ECLI:NL:GHDHA:2023:2846

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
BK-23/521 en BK-23/522
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak heeft de Inspecteur van de Belastingdienst verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarin het hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van het Hof vond plaats op 29 juni 2023, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Inspecteur had op 23 mei 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 12 april 2023, maar het hogerberoepschrift werd pas op 30 mei 2023 door het Hof ontvangen. De Inspecteur stelde dat het hogerberoepschrift op tijd was verzonden, maar er was geen poststempel om dit te bevestigen. Na een verzoek van het Hof om het hogerberoepschrift digitaal in te dienen, heeft de Inspecteur dit op 2 juni 2023 alsnog gedaan.

Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn was aangevangen op 14 april 2023. Aangezien het hogerberoepschrift op 30 mei 2023 was ontvangen, viel dit op de tweede werkdag na het verstrijken van de termijn. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep tijdig was ingediend, ondanks de eerdere niet-ontvankelijk verklaring. Het verzet van de Inspecteur werd gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van het Hof werd vernietigd. Het onderzoek van de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, en de proceskosten werden niet toegewezen. De beslissing is op 7 december 2023 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-23/00521 en BK-23/00522

Uitspraak van 7 december 2023

op het verzet van de
inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur, tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak op het hoger beroep van de Inspecteur in het geschil tussen de Inspecteur en [naam] te [woonplaats] betreffende de voor de jaren 2015 en 2016 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boete- en rentebeschikkingen.

Uitspraak en verzet

1.1.
De Inspecteur heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 29 juni 2023 (de uitspraak), waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet tijdig indienen van het hogerberoepschrift.
1.2.
Het verzetschrift is gedagtekend 8 juli 2023 en digitaal ingediend bij het Hof op 7 juli 2023.
1.3.
Een mondelinge behandeling van het verzet is achterwege gebleven. De Inspecteur heeft bij bericht van 14 november 2023 meegedeeld dat hij akkoord is met het afdoen van de verzetsprocedure zonder zitting.

Feiten

2.1.
Bij brief van 23 mei 2023 heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 12 april 2023, nummers SGR 22/1992 en SGR 22/1993. Een afschrift van de uitspraak van de Rechtbank is op 13 april 2023 naar de Inspecteur verzonden.
2.2.
Het hogerberoepschrift is op 30 mei 2023 per post ontvangen door het Hof. De envelop waarin het hogerberoepschrift is binnengekomen bevat geen poststempel of een andere indicatie waaruit blijkt op welke dag het hogerberoepschrift ter post is bezorgd.
2.3.
Op 2 juni 2023 heeft een medewerker van de postkamer van het Hof de Inspecteur per e-mail verzocht het hogerberoepschrift digitaal in te dienen. De Inspecteur heeft het hogerberoepschrift dezelfde dag digitaal ingediend.

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling

3. Het Hof heeft in de uitspraak het volgende overwogen:
“De termijn voor indiening van een hogerberoepschrift bedraagt zes weken. Een niet per post verzonden hogerberoepschrift is tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter griffie is ontvangen. De termijn is aangevangen met ingang van de dag na die van de verzending van de uitspraak, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 25 mei 2023.
Aangezien het hogerberoepschrift op 2 juni 2023 ter griffie van het Hof is ontvangen, is het hogerberoepschrift niet tijdig ingediend. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de inspecteur in verzuim is geweest, is niet gebleken. Het hoger beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Deze uitspraak is gegeven op grond van de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:11, 6:24, 8:54 en 8:108
van de Algemene wet bestuursrecht.”

Standpunt Inspecteur

4. De Inspecteur heeft in zijn verzetschrift van 8 juli 2023 onder meer het volgende vermeld:
“Het hoger beroep is op 23 mei 2023, en derhalve binnen de termijn, per post ingediend bij het Hof. Omdat stukken tegenwoordig ook digitaal ingediend kunnen worden bij uw Hof zijn de stukken voor het gemak en goede orde later op 2 juni 2023 ook nog digitaal ingediend. Mogelijk dat dit onverhoopt de nodige verwarring of onduidelijkheid heeft veroorzaakt. Mijn excuses hiervoor”

Beoordeling van het verzet

5.1.
Het Hof heeft met de Belastingdienst de afspraak gemaakt dat alle gedingstukken worden ingediend via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ en dat de bepalingen van afdeling 8.1.6A van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn op het verkeer met het Hof (zie ook de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2022). De Inspecteur heeft in afwijking van deze afspraak het hoger beroep per post ingediend (zie 2.1 en 2.2). Uit artikel 8:36a, lid 1, Awb, volgt dat de Inspecteur, gelet op de gemaakte afspraken, verplicht is zijn hogerberoepschrift langs elektronische weg in te dienen. Omdat de Inspecteur niet heeft voldaan aan deze verplichting heeft het Hof de Inspecteur, op grond van artikel 8:36a, lid 5, Awb, de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen. De Inspecteur heeft zijn hogerberoepschrift vervolgens alsnog digitaal ingediend via het webportaal ‘Mijn Rechtspraak’ (zie 2.3).
5.2.
Indien het per post verstuurde hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend zonder dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, moet het hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk worden verklaard. Het feit dat de Inspecteur alsnog aan zijn verplichting heeft voldaan door zijn hogerberoepschrift langs elektronische weg in te dienen, kan een eerder belopen termijnoverschrijding niet helen. Het Hof zal daarom nagaan of het per post ingediende hoger beroep tijdig is ingediend.
5.3.
De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 Awb in verbinding met artikel 6:24 Awb, zes weken. Ingevolge artikel 22j AWR vangt de termijn aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van de uitspraak, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. Aangezien de uitspraak van de Rechtbank is verzonden op 13 april 2023, is de termijn dus aangevangen op 14 april 2023.
5.4.
Ingevolge artikel 6:9 Awb in verbinding met artikel 6:24 Awb, is het hogerberoepschrift - voor zover hier van belang - tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen, met dien verstande dat bij verzending per post een beroepschrift tijdig is ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit brengt mee dat het hogerberoepschrift van de Inspecteur tijdig is ingediend indien dit uiterlijk op 25 mei 2023 is ontvangen dan wel, indien het later is ontvangen, vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en uiterlijk op 1 juni 2023 is ontvangen.
5.5.
In een geval als het onderhavige, waarin geen poststempel op de enveloppe is geplaatst, moet worden aangenomen dat het bezwaar- of beroepschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (vgl. HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7470, BNB 2012/87).
5.6.
In het onderhavige geval is de termijn geëindigd op donderdag 25 mei 2023. Het hogerberoepschrift is ontvangen op dinsdag 30 mei 2023. Maandag 29 mei 2023 is Tweede Pinksterdag. Dit betekent dat het hogerberoepschrift op de tweede werkdag na het einde van de termijn is ontvangen. Het hoger beroep is tijdig ingediend. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
5.7.
Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 5.6 is overwogen, vervalt de uitspraak van het Hof van 29 juni 2023 en wordt het onderzoek van de zaak door het Hof voortgezet in de stand waarin het zich daarvoor bevond.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, Chr.Th.P.M. Zandhuis en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 7 december 2023 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.