2.15.In reactie daarop heeft belanghebbende een brief ontvangen, gedagtekend 17 september 2018. Deze brief vermeldt onder meer:
“Ik heb u, namens het voor u bevoegde Belastingkantoor, geregistreerd in onze administratie. In deze brief leest u wat dat voor u betekent.
Welke aangiften moet u doen?
Ik heb beoordeeld dat u belastingplichtig bent voor de belastingen die in de bijlage 1 op de achterzijde vermeld staan. Hier vindt u ook de tijdvakken waarover u aangifte moet doen en de geregistreerde nummers van uw onderneming.
Andere verplichtingen
Ondernemers moeten voor de Belastingdienst voldoen aan een aantal verplichtingen. Zo moet u aangiften en opgaven digitaal insturen en een administratie bijhouden. Meer informatie hierover vindt u op www.belastingdienst.nl/starters.
Aangifte omzetbelasting doen
Bij deze brief kunnen aangifte(n) omzetbelasting zijn gevoegd voor al verstreken aangifteperioden. Hoe u deze aangifte(n) doet, leest u in de bijgevoegde toelichting.”
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“19. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij alleen volledig ingerichte gastenkamers ter beschikking stelt. Uit de hiervoor vermelde feiten volgt dat eiseres een samenstel van handelingen verricht. Naast de huisvesting verstrekt zij aan de gasten ook maaltijden en dranken. Verder zorgt zij ervoor dat te allen tijde vrijwilligers in het hospice aanwezig zijn die de gasten en hun naasten, indien zij daaraan behoefte hebben, ondersteunen bij de niet-medische verzorging en op sociaal-emotioneel gebied en dat er vrijwilligers zijn die koken, huishoudelijke taken doen en de tuin onderhouden. Ook zorgt eiseres voor de coördinatie van de diensten van de vrijwilligers en voor een vast aanspreekpunt voor de gasten, hun naasten en de huisartsen en de verpleegkundigen.
20. Beoordeeld dient daarom te worden of het samenstel van handelingen voor de heffing van omzetbelasting is aan te merken als één enkele dienst, dan wel dat sprake is van afzonderlijk in aanmerking te nemen diensten.
21. Naar vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) geldt als uitgangspunt dat elke dienstverrichting normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd en dat de dienstverrichting waarbij economisch gesproken één dienst wordt verleend, niet kunstmatig uit elkaar moet worden gehaald. Vastgesteld dient daarom te worden wat de kenmerkende elementen van de dienstverlening van eiseres zijn ten einde te bepalen of eiseres aan de consument, beschouwd als een modale consument, meerdere, van elkaar te onderscheiden hoofddiensten dan wel één enkele dienst verleent. Zie r.o. 29 van het arrest van het HvJ EU van 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan Ltd.), ECLI:EU:C:1999:93 (CPP-arrest).
22. Er is met name sprake van één dienst indien één of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofddienst te vormen, terwijl één of meerdere andere elementen moeten worden beschouwd als één of meer bijkomende diensten, die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een dienst moet worden beschouwd als bijkomend bij een hoofddienst, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken (zie CPP-arrest r.o. 30).
23. Uit de (…) aangehaalde ‘overeenkomst gebruik gastenkamer’ volgt dat de gast een vergoeding per dag betaalt voor het gebruik van een gastenkamer en de maaltijden inclusief dranken. Naar het oordeel van de rechtbank vormt voor de modale consument de tijdelijke verhuur van de gastenkamer de hoofddienst en is de verstrekking van maaltijden en dranken een bijkomende dienst die het fiscale lot van de hoofddienst volgt. De overige onder 19 vermelde activiteiten van eiseres zijn dienstbaar aan de verhuur van de gastenkamers. Die activiteiten zijn daarmee echter niet zodanig verweven dat zij niet afzonderlijk in aanmerking kunnen worden genomen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de kosten van de vrijwilligers en de coördinatoren volledig worden voldaan uit subsidies en giften en dat, naar eiseres ter zitting desgevraagd heeft verklaard, niet iedere gast evenveel behoefte heeft aan de diensten van de vrijwilligers. Vaak willen familieleden/naasten de gast zelf (ook) blijven bijstaan.
24. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en letter b, ten tweede, van de Wet OB is de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken vrijgesteld van omzetbelasting met uitzondering van de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.
25. De hoofddienst, zijnde de tijdelijke verhuur van de gastenkamers, kan worden aangemerkt als verhuur in het kader van het pensionbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en letter b, ten tweede, van de Wet OB is daarop niet van toepassing. Dat betekent dat eiseres recht heeft op aftrek van de voorbelasting die op die hoofddienst betrekking heeft. Vaststaat dat de hier in geding zijnde voorbelasting uitsluitend betrekking heeft op de bouw van het hospice waarmee eiseres haar hoofddienst verricht. Gesteld noch gebleken is dat een deel van die voorbelasting moet worden toegerekend aan het gebruik van het pand door de vrijwilligers en de coördinatoren. Aan eiseres komt daarom een volledig recht op aftrek van de hier in geding zijnde voorbelasting toe.
26. Beide partijen hebben een standpunt ingenomen over het toe te passen tarief op de prestaties van eiseres. De rechtbank stelt vast dat op de hier in geding zijnde aangiften geen verschuldigde belasting is aangegeven. Aangezien de rechtbank dient te beoordelen of de aangiften juist zijn, kan de rechtbank over het toe te passen tarief geen oordeel geven. Wel merkt de rechtbank op dat er een tekstueel verschil is tussen de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en letter b, ten tweede, van de Wet OB en tabelpost b.11.
27. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
28. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt de zaken aan als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) en stelt deze kosten op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.787 (1 punt voor het indienen van de bezwaarschriften met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759, factor 1 voor drie samenhangende zaken en een wegingsfactor 1 voor de zwaarte van de zaken).
29. Eiseres heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Het enkele gegeven dat in een zaak over een ander hospice deze rechtbank en het gerechtshof Den Haag hebben geoordeeld dat geen sprake was van vrijgestelde prestaties en de staatssecretaris in die zaak van cassatie heeft afgezien, is onvoldoende om te concluderen dat verweerder in onderhavige zaken ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld, dan wel zijn standpunt heeft ingenomen tegen beter weten in. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat er tussen die eerdere zaak en onderhavige zaken feitelijke verschillen bestaan.”
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen