In deze zaak heeft de Inspecteur van de Belastingdienst verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarin het hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van het Hof vond plaats op 29 juni 2023, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Inspecteur had op 23 mei 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 12 april 2023, maar het hogerberoepschrift werd pas op 30 mei 2023 door het Hof ontvangen. De Inspecteur stelde dat het hogerberoepschrift op tijd was verzonden, maar er was geen poststempel om dit te bevestigen. Na een verzoek van het Hof om het hogerberoepschrift digitaal in te dienen, heeft de Inspecteur dit op 2 juni 2023 alsnog gedaan.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was aangevangen op 14 april 2023. Aangezien het hogerberoepschrift op 30 mei 2023 was ontvangen, viel dit op de tweede werkdag na het verstrijken van de termijn. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep tijdig was ingediend, ondanks de eerdere niet-ontvankelijk verklaring. Het verzet van de Inspecteur werd gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van het Hof werd vernietigd. Het onderzoek van de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, en de proceskosten werden niet toegewezen. De beslissing is op 7 december 2023 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.