[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het witwassen van “meerdere paren merkschoenen”, aan hem tenlastegelegd als onderdeel van feit 2. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de zojuist bedoelde, in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak (feit 2, voor zover betrekking hebbend op “meerdere paren merkschoenen”).
Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 15 juli 2020 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in de periode van 15 mei tot en met 15 juli 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, van
- een of meerdere voorwerpen (waaronder: een personenauto [merk auto 1]met kenteken [kenteken 1] en/of een motor [merk motor] en/of een quad [merk quad 1] en/of een quad [merk quad 2] en/of - een of meerdere geldbedragen (ongeveer 5.000 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Zoetermeer opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in de periode van 24 april 2019 tot en met 16 augustus 2019, te Zoetermeer, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2] was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], voorhanden heeft gehad, en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 en zal worden vernietigd ten aanzien van de bewezenverklaarde periode van feit 1 alsmede ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak feit 2
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het witwassen van de onder 2 tenlastegelegde quads, [merk motor]motor en [merk auto 1] personenauto te komen.
Daartoe overweegt het hof het volgende. Het hof hanteert het toetsingskader dat door de Hoge Raad in de vorm van een stappenplan is aangereikt in zijn arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352 (zie voor latere bevestigingen voetnoot 15 van ECLI:NL:PHR:2023:339). Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. In het onderhavige geval kán dit ook niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Wel zijn, naar het oordeel van het hof, de feiten en omstandigheden van dien aard dat, ten aanzien van de quads, de [merk motor]motor en de [merk auto 1], zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Nu van dit vermoeden sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de genoemde voorwerpen. Zo’n verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat deze concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Ten aanzien van de quads, de [merk motor]motor en de [merk auto 1] heeft de verdachte een naar het oordeel van het hof voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Ten aanzien van de [merk auto 1] heeft de verdachte verklaard dat die voor het grootste gedeelte is gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van een vorige auto en voor het resterende gedeelte uit spaargeld. Met betrekking tot de quads en de [merk motor]motor heeft de verdachte, kort gezegd, verklaard dat de aanschaf van deze voorwerpen voor het leeuwendeel is gefinancierd door zijn schoonvader. Door deze verklaringen kwam het op de weg van het openbaar ministerie te liggen om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen.
Voor zover al kan worden gezegd dat dit onderzoek überhaupt is verricht, is het naar het oordeel van het hof te summier geweest voor een gemotiveerde weerlegging van hetgeen de verdachte omtrent de herkomst van meergenoemde voorwerpen heeft verklaard. In elk geval kan het hof niet (mede) op basis van de resultaten van dat onderzoek komen tot het oordeel dat, ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) de genoemde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van deze goederen partieel vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in
of omstreeksde periode van 01 januari 2020 tot en met 15 juli 2020
te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in de periode van 15 mei
2020tot en met 15 juli 2020
te Zoetermeer, althansin Nederland,
van - een of meerdere voorwerpen (waaronder: een personenauto [merk auto 1] met kenteken [kenteken 1] en/of een motor [merk motor] en/of een quad [merk quad 1] en/of een quad [merk quad 2] en/of -een
of meerderegeldbedrag
en(ongeveer 5.000 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
- dit voorwerp c.q. deze voorwerpenheeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat dit voorwerp
c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk,onmiddellijk
of middellijk,afkomstig was
/warenuit
enig (eigen
)misdrijf;
3.
hij op
of omstreeks15 juli 2020 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 48 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende coca
ïne, zijnde coca
ïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in de periode van 24 april 2019 tot en met 16 augustus 2019
, te Zoetermeer, althansin Nederland,
van een voorwerp, te weteneen personenauto [merk auto 2] [kenteken 2],
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2][kenteken 2], was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een personenauto [merk auto 2] [kenteken 2], voorhanden heeft gehad, en/of
- dit voorwerpheeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist
, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,dat dit voorwerp g
eheel of gedeeltelijk - onmiddellijk ofmiddellijk
-afkomstig was uit enig
(eigen)misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: