ECLI:NL:GHDHA:2023:2826

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
22-000202-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels vrijspraak van witwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 november 2020. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor verschillende feiten, waaronder het telen en verhandelen van cocaïne en witwassen. In hoger beroep heeft het hof de verdachte deels vrijgesproken van het witwassen van meerdere paren merkschoenen, omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het telen en verhandelen van cocaïne, en dat hij opzettelijk aanwezig had gehad van een hoeveelheid cocaïne en betrokken was bij het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 5.000,00 en een personenauto. De verdachte heeft verklaard dat de aanschaf van de voorwerpen voor een groot deel was gefinancierd door zijn schoonvader, wat het hof aanleiding gaf om te concluderen dat het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs had geleverd voor het witwassen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 220 uur. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequaat onderzoek door het Openbaar Ministerie in zaken van witwassen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000202-21
Parketnummer: 09-184812-20
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte]

geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het witwassen van “meerdere paren merkschoenen”, aan hem tenlastegelegd als onderdeel van feit 2. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de zojuist bedoelde, in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak (feit 2, voor zover betrekking hebbend op “meerdere paren merkschoenen”).
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 15 juli 2020 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in de periode van 15 mei tot en met 15 juli 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, van
- een of meerdere voorwerpen (waaronder: een personenauto [merk auto 1]met kenteken [kenteken 1] en/of een motor [merk motor] en/of een quad [merk quad 1] en/of een quad [merk quad 2] en/of - een of meerdere geldbedragen (ongeveer 5.000 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Zoetermeer opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in de periode van 24 april 2019 tot en met 16 augustus 2019, te Zoetermeer, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2] was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], voorhanden heeft gehad, en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 en zal worden vernietigd ten aanzien van de bewezenverklaarde periode van feit 1 alsmede ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak feit 2
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het witwassen van de onder 2 tenlastegelegde quads, [merk motor]motor en [merk auto 1] personenauto te komen.
Daartoe overweegt het hof het volgende. Het hof hanteert het toetsingskader dat door de Hoge Raad in de vorm van een stappenplan is aangereikt in zijn arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352 (zie voor latere bevestigingen voetnoot 15 van ECLI:NL:PHR:2023:339).
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. In het onderhavige geval kán dit ook niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Wel zijn, naar het oordeel van het hof, de feiten en omstandigheden van dien aard dat, ten aanzien van de quads, de [merk motor]motor en de [merk auto 1], zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Nu van dit vermoeden sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de genoemde voorwerpen. Zo’n verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat deze concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Ten aanzien van de quads, de [merk motor]motor en de [merk auto 1] heeft de verdachte een naar het oordeel van het hof voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Ten aanzien van de [merk auto 1] heeft de verdachte verklaard dat die voor het grootste gedeelte is gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van een vorige auto en voor het resterende gedeelte uit spaargeld. Met betrekking tot de quads en de [merk motor]motor heeft de verdachte, kort gezegd, verklaard dat de aanschaf van deze voorwerpen voor het leeuwendeel is gefinancierd door zijn schoonvader. Door deze verklaringen kwam het op de weg van het openbaar ministerie te liggen om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen.
Voor zover al kan worden gezegd dat dit onderzoek überhaupt is verricht, is het naar het oordeel van het hof te summier geweest voor een gemotiveerde weerlegging van hetgeen de verdachte omtrent de herkomst van meergenoemde voorwerpen heeft verklaard. In elk geval kan het hof niet (mede) op basis van de resultaten van dat onderzoek komen tot het oordeel dat, ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) de genoemde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van deze goederen partieel vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in
of omstreeksde periode van 01 januari 2020 tot en met 15 juli 2020
te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in de periode van 15 mei
2020tot en met 15 juli 2020
te Zoetermeer, althansin Nederland,
van - een of meerdere voorwerpen (waaronder: een personenauto [merk auto 1] met kenteken [kenteken 1] en/of een motor [merk motor] en/of een quad [merk quad 1] en/of een quad [merk quad 2] en/of -een
of meerderegeldbedrag
en(ongeveer 5.000 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpenheeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat dit voorwerp
c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk,onmiddellijk
of middellijk,afkomstig was
/warenuit
enig (eigen
)misdrijf;
3.
hij op
of omstreeks15 juli 2020 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 48 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende coca
ïne, zijnde coca
ïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in de periode van 24 april 2019 tot en met 16 augustus 2019
, te Zoetermeer, althansin Nederland,
van een voorwerp, te weteneen personenauto [merk auto 2] [kenteken 2],
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2] [kenteken 2], voorhanden heeft gehad, en/of
- dit voorwerpheeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist
, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat dit voorwerp g
eheel of gedeeltelijk - onmiddellijk ofmiddellijk
-afkomstig was uit enig
(eigen)misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne. Bij hem is een dealershoeveelheid cocaïne in beslag genomen. Hij heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Door verdovende middelen als cocaïne wordt ook de volksgezondheid ernstig bedreigd. Bovendien brengen feiten als deze onrust voor de samenleving met zich mee.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 5.000,00 en van een [merk auto 2]. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van onder meer soortgelijke misdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Het hof zal de geconstateerde overschrijding in het voordeel van de verdachte meewegen in de straf. Het hof zal daarom in plaats van de in beginsel passende taakstraf voor de duur van 240 uur, een taakstraf van 220 uur opleggen.
Het hof is - alles afwegende en in het bijzonder rekening houdend met de omstandigheid dat verdachtes privéleven in rustiger vaarwater terecht lijkt te zijn gekomen - van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf als hiervoor genoemd en een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf – waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 2, voor zover betrekking hebbend op “meerdere paren merkschoenen”.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
5.000,00 euro, IBG d.d. 15-07-2020.
Gelast de teruggaveaan de verdachte als beslagene van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Personenauto [kenteken 1], zwart, merk: [merk auto 1];
  • 1 STK Quad, blauw, merk: [merk quad 2];
  • 1 STK Motorfiets, oranje, merk: [merk motor];
  • 1 STK Quad [kenteken 3], merk: [merk quad 1].
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. O.M. Harms en mr. G.C. Haverkate, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Huynh.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 oktober 2023.