ECLI:NL:GHDHA:2023:2715
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de kwalificatie van onderwijsactiviteiten als economische of niet-economische activiteiten in het kader van de Wet op de omzetbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kwalificatie van onderwijsactiviteiten van belanghebbende, een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, in het kader van de Wet op de omzetbelasting. Belanghebbende had over de jaren 2017, 2018 en 2019 aangiften omzetbelasting gedaan en verzocht om teruggaaf van voorbelasting. De Inspecteur van de Belastingdienst had een deel van de teruggaaf geweigerd, stellende dat bepaalde onderwijsactiviteiten niet als economische activiteiten konden worden aangemerkt. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de onderwijsdiensten die belanghebbende aan leerlingen onder de 18 jaar verleent, kwalificeren als niet-economische activiteiten, omdat er geen vergoeding wordt ontvangen voor deze diensten. Ook de BOL-opleiding, waarvoor leerlingen lesgeld aan DUO betalen, werd niet als economische activiteit aangemerkt. Het Hof bevestigde de conclusie van de Rechtbank dat er geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat voor kosten die verband houden met niet-economische activiteiten. Het Hof oordeelde verder dat de door belanghebbende aangevoerde argumenten over het neutraliteitsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel niet opgingen, en dat de Inspecteur terecht de pro rata en pre-pro rata berekeningen had toegepast. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.