Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
Stichting Wereldkinderen,
Stichting Terre des Hommes Nederland,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
"indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden met de ouders als dat van bevestiging van de banden met de adoptanten, (..) in het kennelijk belang van het kind is en aan de voorwaarden, door het volgende artikel gesteld, is voldaan."Onder meer gold (in beginsel) de voorwaarde dat geen van de ouders (waarmee bedoeld werd: ouders die in familierechtelijke betrekking tot het kind stonden) het verzoek weerspreekt.
“Nota over de praktische gang van zaken rond adoptie en adoptievoorbereiding”(hierna ook de Adoptienota) die de Staatssecretaris van Justitie bij brief van 9 mei 1980 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft gezonden [2] . In die nota wordt onder meer ingegaan op de problemen die de toenemende belangstelling voor buitenlandse pleegkinderen vanaf de jaren zestig meebracht en de daaruit voortvloeiende behoefte aan ordende maatregelen. Voor de interlandelijke adopties bood de Nederlandse wet destijds immers nog geen (afdoende) wettelijk kader (zie ook hierna 6.2.).
Abandoned Children Order. Deze wet bepaalde dat
"verlaten kinderen"voor interlandelijke adoptie beschikbaar mochten worden gesteld en het ministerie van Sociale Zaken de rol van statutair voogd zou vervullen voor deze kinderen. De definitie van
“verlaten kind”was:
"a child which, in the opinion of the Government, is deserted or unclaimed or born out of wedlock". Deze adoptiewet werd in 1978 aangescherpt (alleen daadwerkelijke weeskinderen of vondelingen mochten voortaan worden geadopteerd door buitenlanders) en in 1982 geheel ingetrokken, vanwege bezwaren van de streng islamitische politieke partij Jamaat-e-Islami die niet wilde dat de geadopteerde kinderen bekeerd zouden worden tot andere religies of een westerse levensstijl. Interlandelijke adoptie werd verboden.
“Representative Netherlands Intercountry Child Welfare Organisation”).
"Pleegouders hadden het gevoel dat er een fout gemaakt was met de vermelding van de geboortedatum van de jongen. Het leek hen toe dat hij ouder moest zijn en tevens zouden [appellante] en hij anders geen zus en broer kunnen zijn. Na een röntgenonderzoek en informatie van de kleuterleidster werd zijn geboortedatum officieel van [datum 2] in [geboortedatum 2] veranderd”.
“medical officer”bij het
“Medical Project atKampalur” van Terre des Hommes in Bangladesh. De moeders vertelden dat hun kinderen waren afgepakt. Volgens de moeders hadden [Persoon 1] en andere medewerkers van Terre des Hommes hen ervan overtuigd om hun kinderen naar het BIA-kindertehuis te sturen, met de belofte dat ze voedsel, kleding en onderwijs zouden krijgen. Toen zij hun kinderen wilden bezoeken, bleken ze verdwenen, aldus de moeders.
“illegal adoption business run by Mr. [Persoon 1] ”.
“Even een kind kopen in Bangladesj”. Dit artikel bevat misstandaantijgingen jegens [Persoon 1] over (onder meer) leeftijdsvervalsing en het valselijk presenteren van kinderen als elkaars familie. Het artikel, waarin [Persoon 1] is aangeduid als [Persoon 1] , vermeldt onder meer:
“considering your workload and other reasons”.
“allured them that they would be given cultivable land, plough and cattle, house and other means of their betterment if they sign/put their thumb impression on paper brought tot hem by Dr. [arts] .”
“camp dwellers”zijn en dat niemand hun verblijfplaats kent. Ten aanzien van de overige drie personen staat in het rapport dat zij een door [arts] verstrekt formulier hebben ondertekend of van een vingerafdruk hebben voorzien, maar dat hun kinderen nooit zijn geadopteerd en dat één van hen nooit kinderen heeft gekregen.
“History & Roots”om alle beschikbare informatie ten aanzien van interlandelijke adopties in de jaren 1970-2000 te verzamelen. Doel is het (per land) onderzoeken van de geschiedenis en de context van interlandelijke adoptie in de periode 1970-2000. Over Bangladesh is op enig moment een rapport gepubliceerd (herziene versie juli 2019) waarin onder meer wordt ingegaan op de werkwijze van BIA ten tijde van de adoptie van [appellante] .
“Eerste herenigingen”(paragraaf 6B) is ten aanzien van [appellante] vermeld:
zijn een moeder uit Tongi en een dochter in Nederland met elkaar herenigd.
systeemvan interlandelijke adoptie, dat het geen individuele casuïstiek heeft onderzocht en geen oordeel geeft over juridische schuld en aansprakelijkheid. Ook vermeldt het rapport dat onder “misstanden” wordt verstaan: het handelen of nalaten in strijd met geldende nationale en internationale wet- en regelgeving, alsmede het handelen of nalaten dat formeel niet in strijd is met die wet- en regelgeving maar ethisch gezien onverantwoord is. De belangrijkste conclusies over interlandelijke adopties vanuit Bangladesh luiden als volgt (hoofdstuk 4.5):
. Deze laatste twee organisaties hadden wel interne onderzoeken uitgevoerd, maar concludeerden destijds dat er geen adoptiemisstanden plaatsvonden.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Toepasselijk recht
en naar Nederlandse normen acceptabele wijze(zie 3.11). Dat betekent in beginsel dat een actieve(re) houding van de Staat mocht worden verwacht als er concrete en voldoende serieuze signalen waren dat in de zaak van [appellante] iets niet in de haak was met de afstandsverklaring dan wel dat zich in het algemeen structurele misstanden voordeden rond afstandsverklaringen in Bangladesh.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 november 2021;
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de kant van Wereldkinderen begroot op € 2.135,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat, en op € 173,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,- als niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
In de zaak tegen Terre des Hommes
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 november 2021;
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de kant van Terre des Hommes begroot op € 2.135,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat, en op € 173,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,- als niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
In de zaak tegen de Staat
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 november 2021;
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de kant van Terre des Hommes begroot op € 2.135,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de datum van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;