001236-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over passieve ambtelijke omkoping en schending van het ambtsgeheim door een politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte, een inspecteur van politie bij de Eenheid Den Haag, werd beschuldigd van passieve ambtelijke omkoping en schending van het ambtsgeheim. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf. Het hof heeft de zaak behandeld in het kader van een versnelde procedure, waarbij procesafspraken zijn gemaakt tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar vertrouwelijke informatie uit politiesystemen heeft doorgegeven aan onbevoegde derden, in ruil voor geld en goederen. De verdachte heeft erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft ook geconstateerd dat niet alle beschuldigingen konden worden bewezen. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij bepaalde informatie daadwerkelijk aan derden heeft verstrekt.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 33 dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar, een taakstraf van 200 uur en een geldboete van € 7.500. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lange dienstverband en het feit dat hij inmiddels oneervol ontslagen is. De uitspraak benadrukt de ernst van de schending van het ambtsgeheim door een politieambtenaar en de impact daarvan op het vertrouwen in de politie.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001236-19
Parketnummer: 09-767197-17
Datum uitspraak: 5 juni 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1956,
adres: [adres][woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest en ontzetting van de verdachte uit het recht om enig publiek ambt te bekleden voor een periode van 5 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Raamsdonksveer, althans in Nederland,
(telkens) als ambtenaar, te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag, geld en/of goederen (kleding) als
  • een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen waarvan hij wist, althans redelijkerwijs vermoedde, dat deze hem, verdachte, gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd
  • teneinde hem te bewegen om hem in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten
en/of
  • een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd
  • teneinde hem, verdachte, te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
immers heeft hij, verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
  • naam 1] (8 mei 2016 - 26 september 2016) en/of
  • een loods te Raamsdonkveer (5-8 juli 2017) en/of
  • [naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [naam 6] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 - 7 september 2016) en/of
  • [naam 7] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 1] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16](2 juli 2016) en/of
  • [naam 17] (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27](25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29] (9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 38] (23- 25 mei 2015);
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Zoetermeer en/of Raamsdonkveer, althans in Nederland (telkens) een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan (een) onbevoegde derde(n) informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en) doorgegeven, althans aangewend voor privégebruik te weten informatie met betrekking tot:
  • [naam 1] (8 mei 2016 - 26 september 2017) en/of
  • een loods te Raamsdonkveer (5-8 juli 2017) en/of
  • [naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [naam 6] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 - 7 september 2016) en/of
  • [naam 7] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 1] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16] (2 juli 2016) en/of
  • [naam 17] (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27] (25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29](9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37]s (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 38] (23- 25 mei 2015).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen, met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een geldboete ter hoogte van € 10.000,-, subsidiair 85 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Partiële vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde
Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 7 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:527) is de in het vonnis van de rechtbank opgenomen bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde niet langer in overeenstemming met de vigerende jurisprudentie. Meer in het bijzonder behoeft de bewezenverklaring in het vonnis van de rechtbank wijziging nu ter zake het subsidiair bewezenverklaarde niet alle gedachtestreepjes schending van het ambtsgeheim opleveren. Immers, uit voormeld arrest van de Hoge Raad volgt dat het schenden van een geheim in de zin van artikel 272 Sr moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Het onderhavige dossier bevat ten aanzien van een groot aantal bewezenverklaarde bevragingen van het politiesysteem geen wettig en overtuigend bewijs dat de door de verdachte ontsloten informatie daadwerkelijk door hem is verstrekt aan een ander. Dat maakt dat de verdachte – zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal – zal worden vrijgesproken van een groot deel van het subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de passieve ambtelijke omkoping
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van
13 januari23 mei2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of
Zoetermeer en/ofRaamsdonksveer,
althans in Nederland,
(telkens
)als ambtenaar, te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag, geld
en/of goederen (kleding)als
  • een gift en/of belofte
  • teneinde hem te bewegen om
  • ten gevolge
en/of
  • een gift en/of belofte en/of dienst heeft gevraagd
  • teneinde hem, verdachte, te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
  • ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
immers heeft hij, verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
  • [naam 1] (8 mei 2016 - 26 september 2016) en/of
  • een loods te Raamsdonkveer (5-8 juli 2017) en/of
  • [naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017) en/of
  • [naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en
  • [naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 5] (
  • [naam 6] (21- 22 oktober 2017) en
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 - 7 september 2016) en/of
  • [naam 7] (
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 1] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16] (2 juli 2016) en/of
  • [naam 16]even (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27] (25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29] (9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 38] (23- 25 mei 2015);
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
Ten aanzien van de schending van het ambtsgeheim
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of
Zoetermeer en/ofRaamsdonkveer,
althans in Nederland(telkens) een geheim waarvan hij, verdachte, wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat hij uit hoofde van ambt
, beroepen
/ofwettelijk voorschrift
dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag, verplicht was
hette bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan
(een
)onbevoegde derde
(n)informatie uit een of meer politiesyste
m
(en
)doorgegeven,
althans aangewend voor privégebruik,te weten informatie met betrekking tot:
  • [naam 1] (8 mei 2016 - 26 september 2017) en
  • een loods te Raamsdonkveer (5-8 juli 2017) en
  • [naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017)
  • [naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en/of
  • [naam 4] (2 december 2016 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 5] (5 en 6 mei 2015 en 10 april 2016 en 28 september 2017) en/of
  • [naam 6] (21- 22 oktober 2017) en/of
  • dertien subjecten en/of twee locaties uit een strafrechtelijk onderzoek (27 januari 2016 - 7 september 2016) en/of
  • [naam 7] (24-25 oktober 2017) en/of
  • drie kentekens (25 oktober 2017) en/of
  • [naam 8] (19 januari 2017) en/of
  • [naam 9] (19 januari 2017) en/of
  • een kenteken ten name van [naam 1] (23 februari 2016) en/of
  • [naam 10] (13 en 14 september 2015 en 12 mei 2016) en/of
  • [naam 11] (13 en 16 januari 2015 en 7 maart 2016 tot en met 24 september 2016) en/of
  • [naam 12] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 13] (26 januari 2016) en/of
  • [naam 14] (17 april 2017) en/of
  • [naam 15] (14 september 2016) en/of
  • [naam 16] (2 juli 2016) en/of
  • [naam 17] (12 oktober 2016) en/of
  • [naam 18] (31 december 2016) en/of
  • [naam 19] (1 september 2016)
  • [naam 20] (8 september 2016) en/of
  • [naam 21] (10 maart 2017) en/of
  • [naam 22] (11 mei 2017) en/of
  • [naam 23] (27 juni 2017) en/of
  • [naam 24] (7 maart 2016 en 6 februari 2017) en/of
  • [naam 25] (13 januari 2015, 14 juli 2015 en 17 april 2017) en/of
  • [naam 26] (4 april 2016) en/of
  • [naam 27] (25 september 2016) en/of
  • [naam 28] (26 juni 2017) en/of
  • [naam 29] (9 december 2016) en/of
  • [naam 30] (2 november 2016) en/of
  • [naam 31] (31 december 2016) en/of
  • [naam 32] (26 januari 2016 en 4 april 2017) en/of
  • [naam 33] (4 april 2017) en/of
  • [naam 34] (6 februari 2017 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 35] (9 december 2016) en/of
  • [naam 36] (2 november 2016) en/of
  • [naam 37] (25 september 2016 en 23 april 2017) en/of
  • [naam 38] (23- 25 mei 2015).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair en subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd en
als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of aangeboden wordt ten gevolge van hetgeen door hem in zijnhuidigebediening is gedaan, meermalen gepleegd,

en

enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Procesverloop
De onderhavige strafzaak maakt deel uit van het onderzoek ‘Soave’. Op 12 juli 2022 liet de advocaat-generaal weten dat er met de verdediging procesafspraken in de onderhavige zaak zijn gemaakt. De zaak is vervolgens aangebracht bij de innovatiekamer, zodat de zaak via de ‘versnelde procedure’ kon worden afgedaan. De verdachte, diens raadsvrouw en de advocaat-generaal hebben middels een ondertekende intentieverklaring aangegeven zich te committeren aan de werkwijze van de innovatiekamer.
De procesafspraken
De procesafspraken, zoals neergelegd in de brief van 12 juli 2022 en de aanvulling daarop in het afdoeningsvoorstel, zoals naar het hof is gezonden op 19 mei 2023, luiden als volgt:
1.
Er kan een bewezenverklaring volgen voor de primair tenlastegelegde ambtelijke omkoping en de subsidiair tenlastegelegde schending van ambtsgeheim waarbij de bewezenverklaring door de rechtbank het uitgangspunt vormt. Van de specifieke bevragingen waarvan niet vast is komen te staan dat deze zijn verstrekt aan iemand anders dan verdachte dient verdachte te worden vrijgesproken. Dit maakt dat de bewezenverklaring als volgt kan komen te luiden:
dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 23 mei 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Raamsdonkveer
telkens als ambtenaar, te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag geld als
-
een gift en/of belofte heeft aangenomen waarvan hij wist, dat deze hem, verdachte, gedaan of verleend of aangeboden werd
-
teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen en
-
ten gevolge van hetgeen door hem, verdachte, in zijn huidige bediening is gedaan
immers heeft hij verdachte, vertrouwelijke informatie uit een of meer politiesyste(e)m(en), met betrekking tot:
-
[naam 3] (6 februari 2017 en 2-4 juni 2017) en
- [naam 5] (28 september 2017) en
-
[naam 6] (21-22 oktober 2017) en
- [naam 7] (25 oktober 2017) en
-
drie kentekens (25 oktober 2017) en
-
[naam 32] (4 april 2017) en
- [naam 38] (23-25 mei 2015);
aan een of meer onbevoegde derden doorgegeven;
ten aanzien van de schending van het ambtsgeheim
dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 13 januari 2015 tot en met 25 oktober 2017 te Den Haag en/of Raamsdonkveer (telkens) een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift te weten inspecteur van politie Eenheid Den Haag, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte, aan een onbevoegde derde informatie uit een of meer politiesystemen doorgegeven, te weten informatie met betrekking tot:
-
[naam 1] (8 mei 2016 – 26 september 2017) en
-
Een loods te Raamsdonkveer (5-8 juli 2017) en
-
[naam 2] (17 augustus 2017-7 september 2017);
2.
Het Openbaar Ministerie eist voor de tenlastegelegde en bewezen te verklaren feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zijnde 33 dagen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden (met een proeftijd van twee jaar). Voorts eist het Openbaar Ministerie een taakstaf voor de duur van 200 uur, alsmede een geldboete ter hoogte van € 10.000,--, welke betaald kan worden in termijnen.
3.
De verdediging zal geen onderzoekswensen indienen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraken gerekwireerd. De advocaat-generaal heeft voorts verwezen naar de brief van 12 juli 2022 waarin de procesafspraken zijn opgenomen, en waarin het volgende is opgenomen: “Voor zover uw hof ten voordele van de verdachte zou wensen te beslissen, heeft te gelden dat het Openbaar Ministerie enkel heropening verzoekt indien uw hof af zou wijken van de gegeven bandbreedte. Ten aanzien van deze bandbreedte geldt dat het Openbaar Ministerie ter terechtzitting zal aangeven welk deel van de strafmaat een vereiste betreft en van welk deel mogelijk ten voordele van de verdachte afgeweken kan worden”. Ter zitting heeft de advocaat-generaal dit als volgt geconcretiseerd:
Bij iedere afwijking van de voorgestelde afspraken ten nadele van de verdachte, dient de zaak heropend te worden.
Er mag ten nadele van het Openbaar Ministerie enigszins worden afgeweken van de hoogte van de voorgestelde geldboete, er is wel ruimte om deze naar beneden bij te stellen. Ook mogen er ruime betaaltermijnen of tweemaandelijkse betaaltermijnen worden gehanteerd. Daarnaast mag er ten nadele van het Openbaar Ministerie in beperkte mate worden afgeweken van de duur van de voorgestelde taakstraf. Dit geldt tevens voor de duur van de voorgestelde voorwaardelijke gevangenisstraf en de duur van de voorgestelde proeftijd die aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden verbonden. Deze mag eventueel worden gehalveerd.
De verdachte en de raadsvrouw hebben zich – bij pleidooi – aan de vordering van de advocaat-generaal gerefereerd.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hierover in de onderhavige zaak als volgt.
De verdachte was samen met zijn raadsvrouw aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep. Op die terechtzitting zijn de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel besproken met de verdachte en diens raadsvrouw. Op basis van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de gemaakte procesafspraken en het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande gedeeltelijke afstand van verdedigingsrechten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op de voorliggende procesafspraken en het afdoeningsvoorstel.
Algemeen: strafmaat en instemming met de versnelde procedure
Het hof zal geen
algemene, kwantificeerbare strafkorting geven vanwege de instemming met de versnelde procedure, maar per zaak bekijken of er daadwerkelijk aanleiding is om te komen tot strafvermindering op deze grond. Die strafvermindering kan mede gelegen zijn in doelmatigheidsoverwegingen waar de rechter oog voor heeft. Voor alle verdachten die hebben ingestemd met afdoening via de versnelde procedure geldt dat zij daarmee enig procesrisico hebben genomen en voorts dat zij daarmee constructief hebben meegewerkt aan het voorkomen van een nog langere duur van de procedure in hoger beroep. Daarop zal het hof in het voordeel van de verdachten bij de afwegingen met betrekking tot de strafmaat acht slaan.
Concreet: de strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft – ondanks zijn voorbeeldfunctie als politiefunctionaris - in strijd gehandeld met verschillende normen. Niet alleen heeft de verdachte vertrouwelijke politie-informatie onbevoegdelijk zelf geraadpleegd en vervolgens met anderen buiten de politieorganisatie gedeeld, maar ook heeft hij zich daarvoor laten betalen. Het ging met name om het onbevoegd verstrekken van geheime informatie over contacten uit de kring van de medeverdachte, en meer in het bijzonder over de vraag of iemand uit die kring gesignaleerd stond en of er een onderzoek van de politie naar diegene liep. Slechts door de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte is er een einde gekomen aan het grensoverschrijdend gedrag van de verdachte.
Met de rechtbank rekent het hof het de verdachte aan dat hij gedurende langere tijd misbruik heeft gemaakt van zijn positie en dat hij het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. Van een politieambtenaar moet daarom integriteit en onkreukbaarheid kunnen worden verwacht. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie moet kunnen stellen. Daarbij heeft de verdachte met zijn handelwijze schade toegebracht aan het imago van het politiekorps en het vertrouwen van zijn medepolitieambtenaren ernstig beschaamd. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand noch na de in deze zaak bewezenverklaarde feiten is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de reeds in een vroeg stadium ingenomen bekennende proceshouding van de verdachte. Daarnaast houdt het hof rekening met de door de verdachte ten gevolge van zijn handelen reeds ondervonden consequenties, in het bijzonder het feit dat hij na 26 jaar dienstverband oneervol ontslag heeft gekregen.
Het hof heeft voorts geconstateerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM.
In de appelfase zijn er meer dan 2 jaren verstreken tussen het namens de verdachte instellen van het hoger beroep en het eindarrest. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ongeveer 26 maanden.
Gelet op – met name - het tijdsverloop sedert het plegen van de feiten, de overschrijding van de redelijke termijn en daarmee de ouderdom van de onderhavige zaak is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, niet langer opportuun is, zeker niet nu dit zou betekenen dat de verdachte na zoveel jaren in de onderhavige zaak opnieuw relatief langdurig gedetineerd zou raken. Het hof overweegt daarbij dat beoogde strafdoelen als generale en speciale preventie, en de vergeldingsgedachte die in de bestraffing liggen besloten steeds meer uit beeld raken naarmate de berechting langer duurt.
Gelet op het vorenstaande alsmede op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straffen/strafmodaliteiten, zoals vastgelegd in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in beginsel een passende en geboden afdoening van deze strafzaak opleveren.
Het hof is echter – mede vanwege het tijdsverloop sinds het opstellen van de procesafspraken - van oordeel dat de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep onvoldoende is verdisconteerd in de door de advocaat-generaal gevorderde straffen. Gelet hierop zal het hof aan de verdachte een lagere geldboete opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is, alles afwegende en in samenhang bezien, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 33 dagen - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 200 uur, en een geheel onvoorwaardelijke geldboete van 7.500 euro, een passende en geboden reactie vormen. Bij de vaststelling van de geldboete en de bepaling van de termijnen is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 57, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
2 maanden, elke termijn groot
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. A.S.I. van Delden en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juni 2023.