ECLI:NL:GHDHA:2019:3879

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
22-005351-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een terroristische organisatie en het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen voor terroristische misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie, namelijk ISIL, en het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen voor het plegen van terroristische misdrijven. De verdachte, geboren in 1978 in Noord-Jemen, had zich aangemeld als strijder voor ISIL en verbleef gedurende negen maanden in het strijdgebied in Syrië. Het hof overwoog dat de verdachte zich had aangemeld via een formulier en dat hij zich gedurende deze periode als strijder had opgehouden in het conflictgebied. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het hof verhoogde de straf tot 5 jaar en 10 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had ontkend betrokken te zijn geweest bij terroristische activiteiten, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering, waaronder ambtsberichten van de MIVD, voldoende was om de deelname aan de terroristische organisatie vast te stellen. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de eendaadse samenloop van deelneming aan een terroristische organisatie en het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen voor terroristische misdrijven, en legde de straf op met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005351-17
Parketnummer: 10-960372-16
Datum uitspraak: 6 december 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank Amsterdam te Amsterdam
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] (Noord-Jemen),
voorheen bekend als [verdachte], geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] (Noord-Jemen),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught, Nieuw Vosseveld Bijzondere Afdeling, te Vught.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
22 november 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de teruggave aan de verdachte gelast van de voorwerpen zoals vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 12 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, alsmede de teruggave aan de gemeente Amstelveen gelast van de voorwerpen zoals vermeld op voornoemde lijst onder de nummers 6 en 11.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 10 november 2013 tot en met 21 maart 2017 te Syrië en/of Irak en/of Jemen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden,
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 10 november 2013 tot en met 10 augustus 2014 te Syrië
en/of Irak en/of Jemen,
ter uitvoering van het voornemen om deel te nemen aan een of meer organisaties, namelijk Islamitische Staat
(IS), dan wel Islamic State of lraq and Shaam (ISIS), althans telkens (een) aan IS(IS) en/of aan Al Qaida
gelieerde organisatie(s), althans telkens (een) organisatie(s) die de gewapende jihad voorstond/voorstonden,
welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van
het Wetboek van strafrecht;
- is afgereisd naar het strijdgebied in Syrië, en/of
- zich heeft aangemeld bij en/of zich beschikbaar heeft gesteld als strijder voor IS(IS), althans een aan

deze organisatie gelieerde organisatie die de gewapende jihad nastreeft,

terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 10 november 2013 tot en met 10 augustus 2014 op een of
meer plaatsen in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Jemen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van een of meer (meermalen) te plegen misdrijven,
telkens te begaan met een terroristisch oogmerk en omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht,
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het de misdrijf aan zich en/of anderen heeft

verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of

- plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd waren om aan anderen te worden medegedeeld,

in gereedheid heeft gebracht of onder zich heeft gehad,

door
- af te reizen naar het strijdgebied in Syrië, en/of
- zich aan te melden bij en/of zich beschikbaar te stellen als strijder voor IS(IS), althans een aan

deze organisatie gelieerde organisatie die de gewapende jihad nastreeft.

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen [1]

1. Aanmeldformulier

Blijkens een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (verder: MIVD) van 24 november 2017 heeft de MIVD informatie en gegevens ontvangen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten van Amerika over een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS (het hof begrijpt: ISIL nu op een formulier – dat onderdeel uitmaakt van de verstrekte gegevens - staat vermeld Islamitische Staat in Irak en Levant [2] ) heeft aangemeld. Het betreft gegevens over [verdachte], geboren in 1978 die zich op
10 november 2013 bij ISIS heeft aangemeld als ‘fighter’ (strijder).
Deze gegevens zijn gevonden – zo volgt uit de gegeven toelichting door het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten – door lokale Syrische strijdgroepen in juli 2015 in een ISIS hoofdkwartier in Tal Abyad (Syrië). In juni 2015 was dat door ISIS gecontroleerd gebied. De gegevens zijn eind november 2015 overgedragen aan het Ministerie van Defensie van de VS. [3]
Bij dit ambtsbericht is een kopie gevoegd van het originele formulier in de Arabische taal en een vertaling daarvan in de Engelse taal. De vertaling van het formulier in het Nederlands luidt als volgt: [4]
[weergave formulier]
Op het formulier staat in de Nederlandse vertaling:
‘In naam van Allah
Islamitische staat in Irak en de Levant
Algemene directie van de grenzen
Gegevens mujahideen’
Gelet op titel van het formulier, de persoonlijke aard van de gegevens die moeten worden ingevuld en de (centrale) vraag of de persoon zich aanmeldt als ‘strijder, martelaar of aanslagpleger’, is dit formulier naar het oordeel van het hof bedoeld als een aanmeldformulier voor ISIL. Hierna zal dit formulier worden aangeduid als ‘aanmeldformulier’.
1.1. Persoon op het aanmeldformulier betreft de verdachte
Het hof stelt vast dat de volgende op het formulier weergegeven gegevens overeenkomen met de gegevens bij de Basisregistratie Personen (verder: BRP) en de bij de politie bekende gegevens van de verdachte.
De gevolgde nummering verwijst naar de nummering op het hierboven in gekopieerde formulier.

1.Naam en achternaam

De spelling van de naam weergegeven op het aanmeldformulier, [naam op aanmeldformulier], komt bijna geheel overeen met de naam van de verdachte, [verdachte].

2.Bijnaam

Op het aanmeldformulier staat als bijnaam van de verdachte Abu Khalil Al Muhajir.
Strijders voor IS/ISIL hebben vaak ook een bijnaam aangenomen. Dit wordt in het Arabisch kunya genoemd. De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de mensen hem in het Arabisch Abu Khalil noemen. Al Muhajir betekent ‘de migrant’. Als je zijn naam als kunya gebruikt is het Abu Khalil. [5]

3.Naam moeder

De op het aanmeldformulier opgegeven (spelling van de) naam van de moeder, [naam moeder op aanmeldformulier], komt bijna geheel overeen met de naam van de moeder van de verdachte, [moeder van verdachte]. Ook uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat de naam van de moeder van de verdachte zoals weergegeven in het bevolkingsregister (BRP) overeenkomt met de naam van de moeder op het ISIS-grensdocument van [verdachte]. [6]

5.Geboortedatum en nationaliteit

Het op het aanmeldformulier ingevulde geboortejaar ‘1978’ en nationaliteit ‘Nederlander van Jemenitische achtergrond’, komt overeen met het geboortejaar in het Jemenitische paspoort van de verdachte. [7] Voorts heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2019 verklaard dat het juist is dat zijn personalia niet zijn ‘[verdachte], geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] (Noord-Jemen)’, maar dat zijn personalia zijn hetgeen hij heeft opgegeven op deze terechtzitting, te weten [verdachte], geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] (Noord-Jemen). [8]

6.Burgerlijke staat

De op het aanmeldformulier ingevulde huwelijkse staat, ongehuwd, komt overeen met die van de verdachte. [9]

7.Adres en verblijfplaats

Op het aanmeldformulier staat als adres: Yemen – Al Hadida – Al Hay Attijari. In de Engelse vertaling staat ‘Al Hudaydah (Yemen)’. De verdachte heeft verklaard dat Al Havy at Tijari, Al Hudaydah een wijk in Jemen is waar hij heeft gewoond. [10]

8.Opleiding

Op het aanmeldformulier staat als opleiding Computerkunde en dat deze niet is afgemaakt. De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij na de middelbare school een ICT-opleiding heeft gevolgd, maar deze niet heeft afgemaakt. [11]

10.Wat is uw beroep voor de komst?

Op het aanmeldformulier staat aangegeven ‘verkoper in een winkel’. Tegenover de politie en ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij eind december 2012 naar de Verenigde Staten is gegaan. Hij heeft gewerkt in een supermarkt. Daarna is hij naar Turkije, naar Istanbul, gegaan. [12]

11.Wat zijn de landen waarnaar u gereisd hebt en hoelang?

Hier staat op het aanmeldformulier aangegeven dat de aanmelder 10 maanden in de Verenigde Staten heeft gewerkt en 8 maanden in Brittannië, alsmede dat hij 11 jaar in Nederland heeft verbleven als vluchteling, voor studie en voor werk. Saoedi Arabië alleen bezoek, Syrië bezoek, Marokko en Egypte bezoek.
Op 20 februari 2013 is de verdachte uitgeschreven uit de BRP. Hij zou zijn vertrokken naar de Verenigde Staten. De verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker is van zijn Nederlands paspoort. Op 31 december 2012 is er een stempel (entry) in dit paspoort gezet van de Verenigde Staten. [13] Op 8 november 2013 is er een stempel (entry) in dit paspoort gezet van Turkije, Istanbul. [14] De verdachte heeft aangegeven dat hij vanuit de Verenigde Staten naar Turkije is gevlogen. [15] Ook heeft hij verklaard dat hij iets minder dan een jaar in Birmingham (Engeland) heeft gewoond in 2009 of in 2010. [16]
Uit het IND-dossier blijkt dat de verdachte op 30 juni 2000 naar Nederland is gekomen en asiel heeft aangevraagd. [17] De verdachte heeft dus vanaf juli 2000 tot februari 2013 in Nederland gewoond, met een onderbreking van ongeveer het jaar dat hij in Engeland verbleef. Dit komt op een netto verblijf van ongeveer 11 jaar in Nederland. De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij als vluchteling naar Nederland was gekomen, onderwijs heeft genoten en heeft gewerkt. [18] Voorts heeft de verdachte bevestigd dat het klopt dat hij in de Verenigde Staten, Engeland, Saoedi Arabië en Marokko is geweest. Hij is ook in Egypte en Syrië geweest, maar dat was alleen transit. [19]

12.De toegang waarbij u bent binnengekomen?

Hier wordt op het aanmeldformulier ‘Aazaz’ vermeld.

14.Toegangsdatum?

De op het aanmeldformulier vermelde toegangsdatum,
10-11-2013, past bij de gegevens uit verdachtes Nederlandse paspoort, waaruit blijkt dat hij op
8 november 2013 Turkije is ingereisd via de luchthaven Istanbul. [20]

16.Strijder of martelaar of aanslagpleger

Hier wordt op het aanmeldformulier ‘strijder’ vermeld.

21.Ons communicatieadres: contactpersoon

Het op het aanmeldformulier ingevulde telefoonnummer van zijn broer [naam broer op aanmeldformulier] blijkt, na dit telefoonnummer te hebben aangeboden op de website van Facebook, te zijn gekoppeld aan het Facebook-account ‘[broer van verdachte]’. Het Facebookaccount [broer van verdachte] is als Facebookvriend gelinkt met beide Facebookaccounts die in gebruik bij de verdachte zijn. Volgens de profiel-informatie is [broer van verdachte] afkomstig uit Al Hudayda, Jemen. [21] De verdachte heeft verklaard dat de foto op zijn telefoon die hem wordt getoond als bijlage 5, zijn broer [broer van verdachte] is. [22] Tijdens dit verhoor is aan de verdachte het Arabischtalige aanmeldformulier getoond en gehecht aan het proces-verbaal als bijlage 12. De verdachte bestudeert, blijkens dat proces-verbaal, het aanmeldformulier. Tijdens het verhoor onderbreekt hij de verbalisant op enig moment en verklaart hij ‘dit is mijn broer, deze nummer’. [23] Het hof begrijpt dat de verdachte hiermee doelt op het op het aanmeldformulier opgegeven telefoonnummer van zijn broer [broer van verdachte].
De gegevens op het aanmeldformulier betreffende de naam van de persoon die zich aanmeldt, de naam van de moeder, het geboortejaar, de huwelijkse staat, de Nederlandse en de Jemenitische nationaliteit, de informatie met betrekking tot de landen waarnaar is gereisd en opleiding, het beroep voor de komst naar Syrië en de naam en het telefoonnummer van de contactpersoon, komen overeen met de persoonlijke gegevens van de verdachte zoals die bekend zijn in de BRP en bij de politie. [24]
Op grond van de hierboven weergegeven overeenkomsten stelt het hof vast dat de gegevens vermeld op het aanmeldformulier overeenkomen met de gegevens van de verdachte.
1.2.
Invulling aanmeldformulier voor ISIL door de verdachte
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die dit formulier heeft ingevuld, althans de informatie daartoe heeft opgegeven, bij aankomst in Syrië. Daarbij neemt het hof nog in het bijzonder het volgende in aanmerking:
  • De persoonlijke gegevens die op het formulier vermeld zijn, zijn zeer specifiek.
  • Het is moeilijk voorstelbaar dat een willekeurige derde het telefoonnummer van de broer van de verdachte volledig correct opgeeft. Verdachte heeft hier geen verklaring voor; hij heeft alleen telkens ontkend in Syrië te zijn geweest in de periode 2013-2014.
Aan die ontkenning hecht het hof geen waarde. Volgens de verdachte is hij in de ten laste gelegde periode in Turkije geweest. Hij heeft dat echter op geen enkele wijze aannemelijk weten te maken. Hij heeft, ondanks gerichte vragen, geen adres genoemd waar hij heeft verbleven, hij heeft geen namen genoemd van mensen met wie hij contact heeft gehad en hij heeft geen enkele plaats aangewezen waar hij in die periode is geweest.
2. Exitformulier
Voorts bevat het dossier een (tweede) ambtsbericht van de MIVD van 12 februari 2018 met bijlagen. Uit dit ambtsbericht blijkt dat de MIVD informatie en gegevens heeft ontvangen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten over een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS heeft aangemeld. De Verenigde Staten heeft een exitformulier verstrekt waarop staat vermeld [naam op exitformulier] – [naam op exitformulier] (nickname: Abu-Khalil al-Yamani. Deze persoon heeft zich op 10 november 2013 bij ISIS aangemeld als ‘fighter’ (strijder) en heeft op 5 augustus 2014 Syrië verlaten.
Deze gegevens zijn gevonden – zo volgt uit de gegeven toelichting door het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten – door lokale Syrische strijdgroepen in juli 2015 in een ISIS hoofdkwartier in Tal Abyad (Syrië). In juni 2015 was dat door ISIS gecontroleerd gebied. De gegevens zijn eind november 2015 overgedragen aan het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten. De informatie op het exitformulier vertoont overeenkomsten met de informatie op het aanmeldformulier van [naam op aanmeldformulier]. De overeenkomsten betreffen de naam ([verdachte]), nickname (Abu Khalil), het hebben van de Nederlandse en Jemenitische nationaliteit, de datum aanmelding (10 november 2013, de grensoversteekplaats (Azaz) en de functie/specialiteit (fighter).
Bij dit ambtsbericht is een kopie gevoegd van het originele formulier in de Arabische taal en een vertaling daarvan in de Engelse taal. [25] De vertaling van het formulier in de Engelse taal zoals dat bij het ambtsbericht is gevoegd, luidt als volgt: [26]
[weergave formulier]
Als werklocatie staat op het exitformulier aangegeven Salah Ad-Din Bayji. Dit betreft een locatie in Irak. Salah Ad-Din betreft de provincie en Bayji betreft de stad. Uit onderzoek in open bronnen is gebleken dat er in de periode rond juni 2014 gevechten waren in en rondom Bayji tussen ISIS en het Irakese leger. [27]
3. Vertrek naar Syrië en uit Syrië en/of Irak door de verdachte
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte eind 2012 Nederland heeft verlaten. Uit de gegevens van de BRP is immers gebleken dat hij op
20 februari 2013 is uitgeschreven en zou zijn vertrokken naar een onbekend adres.
De verdachte is gelet op een stempel in zijn paspoort op 31 december 2012 naar de Verenigde Staten afgereisd en vandaar op 8 november 2013 naar Istanbul (Turkije) gereisd. [28]
Op 10 augustus 2014 is er een stempel (exit) Turkije gezet in het paspoort. [29]
De verdachte heeft het voorgaande bevestigd. [30]
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, stelt het hof vast dat de verdachte omstreeks 8 november 2013 naar Syrië is vertrokken en omstreeks 10 augustus 2014 Syrië dan wel Irak heeft verlaten.
4. Bewijswaarde ambtsberichten MIVD
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (verder: AIVD) of MIVD in beginsel tot het bewijs mag worden gebezigd. De strafrechter zal echter van geval tot geval met de nodige behoedzaamheid moeten beoordelen of het materiaal, gelet op de soms beperkte toetsbaarheid, tot het bewijs kan meewerken. [31]
Thans ziet het hof – met inachtneming van de hierboven genoemde behoedzaamheid – zich voor de vraag gesteld of de voornoemde ambtsberichten van de MIVD met als bijlagen het aanmeldformulier en het exitformulier voor ISIL op naam van de verdachte in het Arabisch en in de Nederlandse of Engelse vertaling in dit geval voor het bewijs kunnen worden gebruikt. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of voornoemde formulieren als zodanig betrouwbaar kunnen worden aangemerkt dat deze formulieren voor het bewijs van het ten laste gelegde kunnen worden gebruikt, mede gezien het feit dat de MIVD de bron [32] als betrouwbaar beoordeelt maar de betrouwbaarheid van de gegevens niet kan vaststellen.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het Team Contraterrorisme en activisme van de politie heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van een van Interpol Washington via Interpol Lyon op 25 april 2016 ontvangen (excel-)lijst met 5185 namen die afkomstig zouden zijn van de aanmeldformulieren voor IS. Deze lijst met namen is door de FBI in de Verenigde Staten vertaald vanuit het Arabisch vanaf de aanmeldformulieren en verstuurd naar alle lidstaten aangesloten bij Interpol. [33]
Het hof gaat ervan uit dat de herkomst van deze namen dezelfde is als die van de naam van de verdachte zoals aangeduid in het ambtsbericht van de MIVD d.d.
24 november 2017. Het hof vindt hiervoor steun in het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen, waaruit het hof is gebleken dat de gegevens die via Interpol met betrekking tot de verdachte waren overgedragen samenvielen met de gegevens zoals die in het ambtsbericht van de MIVD waren gecommuniceerd en derhalve kennelijk terug te voeren waren op dezelfde bron.
Op voornoemde lijst verstrekt door Interpol zijn twaalf personen aangetroffen die als Nederlander stonden vermeld of met een adres of telefoonnummer aan Nederland waren te koppelen. Uit nader onderzoek blijkt dat, behalve de verdachte die ook op die lijst staat vermeld, van die twaalf personen tenminste zes personen worden verdacht te zijn uitgereisd naar Syrië (in totaal 7 personen). Verder is vastgesteld dat op de aanmeldformulieren van deze personen allerlei persoonsgegevens staan die overeenkomen met de bij de politie bekende gegevens, zoals het geboortejaar, de naam van de moeder en de bijnaam (kunya). [34]
4.1.
Conclusie
De bovenstaande bevindingen, in het bijzonder het feit dat de aanmeldformulieren zijn te herleiden tot concrete personen die ervan worden verdacht te zijn uitgereisd naar Syrië en waarnaar onderzoek is of wordt verricht, versterken de vaststelling door het hof dat de gegevens in het aanmeldformulier bij het voornoemde ambtsbericht van de MIVD betrekking hebben op de verdachte en dat het de verdachte is geweest die dat aanmeldformulier heeft ingevuld, althans de gegevens heeft verstrekt, nadat hij naar Syrië was gereisd. Alles afwegend, met de daarbij in dit geval passende behoedzaamheid, komt het hof tot de slotsom dat het als bijlage bij het eerste ambtsbericht gevoegde aanmeldformulier voor ISIL zodanig betrouwbaar is dat dit bruikbaar is als bewijsmiddel.
Het hof zal het ambtsbericht van de MIVD met in het bijzonder de bijlage - inhoudende het aanmeldformulier voor ISIL in de Arabische taal en in de Nederlandse vertaling ervan - dan ook voor het bewijs bezigen.
Hetzelfde geldt voor het tweede ambtsbericht met in het bijzonder de bijlage inhoudende het exitformulier en de Engelse vertaling hiervan.
5. Het verblijf in Syrië en terroristisch oogmerk
Het hof leidt uit de met betrekking tot de verdachte vastgestelde feiten af dat hij in de maand november 2013 is afgereisd naar Syrië en daar een aanmeldformulier heeft ingevuld, (althans de gegevens daartoe heeft verstrekt) om zich aan te sluiten bij IS(IL). De verdachte heeft zich hierbij opgegeven als strijder (‘fighter’). Uit het exitformulier blijkt dat de verdachte als strijder op 5 augustus 2014 is vertrokken bij IS dan wel ISIL.
Het oogmerk om een van de terroristische misdrijven voor te bereiden of te bevorderen, volgt uit deze vaststellingen.
Het is immers een feit van algemene bekendheid [35] dat ten tijde van het ten laste gelegde maar ook al geruime tijd voor die periode jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote schaal ernstige misdrijven pleegden. Dit kan de verdachte gedurende zijn verblijf in Syrië en in Irak niet zijn ontgaan.
De jihadistische strijdgroepen in Syrië en in Irak zoals IS(IL) wilden op gewelddadige wijze een zuiver islamitische samenleving en/of staat gebaseerd op de sharia – dit alles zoals door hen gepercipieerd - opleggen aan de burgerbevolking. Hiermee beoogden zij de fundamentele politieke structuur van Syrië en Irak te vernietigen zoals bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De misdrijven die deze strijdgroepen pleegden, zoals moord, doodslag, brandstichting en het teweegbrengen van ontploffingen en dergelijke, werden dus begaan met een terroristisch oogmerk en zijn daarmee terroristische misdrijven.
Deelneming aan de gewapende strijd in Syrië en in Irak aan de zijde van deze strijdgroepen houdt dus altijd in het plegen van terroristische misdrijven. [36]
6. Conclusie
Gelet op hetgeen hierboven is omschreven, staat vast dat dat verdachte gedurende ongeveer negen maanden – van
10 november 2013 tot omstreeks 10 augustus 2014 – zich in Syrië en/of in Irak heeft opgehouden als aangemelde, bij IS(IL) ingeschreven strijder. Toen hij na negen maanden uitreisde, stond hij nog steeds te boek als strijder. Ook is vast komen te staan dat er in het, in het exitformulier genoteerde, Irakese werkgebied van de verdachte, in juni 2014 in Irak hevige gevechten hebben plaatsgevonden tussen IS(IL) en het Irakese leger. Dit betekent dat de verdachte in die negen maanden op een of andere wijze actief heeft deelgenomen aan de strijd van genoemde terroristische organisatie(s); anders zou hij het predicaat ‘fighter’ beslist verloren zijn. In algemene zin is niet voorstelbaar dat dit anders zou zijn en er is ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat dit voor deze verdachte anders is geweest.
Het hof stelt derhalve vast dat hij gedragingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van het oogmerk van de terroristische organisatie(s) waarbij de verdachte zich als strijder aansloot en waarbij hij gedurende negen maanden aangesloten bleef.
Dat is een andere situatie dan die waarover het hof heeft geoordeeld bij arrest van 23 oktober 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:2765); daarin ging het om een verdachte die alleen een aanmeldformulier had ingevuld. Het hof heeft in dat arrest overwogen dat het enkele invullen, zonder dat is gebleken van gedragingen die duiden op de verwezenlijking van het oogmerk van de terroristische organisatie, onvoldoende is om te voldoen aan het gedragsvereiste van artikel 140a. In de thans voorliggende casus is wél aan het gedragsvereiste van artikel 140a Sr voldaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primair
hij
op één of meerdere tijdstippenin de periode van 10 november 2013 tot en met
10 augustus 201421 maart 2017te Syrië en/of Irak
en/of Jemen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,heeft deelgenomen aan
een of meerorganisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS),
dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS)en
/ofIslamic State of Iraq and Levant (ISIL)
en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
2.
hij
op een of meerdere tijdstippenin de periode van
10 november 2013 tot en met 10 augustus 2014
op een of
meer plaatsenin
Nederland en/ofSyrië en/of Irak
en/of Jemen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van een of meer (meermalen) te plegen misdrijven,
telkens te begaan met een terroristisch oogmerk en omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289
(a
)en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht,
- gelegenheid,
middelenen
/ofinlichtingen tot het plegen van
hetdemisdrij
fvenaan zich en/of anderen heeft
verschaft
en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd waren om aan anderen te worden medegedeeld,
in gereedheid heeft gebracht of onder zich heeft gehad,
door
- af te reizen naar het strijdgebied in Syrië, en
/of
- zich aan te melden bij en
/ofzich beschikbaar te stellen als strijder voor IS(IS), althans een aan
deze organisatie gelieerde organisatie die de gewapende jihad nastreeft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven – in de voetnoten aangeduide - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven
en
met het oogmerk om een in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen heeft verschaft; en met het oogmerk om een misdrijf als omschreven in artikel 289a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen heeft verschaft; en met het oogmerk om een misdrijf als omschreven in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen heeft verschaft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van terroristische misdrijven en heeft deelgenomen aan een organisatie IS(IL) die het plegen van (terroristische) misdrijven tot oogmerk had.
IS en voorloper ISIL staan te boek als terroristische organisaties. Zij hebben op grote schaal misdrijven gepleegd met het doel een religieus schrikbewind te vestigen. Zij hebben talloze doden op hun geweten, zijn (mee) verantwoordelijk voor vernielingen van huizen, landbouw en infrastructuur en het ondraaglijk lijden en de angsten van velen en zij hebben, in naam van Allah, een bloedige sektarische strijd aangewakkerd. Tot op de dag van vandaag zijn de gevolgen hiervan voelbaar. Het onnoemlijk leed dat hierdoor is veroorzaakt komt natuurlijk niet geheel op het conto van de verdachte, maar hij heeft daar wel aan bijgedragen. Hij heeft zich immers als strijder aangemeld bij IS(IL) en zich vervolgens negen maanden als strijder opgehouden in het oorlogsgebied in het Midden-Oosten. En al is – door zijn ontkenning en het ontbreken van overige aanwijzingen zoals berichten op
social media– thans niet vast te stellen waaruit zijn feitelijke bijdrage aan de strijd nu precies heeft bestaan, het hof twijfelt – zoals eerder overwogen - er niet aan dát hij daaraan heeft bijgedragen en aldus ook aan de (verdergaande) destabilisering en onveiligheid aldaar. Gelet op het bloedige en angstaanjagende geweld waaraan de terroristische groeperingen – waaronder IS(IL) - zich structureel, ook in 2013 en 2014, hebben bezondigd, dienen in zaken als die van de verdachte de strafdoelen van vergelding en afschrikking bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf naar het oordeel van het hof een bepalende rol te spelen.
Het hof constateert – het is al opgemerkt - dat de verdachte over de periode dat hij in het strijdgebied heeft verbleven geen openheid van zaken heeft gegeven. Dit kan te wijten zijn aan onwil, maar wellicht ook – deels – aan onmacht. Zijn herinneringen laten hem mogelijk op een aantal punten in de steek (al is het opmerkelijk dat hij zich sommige zaken uit het verleden toch wel vrij gedetailleerd voor de geest kan halen). Uit de meest recente gedragskundige rapportage, uitgebracht op 24 juni 2019 (de rapportage pro justitia door de psychiater A.E. Grochowska en de GZ-psycholoog
L. Vermeulen, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere) wordt het hof niet veel wijzer. Blijkens die rapportage is er enige tijd sprake van een psychotisch toestandsbeeld geweest tijdens zijn detentie na de aanhouding in Nederland in maart 2017. Wat daaraan ten grondslag ligt of heeft gelegen kunnen de gedragsdeskundigen niet zeggen. Tijdens hun onderzoek staan gevolgen van medicatie, motorische traagheid en inactiviteit op de voorgrond; er komt geen zicht op verdachte belevingswereld en het komt dan ook niet tot een advies.
Er is zo weinig bekend geworden over de geestvermogens van de verdachte, diens persoon en overige persoonlijke omstandigheden dat het hof daaraan geen voor de straftoemeting relevante conclusies zal verbinden.
Het hof heeft bij de op te leggen straf voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten in Nederland.
Met betrekking tot de redelijke termijn overweegt het hof het volgende. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten in voorlopige hechtenis verkeert, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 16 maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Nu de verdachte op 19 december 2017 hoger beroep heeft ingesteld en het onderhavige arrest wordt gewezen op 6 december 2019 is de behandeling niet binnen 16 maanden nadat het hoger beroep is ingesteld afgerond met een eindarrest. Er is geen sprake van bovengenoemde bijzondere omstandigheden die die overschrijding rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafduur.
Gelet op al hetgeen hierboven is overwogen zal het hof de duur van de op te leggen straf bepalen met inachtneming van de straffen die in soortgelijke zaken vaker zijn opgelegd en waarnaar het Openbaar Ministerie bij requisitoir ook heeft verwezen. De verdachte heeft voor IS(IL) gestreden, zonder dat is komen vast te staan of hij bijvoorbeeld anderen heeft gedood of verwond. Uitgangspunt is een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. In casu is er geen reden om van deze in de jurisprudentie ingezette lijn af te wijken. Omdat de redelijke termijn is geschonden, zal het hof twee maanden aftrek toepassen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof op de in beslag genomen voorwerpen zal beslissen overeenkomstig het vonnis waarvan beroep.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 12 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 6 en 11 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de gemeente Amstelveen gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 55, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a en 289a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 12 van de aan dit arrest in kopie gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggave aan gemeente Amstelveenvan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 6 en 11 van de aan dit arrest in kopie gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2019.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
2.Uit het kennisdocument
3.Ambtsbericht van de MIVD d.d. 24 november 2017, nummer DIS2017021828, ondertekend door O. Eichelsheim, Generaal-majoor.
4.Nederlandse vertaling van het aanmeldformulier ISIL, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van politie, nummer LERCA 16101-119, dossierpagina 253.
5.Het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 132.
6.Het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-53, betreffende het tweede verhoor van de verdachte, dossierpagina 149; het proces-verbaal van bevindingen, nummer LERCA16101-44, dossierpagina 267.
7.Bijlage 9 bij het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-119, betreffende het vijfde verhoor van de verdachte, dossierpagina 249; het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 172.
8.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2019.
9.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 173.
10.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 132.
11.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 169.
12.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 129; het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 173; de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 november 2019.
13.het proces-verbaal van bevindingen, Nederlands paspoort Ali-Abdullah, nummer LERCA16101-66, dossierpagina 277.
14.het proces-verbaal van bevindingen, Nederlands paspoort Ali-Abdullah, nummer LERCA16101-66, dossierpagina 275.
15.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 129; het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 172, de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 november 2019.
16.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 132.
17.Een geschrift, zijnde Rapport van nader gehoor (AMA) van de Immigratie-& Naturalisatiedienst, dossierpagina 373; een geschrift, zijnde het eerste gehoor AMA van de Immigratie-& Naturalisatiedienst, dossierpagina 390.
18.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 169.
19.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-85, betreffende het verhoor van de verdachte, dossierpagina 172.
20.Het proces-verbaal van bevindingen Nederlands paspoort Ali-Abdullah, nummer LERCA16101-66, dossierpagina 277.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, LERCA16101-67, dossierpagina 300
22.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-119, betreffende het vijfde verhoor van de verdachte, dossierpagina 219.
23.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-119, betreffende het vijfde verhoor van de verdachte, dossierpagina 227, 228 en 232.
24.het proces-verbaal van bevindingen, nummer LERCA16101-44, dossierpagina’s 265-267.
25.Ambtsbericht van de MIVD d.d. 12 februari 2018, nummer DIS2018002582, ondertekend door O. Eichelsheim, Generaal-majoor.
26.Exitformulier ISIL, als bijlage gevoegd bij het ambtsbericht van de MIVD d.d. 12 februari 2018.
27.Een proces-verbaal van bevindingen Ambtsbericht, nummer LERCA16101-130, ongenummerd; zie internetsite wikipedia
28.het proces-verbaal van bevindingen, Nederlands paspoort Ali-Abdullah, nummer LERCA16101-66, dossierpagina 277.
29.het proces-verbaal van bevindingen, Nederlands paspoort Ali-Abdullah, nummer LERCA16101-66, dossierpagina 275.
30.het proces-verbaal van politie, nummer LERCA16101-14, betreffende het eerste verhoor van de verdachte, dossierpagina 129.
31.ECLI:NL:HR:2006:AV4122; HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7544, NJ 2012/36 m.nt. T.M. Schalken.
32.Zie het ambtsbericht van de MIVD d.d. 24 november 2017.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Contraterrorisme en activisme van de Landelijke eenheid, d.d. 10 oktober 2017, met nummer LERCA16101-126 (Identificaties op Interpol Washington 5185 lijst, dossierpagina 414-423.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van Team Contraterrorisme en activisme van de Landelijke eenheid, d.d. 10 oktober 2017, met nummer LERCA16101-126, Identificaties op Interpol Washington 5185 lijst, dossierpagina 414-423.
35.Zie ook het al aangehaalde kennisdocument
36.In deze zin ook reeds Hof Den Haag 10 maart 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:642 en Hof Den Haag 6 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2855.