ECLI:NL:GHDHA:2023:2556

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.323.344/03
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking door de vennootschap naar het recht van Iran in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking ingediend door de National Iranian Oil Company (NIOC) tegen de raadsheren mr. D.A. Schreuder, mr. C.A. Joustra en mr. H.M.H. Speyart van Woerden. Het wrakingsverzoek volgde op een mondelinge behandeling die op 1 september 2023 had plaatsgevonden in een hoofdprocedure tussen NIOC en Crescent Gas Corporation Ltd (CGC) en Company International Ltd (CPCIL). NIOC stelde dat de raadsheren vooringenomen waren en dat hun beslissingen tijdens de zitting de indruk wekten dat het hof al een beslissing had genomen over de ontvankelijkheid van de zaak, voordat NIOC haar standpunt had kunnen toelichten.

De wrakingsgronden werden door NIOC tijdens de zitting van 1 september 2023 gepresenteerd, waarbij zij onder andere aanvoerden dat het hof hen niet de gelegenheid had gegeven om te overleggen en dat de gang van zaken tijdens de zitting hen het gevoel gaf dat hun argumenten niet serieus werden genomen. De raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij niet in de wraking berusten en dat de beslissingen die zij hebben genomen tijdens de zitting enkel betrekking hadden op de procesvoering en niet op de inhoudelijke zaak.

De wrakingskamer heeft de argumenten van NIOC beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de raadsheren. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukte dat de regiebeslissingen van het hof niet als blijk van vooringenomenheid kunnen worden opgevat. De beslissing is genomen in het kader van de geldende rechtsregels en de procedurele gang van zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.323.344/03

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en

verschoningsverzoeken van 13 oktober 2023

inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), gedaan door:
de vennootschap naar het recht van Iran
Iran National Iranian Oil Company ''NIOC'',
gevestigd te Teheran, Iran,
verzoekster,
hierna te noemen: NIOC,
advocaat: mr. A. Taheri-Bhajan te Rotterdam,

Het geding

1.1
Bij het hof (Team Handel) is onder zaaknummer 200.323.344/01 de hoofdprocedure aanhangig tussen NIOC als appellante en Crescent Gas Corporation Ltd “CGC” en Company International Ltd “CPCIL” als geïntimeerden (hierna: CGC c.s.). In die procedure is op 1 september 2023 een mondelinge behandeling gehouden ten overstaan van de raadsheren mr. D.A. Schreuder, voorzitter, mr. C.A. Joustra en mr. H.M.H. Speyart van Woerden, leden.
1.2.
NIOC heeft tijdens de zitting van 1 september 2023 de hiervoor genoemde raadsheren gewraakt. De wrakingsgronden zijn opgenomen in het daartoe opgestelde proces-verbaal (hierna: het wrakingsverzoek). NIOC heeft ter zitting vermeld het wrakingsverzoek nader schriftelijk te motiveren.
1.3.
Bij schriftelijke reactie van 11 september 2023 hebben mrs. Schreuder, Joustra en Speyart van Woerden laten weten niet in de wraking te berusten.
1.4.
Bij e-mailbericht van 14 september 2023 heeft NIOC de wrakingskamer de nadere motivering van de (wrakings)gronden toegezonden.
1.5.
Op 15 september 2023 is het wrakingsverzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[legal counsel] (legal counsel), bijgestaan door mr. A. Taheri-Bhajan, namens NIOC, de raadsheren mr. Schreuder en mr. Joustra en als toehoorder mr. N. Peters, advocaat van CGC c.s..

Het wrakingsverzoek

Gang van zaken voor de zitting in de hoofdprocedure
2. NIOC heeft haar wrakingsverzoek ingediend ter zitting van 1 september 2023. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 1 september 2023 heeft – voor zover van belang en samengevat – de volgende correspondentie tussen partijen en het hof plaatsgevonden.
3. Na opgave van verhinderdata door beide partijen heeft het hof partijen bij e-mail van 21 maart 2023 bericht dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 14 juni 2023. Bij V2-formulier van 30 mei 2023 hebben de advocaten van NOIC zich onttrokken. Op 5 juni 2023 is dit bericht aan de griffie en de zittingscombinatie bekend geworden. Bij e-mailbericht van 6 juni 2023 heeft NIOC het hof verzocht de mondelinge behandeling van 14 juni 2023 aan te houden. Hiertegen heeft mr. Peters namens CGC c.s. bij email van 7 juni 2023 bezwaar gemaakt. Mr. Peters heeft het hof verzocht de zitting doorgang te laten vinden. Op 8 juni 2023 heeft NIOC het hof per email bericht dat zij bezwaar maakt tegen het verzoek van CGC c.s. om de zitting door te laten gaan. Mr. Peters heeft namens CGC c.s. nog diezelfde dag hierop een reactie aan het hof toegezonden.
4. Het hof heeft bij e-mail van de griffier van 9 juni 2023 aan partijen bericht dat de zitting op 14 juni 2023 niet doorgaat, dat de zitting nader wordt bepaald op 1 september 2023, dat het een eenmalig uitstel betreft en dat NIOC wordt aangeraden de deken aan te zoeken in het geval zij moeite heeft met het vinden van een advocaat. Verder is aangekondigd dat als partijen op 1 september 2023 verhinderd mochten zijn, de zitting eenmalig zal worden verdaagd naar een andere datum in september 2023.
5. Op 21 augustus 2023 heeft mr. A. Taheri-Bhajan zich als advocaat gesteld voor NIOC en gelijktijdig om aanhouding van de zaak verzocht. Daarbij heeft zij als motivering aangevoerd - kort samengevat – dat er onvoldoende tijd zou zijn om het uitgebreide dossier te bestuderen voor de zitting van 1 september 2023. Op 22 augustus 2023 heeft mr. Peters per email bezwaar gemaakt tegen een eventueel uitstel van de zitting en heeft mr. Taheri-Bhajan een reactie op het bezwaar van mr. Peters aan het hof gezonden. Op 23 augustus 2023 heeft mr. Peters op zijn beurt weer gereageerd op de email van mr. Taheri-Bhajan en heeft mr. Taheri-Bhajan op haar beurt weer gereageerd op de reactie van mr. Peters.
6. Op 24 augustus 2023 heeft het hof partijen bericht dat de zitting op 1 september 2023 doorgang zal vinden.
7. Op 25 augustus 2023 heeft [legal counsel], legal counsil van NIOC, wederom een verzoek tot aanhouding gedaan. Op deze mail heeft mr. Peters op 28 augustus 2023 gereageerd.
8. Op 28 augustus 2023 heeft het hof aan beide partijen bericht dat het blijft bij zijn beslissing de zitting op 1 september 2023 doorgang te laten vinden. Daarbij heeft het hof vermeld dat de zitting – mede om tegemoet te komen aan de beperkte voorbereidingstijd voor mr. Taheri-Bhajan – beperkt zal worden tot de procesrechtelijke voorvragen betreffende de ontvankelijkheid. Afhankelijk van de beslissing daarover zal in overleg met partijen worden bepaald of een tweede mondelinge behandeling over de inhoudelijke aspecten noodzakelijk is of dat de zaak – zo nodig – schriftelijk kan worden afgedaan.
Wrakingsgronden
9. Ter zitting van 1 september 2023 in de hoofdprocedure heeft [legal counsel] de gronden van het wrakingsverzoek opgegeven. Deze zijn letterlijk door de griffier genoteerd. Deze gronden luiden als volgt:
- Door het voor laten lezen van het pleidooi van de wederpartij heeft uw hof de indruk gewekt dat dat pleidooi mede de beslissing van het hof op het door mij ter zitting gedane aanhoudingsverzoek kan beïnvloeden. Ik heb uw hof expliciet verzocht om - voordat het pleidooi wordt voorgelezen - een beslissing te nemen op het verzoek tot aanhouding. Dat wat de wederpartij gaat voorlezen is voor het hof dus van invloed op de beslissing op het aanhoudingsverzoek.
- Ik heb ter zitting het verzoek gedaan om vijf minuten te overleggen met mijn collega en dat is ook afgewezen.
- Uw hof heeft gezegd dat het voordragen van de pleitnota wellicht in het voordeel van NIOC is, omdat NIOC, mocht het aanhoudingsverzoek worden gehonoreerd, alvast over die tekst beschikt. Ik heb toen gezegd dat dat een keerzijde heeft, en daar is het hof aan voorbij gegaan.
- Dit alles terwijl ik aan het begin van de mondelinge behandeling heb aangegeven dat bij NIOC, door het niet aanhouden, de indruk bestaat dat uw hof al een beslissing klaar heeft over de ontvankelijkheid.
- Het hof heeft mij het woord in de eerste termijn gegeven en ik wilde toen een stuk uit een brief citeren. Daar kon geen bezwaar tegen gemaakt worden. Mr. Peters heeft mij echter het woord ontnomen door wel bezwaar te maken. Het hof vond dat geen probleem. Op het moment dat mr. Peters vervolgens het woord heeft en ik bezwaar wilde maken zijn tegen een van zijn punten, heeft het hof mij tot stilte gemaand en gezegd dat partijen hun beurt moeten afwachten.
- In samenhang bezien wordt de indruk gewekt dat het niet uitmaakt wat NIOC aanvoert en heeft het hof kennelijk al een beslissing genomen waaraan het zich zal houden. Kennelijk is belangrijker wat de wederpartij aangeeft, dan het nemen van een korte beslissing op het aanhoudingsverzoek.
- Ik weet dat het gaat om een processuele beslissing. De motivering van het hof om het verzoek in de lucht te laten en mr. Peters zijn pleitaantekeningen te laten voordragen en hetgeen ik hierboven heb aangegeven versterken de indruk dat het hof vooringenomen is.
- Ik ga het wrakingsverzoek nader schriftelijk motiveren.
10. Bij brief van 13 september 2023 en ter zitting van de wrakingskamer heeft [legal counsel] namens NIOC de wrakingsgronden toegelicht.

De reactie van de raadsheren

11. Mrs. Schreuder, Joustra en Speyart van Woerden hebben niet in de wraking berust en hebben de wrakingskamer verzocht het verzoek van NIOC af te wijzen. Daartoe hebben zij - samengevat - het volgende aangevoerd.
12. Er zijn tijdens de zitting slechts (regie)beslissingen genomen over de gang van zaken tijdens de zitting, waarbij de bij aanvang aangekondigde gang van zaken is gehandhaafd.
Het hof heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling medegedeeld dat beide partijen in de gelegenheid zouden worden gesteld hun standpunt omtrent de ontvankelijkheid in eerste termijn toe te lichten, dat de zitting vervolgens zou worden geschorst, waarna ruimte zou zijn voor de tweede termijn.
Het hof heeft geen aanleiding gezien om direct te beslissen op het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling, maar heeft vastgehouden aan de zittingsagenda. Beide partijen hebben dus in eerste termijn het woord kunnen voeren, waarna het de bedoeling was de behandeling te schorsen. Tijdens de schorsing zou het hof een beslissing nemen op het herhaalde aanhoudingsverzoek en op de andere verzoeken en bezwaren van partijen. De schorsing kon ook door de partijen worden benut voor intern overleg.
Wanneer het aanhoudingsverzoek van appellante zou zijn afgewezen, had zij zij alsnog de gelegenheid gekregen om in eerste termijn het woord te voeren over het ontvankelijkheidsverweer, waarbij ook had kunnen worden gereageerd op hetgeen geïntimeerde in eerste termijn ten aanzien van dat verweer naar voren heeft gebracht.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

13. De wrakingskamer stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 37lid 3 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) alle feiten en omstandigheden voor het verzoek tot wraking tegelijk moeten worden voorgedragen. NIOC heeft in haar brief van 13 september 2023 naast de ter zitting van 1 september 2023 geformuleerde wrakingsgronden nog een opsomming gegeven van beslissingen van het hof, die volgens NIOC voor de schijn van vooringenomenheid en/of partijdigheid hebben gezorgd. Samenvattend heeft NIOC nog de volgende omstandigheden aangevoerd:
- Ondanks het expliciete verzoek van NIOC heeft het hof op geen enkele wijze geacteerd tegen de ongefundeerde beschuldigingen door de advocaat van wederpartij richting zowel de advocaat als de procesvertegenwoordiger van NIOC, maar heeft het hof wel op grond van die beschuldigingen nadere uitleg gevraagd van de advocaat en de procesvertegenwoordiger van NIOC;
- De beslissing van het hof van 24 augustus 2023 om de zitting van 1 september 2023 door te laten gaan berust op een onjuiste motivering;
- De ongemotiveerde beslissing van het hof van 28 augustus 2023 om, ondanks het feit dat de Hoge Raad heeft bepaald dat een zitting dient te worden aangehouden bij een advocaatwissel, de zitting van 1 september 2023 door te laten gaan maar deze te beperken tot de niet-ontvankelijkheidsvraag;
- Het hof is na de wraking in overleg getreden met de advocaat van de wederpartij over het opmaken van het proces-verbaal van wraking;
- Het hof heeft NIOC na het wrakingsverzoek getracht te overtuigen dat het overleg met de advocaat van de wederpartij ‘onschuldig’ is.
14. De wrakingskamer zal bovenstaande omstandigheden in de beoordeling betrekken voor zover zij bedoeld zijn en kunnen dienen als toelichting op de in het proces-verbaal geformuleerde wrakingsgronden. Voor zover de omstandigheden bedoeld zijn als nieuwe, afzonderlijke wrakingsgronden zijn zij te laat aangedragen. Niet valt in te zien waarom deze omstandigheden immers niet direct ter zitting op 1 september 2023, dan wel kort daarna, konden worden aangevoerd.
15. Ingevolge artikel 36 Rv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De rechter wordt volgens vaste jurisprudentie uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
16. Uit de aan de wrakingskamer overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken.
17. Bij aanvang van de zitting op 1 september 2023 heeft mr. Taheri namens NIOC het hof wederom om uitstel van de behandeling verzocht. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft [legal counsel] aangegeven voor te willen lezen uit de correspondentie tussen NIOC en haar voormalige advocaat. Dit om het standpunt te verduidelijken dat de onttrekking van de voormalige advocaat buiten de schuld van NIOC heeft plaatsgevonden. Hierop heeft mr. Peters [legal counsel] onderbroken en aangegeven bezwaar te maken tegen voorlezing van de brief. Mr. Peters is vervolgens door het hof in de gelegenheid gesteld zijn bezwaar tegen het hernieuwde verzoek om aanhouding toe te lichten. De voorzitter stond [legal counsel] niet toe om mr. Peters in zijn betoog te onderbreken. Daarna heeft mr. Peters het woord gekregen voor zijn eerste termijn en heeft die gebruikt om in te gaan op de ontvankelijkheid . Een verzoek van [legal counsel] om de zaak kort te schorsen voor overleg met de advocaat van NIOC is niet ingewilligd, noch het verzoek van [legal counsel] om vóór de eerste termijn van mr. Peters te beslissen op het aanhoudingsverzoek van NIOC. De voorzitter heeft na afloop van het betoog van mr. Peters hem er op gewezen dat het niet de bedoeling was dat hij zich over de ontvankelijkheid zou uitlaten, maar over zijn bezwaar tegen het citeren uit een brief door de vertegenwoordiger van NIOC. Hierop heeft NIOC het hof gewraakt.
18. Alle door NIOC ter zitting van 1 september 2023 aangedragen wrakingsgronden hebben betrekking op door het hof genomen processuele beslissingen ten aanzien van de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling. Gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van de regie- en procesbeslissingen noch over de motivering daarvan, tenzij de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden opgevat dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413,
NJ2019/428).
19. Gelet op het voorgaande dient het wrakingsverzoek van NIOC in beginsel te worden afgewezen. NIOC heeft echter aangevoerd dat de wrakingsgronden in samenhang bezien wel een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat het hof jegens haar een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij NIOC dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
20. Uit de toelichting die de gewraakte raadsheren schriftelijk en op de wrakingszitting hebben gegeven over de gang van zaken tijdens de zitting in de hoofdprocedure blijkt dat beide partijen in beginsel in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt ten aanzien van het ontvankelijkheidsverweer in eerste termijn toe te lichten. Al eerder was gebleken dat beide partijen tegengestelde opvattingen hadden over het wel of niet doorgaan van de zitting en op de zitting bleek vervolgens dat zij ook over de gang van zaken op de zitting tegengestelde opvattingen hadden. Gelet hierop heeft het hof gemeend dat het de voorkeur verdiende vast te houden aan de vóór de zitting opgestelde agenda en pas te beslissen op de aanhoudingsverzoeken van NIOC nadat beide partijen de gelegenheid voor de eerste termijn ten aanzien van het ontvankelijkheidsverweer hadden benut. Dit betrof zowel het aanhoudingsverzoek van NIOC als het verzoek om voor te lezen uit correspondentie tussen haar en haar voormalige advocaat. Dat NIOC dit als een zeer ongelukkige gang van zaken heeft ervaren, betekent niet dat er objectief bezien sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid jegens haar. Het is derhalve niet zo dat deze regiebeslissingen in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kunnen worden opgevat dan als blijk van vooringenomenheid.
21. Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking van ten aanzien van mrs. Schreuder, Joustra en Speyart van Woerden dient te worden afgewezen.

Beslissing

De wrakingskamer van het hof:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de advocaat van NIOC, de raadsheren mrs. Schreuder, Joustra en Speyart van Woerden en de wederpartij in de hoofdprocedure.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Reijngoud, E.M. Dousma-Valk en M. Koole en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter,
getekend door de jongste raadsheer.