1.3Op 30 januari 2020 heeft [werknemer] zich ziek gemeld. Daarna is het volgende gebeurd:
Op 4 maart en 15 april 2020 heeft [werknemer] de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [werknemer] arbeidsongeschikt was en dat de verwachting was dat zij haar werkzaamheden binnen 1,5 tot 2 weken weer zou kunnen hervatten.
In de periode van 22 mei 2020 tot en met 9 juni 2020 is [werknemer] eerst telefonisch en later per e-mail uitgenodigd voor een voortgangsgesprek met [werkgever] via Skype, op 9 juni 2020. Zij heeft dit gesprek niet - zoals verzocht - vóór 4 juni 2020 bevestigd en heeft zich 1,5 uur voor het gesprek afgemeld omdat zij niet kon skypen;
Bij e-mail van 11 juni 2020 is [werknemer] uitgenodigd voor een voortgangsgesprek op 18 juni 2020. Daarbij heeft [werkgever] laten weten dat als [werknemer] niet aanwezig zou zijn bij het gesprek, [werkgever] haar loon zou opschorten. [werknemer] is op het voortgangsgesprek op 18 juni 2020 wel verschenen;
Op 8 juli 2020 is [werknemer] niet verschenen op het geplande spreekuur van de bedrijfsarts;
Bij brief van 9 juli 2020 heeft [werkgever] [werknemer] laten weten dat zij [werknemer] had ingepland voor een telefonisch consult bij de bedrijfsarts op 15 juli 2020. Opnieuw heeft zij daarbij vermeld dat als het de bedrijfsarts niet zou lukken om [werknemer] te bereiken, zij zou overgaan tot een sanctie in de vorm van loonopschorting. Er heeft op 15 juli 2020 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en de bedrijfsarts, waarbij de bedrijfsarts heeft geadviseerd om de voortgang van [werknemer] 2-3 wekelijks te evalueren en over 2,5-3 weken een vervolggesprek in te plannen;
Bij e-mail van 31 juli 2020 heeft [werknemer] een uitnodiging ontvangen voor een telefonische afspraak met de bedrijfsarts op 5 augustus 2020. [werknemer] was op die dag niet bereikbaar;
Bij brief van 13 augustus 2020 heeft [werkgever] laten weten dat er opnieuw een telefonische afspraak was ingepland, op 20 augustus 2020, en dat als [werknemer] niet bereikbaar zou zijn, zij de sanctie van loonopschorting zou opleggen. Op 20 augustus 2020 heeft er een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en de bedrijfsarts;
Partijen hebben een belafspraak gemaakt voor 11 september 2020, maar [werknemer] was niet telefonisch bereikbaar op 11, 14 en 16 september 2020;
Na dreiging met een loonsanctie bij e-mail van 18 september 2020, is [werknemer] verschenen op het consult van de bedrijfsarts op 23 september 2020;
Naar aanleiding van de consultafspraken voor 23 september en 4 november 2020 bij de bedrijfsarts (waar [werknemer] zonder nadere aansporing is verschenen), heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat re-integratie nog niet aan de orde was;
met ingang van 18 november 2020 is [werknemer] gestart met een door [werkgever] betaald begeleidingstraject bij Shared Ambition;
Bij brief van 3 februari 2021 heeft [werkgever] de eerstejaarsevaluatie en een plan
van aanpak aan [werknemer] toegezonden met verzoek deze getekend te retourneren;
Op 10 februari 2021 is [werknemer] niet verschenen bij de bedrijfsarts;
Op 11 februari 2021 is [werknemer] wel verschenen op de spoedcontrole bij de bedrijfsarts. Deze heeft, nu het begeleidingstraject was afgesloten, geadviseerd dat [werknemer] per medio maart 2021 op arbeidstherapeutische basis twee tot drie uur per week kon gaan werken;
Tijdens een gesprek op 2 maart 2021 hebben [werkgever] en [werknemer] afgesproken dat [werknemer] op 19 maart 2021 een aanvang met haar re-integratie zou maken;
Op 19 maart 2021 is [werknemer] niet verschenen voor re-integratiewerkzaamheden;
Op 22 maart 2021 is [werknemer] niet verschenen op een gepland spreekuur bij de bedrijfsarts;
Bij brief en e-mail van 22 maart 2021 heeft [werkgever] aan [werknemer] een loonsanctie opgelegd en haar opgeroepen voor re-integratiewerkzaamheden op 26 maart 202, op welke dag zij niet is verschenen;
Bij brief en e-mail van 1 april 2021 heeft [werkgever] [werknemer] opgeroepen voor re-integratiewerkzaamheden op 2 april 2021, op welke dag zij niet is verschenen;
Op 2 april 2021 is er wel telefonisch contact met [werknemer] geweest. Zij heeft [werkgever] bericht dat zij van mening was dat zij niet kon re-integreren. In dit gesprek heeft [werkgever] [werknemer] geïnformeerd dat zij op 12 april 2021 op het spreekuur bij de bedrijfsarts werd verwacht;
bij brief van 2 april 2021 heeft [werkgever] [werknemer] uitgenodigd om op 6 april 2021 te spreken over de eerstejaarsevaluatie en het opstellen van een plan van aanpak;
Op 6 april 2021 heeft (via Skype) een gesprek tussen [werkgever] en [werknemer] plaatsgevonden. Afgesproken is - onder andere - dat de eerstejaarsevaluatie en het plan van aanpak nogmaals aan [werknemer] zouden worden toegezonden;
Op 7 april 2021 heeft een telefonisch consult bij de bedrijfsarts plaatsgevonden en is afgesproken dat een functionele mogelijkheden lijst (FML) zou worden opgesteld. In zijn terugkoppelingsnotitie heeft de bedrijfsarts geadviseerd: “Gezien de ervaren verstoorde arbeidsverhouding is het advies om hierover, met een onafhankelijke derde, met elkaar in gesprek te gaan (mediation)”. [werknemer] is verzocht de FML uiterlijk 19 april 2021 voor akkoord te tekenen en te retourneren;
Bij e-mail van 20 april 2021 heeft [werkgever] aan [werknemer] bevestigd dat haar akkoord nog niet was ontvangen en is bericht dat [werknemer] werd uitgenodigd voor een arbeidsdeskundig onderzoek;
Bij brief van 21 april 2021 heeft [werkgever] aan [werknemer] schriftelijk bevestigd dat de loonsanctie die op 22 maart 2021 was opgelegd met ingang van 8 april 2021 was opgeheven en heeft zij haar verzocht conform het advies van de bedrijfsarts om (uiterlijk 29 april 2021) in te stemmen met mediation door een van de twee door [werkgever] genoemde mediators;
Bij e-mail van 23 april 2021 heeft [werkgever] [werknemer] verzocht mee te werken aan het onderzoek van de arbeidsdeskundige;
Bij brief van 29 april 2021 heeft [werkgever] [werknemer] nogmaals verzocht in te stemmen met mediation en een mediationbureau te kiezen;
Op 30 april 2021 heeft [werkgever] in een telefoongesprek met [werknemer] afgesproken dat
[werknemer] haar keuze voor een van de mediators uiterlijk 3 mei 2021 aan [werkgever] zou doorgeven;
Bij brief van 4 mei 2021 heeft [werkgever] [werknemer] nogmaals de mogelijkheid gegeven om met mediation in te stemmen en een keuze te maken voor een mediator;
Bij brief van 5 mei 2021 heeft [werknemer] geschreven dat zij mediation niet zag zitten omdat zij al een aantal keren met [werkgever] om de tafel had gezeten. Ook heeft [werknemer] geschreven dat zij al eerder in het kader van kinderalimentatie en een omgangsregeling een mediationtraject had doorlopen, dit een hoop tijd opslokt, met als conclusie dat het hele pad nergens toe geleid had. Uit de brief blijkt verder dat [werknemer] op verschillende vlakken problemen ervoer zoals het overlijden van haar vader en de nasleep daarvan, een dreigende huisuitzetting, problemen met de opleiding van haar zoon, een te laag aantal arbeidsuren per week ten opzichte van haar betrekkelijk hoge huur en het uitblijven van een herberekening van ziekte-uren door [werkgever] ;
Bij brief van 12 mei 2021 heeft [werkgever] [werknemer] bericht dat als zij niet alsnog voor 14 mei 2021 zou instemmen met de mediation, [werkgever] zou overgaan tot stopzetting van het loon.
Bij brief van 14 mei 2021 heeft [werkgever] de loonstop bevestigd, [werknemer] nog een laatste mogelijkheid geboden haar keuze voor de mediator kenbaar te maken op uiterlijk 18 mei 2021 waarbij de loonstop dan zou worden opgeheven, en er op gewezen dat als [werknemer] niet zou meewerken, dit zou leiden tot ontslag en ernstig verwijtbaar handelen of nalaten;
Bij brief van 18 mei 2021 heeft [werkgever] aangekondigd dat zij een deskundigenoordeel zou aanvragen en een eventueel ontbindingsverzoek zou gaan indienen;
Bij brief van 18 juni 2021 heeft UWV aan [werkgever] bericht dat zij geen deskundigenoordeel kon geven omdat het de arbeidsdeskundige niet gelukt was om [werknemer] te spreken te krijgen;
bij brief van 8 juli 2021 heeft [werkgever] [werknemer] nogmaals opgeroepen contact op te nemen met de arbeidsdeskundige [naam] en bericht dat [werkgever] in de tussentijd de ontbindingsprocedure zou opstarten.