Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 194,-
€ 219,-
€ 219,- per maand.
€ 242,-
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de terugbetalingsverplichting van de vrouw aan de man. De man heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 januari 2022, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarige is vastgesteld op € 271,- per maand. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een verhoging van de kinderalimentatie naar € 313,- per maand. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de relatie tussen de man en de vrouw, de erkenning van de minderjarige door de man, en de eerdere uitspraken van de rechtbank over het gezag en omgang. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige aan kinderalimentatie berekend op basis van de inkomens van beide ouders in 2015, en heeft geoordeeld dat de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie in dit geval tot een onredelijke uitkomst zouden leiden. De man heeft zijn draagkracht berekend op € 482,- per maand, terwijl de vrouw haar draagkracht op € 474,- heeft vastgesteld. Het hof heeft de kinderalimentatie voor de periode van 15 maart 2021 tot 1 januari 2022 vastgesteld op € 194,- per maand, voor 2022 op € 219,- per maand, en voor 2023 op € 242,- per maand. Tevens is bepaald dat de vrouw de teveel ontvangen alimentatie binnen drie maanden moet terugbetalen aan de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.