Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
1.Waar het in deze zaak over gaat
2.Het procesverloop
3.De procedure bij de rechtbank
[geïntimeerde] heeft de schriftelijke verklaring “dat wij op dit moment met regelmaat van jullie
Partners hebben de intentie om een gedetailleerd contract overeen te komen voor de
Zullen onderaannemers zich conformeren aan de besproken inzet van het verschillende personeel / materieel gerelateerd aan de zware industriële reiniging (onder SIR regelgeving).
Zullen onderaannemers invulling geven aan de besproken calamiteitendienst (...).
Zullen onderaannemers niet buiten de hoofdaannemer om, direct voor de klant of voor andere partijen (actief op het terrein van de klant) werkzaamheden uitvoeren of personeel / materieel ter beschikking stellen.
Zullen partners alle informatie over de andere partner, de intenties en de samenwerking strikt vertrouwelijk behandelen en deze informatie niet met derden delen. Partners zullen zich ook onthouden van het benutten van deze informatie voor individueel gewin. Deze bepaling is geldig voor een onbepaalde tijd, ook na de contracttermijn.
[geïntimeerde] heeft de intentie om personeel / materieel van de onderaannemers af te nemen conform de beoogde contractprijzen, in lijn met de prijzen bepaald in de tender. Tarieven zijn conform beoogde afspraken met Tata Steel inclusief PBM’s, klein materiaal, reistijd en mobilisatie. Betaling van de onderaannemers door [geïntimeerde] zal hierbij geschieden met een betalingstermijn van 60 dagen.
[geïntimeerde] heeft de intentie om de contractuele bepalingen (onder andere betrekking hebbend op
- te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] niets meer verschuldigd is aan EID;
- EID te veroordelen om creditfacturen aan [geïntimeerde] te verstrekken voor de openstaande bedragen van de door haar aan [geïntimeerde] gezonden facturen, voor zover die door [geïntimeerde] op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg op 23 november 2020 niet waren voldaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- EID te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 71.673,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- EID te veroordelen in de proceskosten.
4.De vordering en het verweer in hoger beroep
5.De beoordeling in hoger beroep
“PBM’s(het hof begrijpt: Persoonlijke Beschermings Middelen)
, klein materiaal, reistijd en mobilisatie”zijn inbegrepen in de tarieven voor het door [geïntimeerde] van EID af te nemen personeel en materieel. Dat duidt er naar het oordeel van het hof op dat voorbereidende werkzaamheden niet (afzonderlijk) door EID in rekening mogen worden gebracht. Dat EID daar, net als [geïntimeerde] , vanuit ging, blijkt wel uit het feit dat EID, naar zij stelt, het (afzonderlijk) in rekening brengen van de voorbereidende werkzaamheden heeft besproken met de heer [persoon A] van [geïntimeerde] .
“De tarieven zijn de enige vergoeding voor de Diensten en omvatten (zonder beperking): (…) transport: de werkzaamheden die door Leverancier worden uitgevoerd zijn inclusief transport van en naar de werklocatie. Dit geldt voor zowel goederen als personen. (…).”). Het hof gaat dan ook uit van de toepasselijkheid van dit artikel in de relatie tussen partijen.
“Over deze facturen heeft de rechtbank geoordeeld dat deze volledig door [geïntimeerde] aan EID dienen te worden betaald.”. Dit betreft een verwijzing naar wat de rechtbank over deze facturen in het vonnis van 7 juli 2021 heeft overwogen en geoordeeld. [geïntimeerde] heeft daartegen gegriefd. Datzelfde geldt voor r.o. 2.12 van het vonnis van 22 december 2021.
“Over deze factuur heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde] geen recht op creditering toekomt.”. Dit betreft een verwijzing naar wat de rechtbank over deze factuur heeft overwogen en geoordeeld in r.o. 4.23 van het vonnis van
“De stilsta[
a]
nd van PEFA is verschoven van maandag 22 juni naar dinsdag 23 juni tot zaterdag 27 juni.[hof: week 26-2020]
Graag willen wij de slangen in week 25 gaan op lijnen, kun jullie voor zorgen dat wij eind volgende week de slangen hier op terrein hebben.”. In het daarbij gevoegde Excelbestand dat – naar niet ter discussie staat – betrekking heeft op week 26 van 2020, staat onder meer:
“slangen oplijnen tbv stilstand week 26”. Gelet op het voorgaande kan [geïntimeerde] niet worden gevolgd in haar stelling dat zij recht heeft op creditering van factuur 562 omdat zij geen opdracht zou hebben gegeven voor de daarin gefactureerde werkzaamheden. Grief 2 faalt dan ook.
“Mogelijk kan je afrekenen met [geïntimeerde] direct, is voordeliger voor ons als EID daar ik dan de 5% fee over jou omzet in de knip kan houden.”) is daarnaast te onbepaald om te kunnen dienen ter onderbouwing van de door [geïntimeerde] gestelde afspraak tussen partijen over een partnerfee (van 5%).
6.De beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende: