De curator heeft in zijn memorie na deskundigenbericht, samengevat, als volgt op de conclusies van de deskundige gereageerd. Voor de beantwoording van de vraag of de deskundige over voldoende betrouwbaar feitenmateriaal beschikt om over de brandoorzaak een uitspraak te doen, was de deskundige afhankelijk van de onderzoeken van I-Tek en de Technische Recherche, nu alleen deze twee instanties technisch onderzoek ter plaatse hebben verricht. Verwacht had mogen worden dat de deskundige de bevindingen van deze onderzoeken niet zonder meer overneemt, maar deze kritisch onderzoekt. Volgens de deskundige zelf is het beschikbare foto(beeld)materiaal onvoldoende om een sluitend beeld te vormen, waarmee hij heeft vastgesteld dat hij over onvoldoende feitenmateriaal beschikt om een uitspraak over de brandoorzaak te kunnen doen. Nu de deskundige desondanks een oordeel over de brandoorzaak heeft gegeven, moet per aspect worden nagegaan op welke feitelijke informatie dat is gebaseerd. Niet blijkt dat de deskundige zich een oordeel heeft gevormd over de wijze waarop I-Tek en de Technische Recherche hun onderzoek hebben uitgevoerd. Hierop zagen de door de curator aanvullend gestelde vragen. Deze zijn onbeantwoord gebleven. Daardoor is onduidelijk gebleven of onderzoek is verricht naar de herkomst van de aangetroffen papieren in de stelling, de producten die in het verleden in deze stelling waren opgeslagen, de elektrische installatie en daarop aangesloten gebruikers, de werking van de alarminstallatie en de aanwezigheid van brandbare middelen in het pand. Als de deskundige de metadata van de aangeleverde foto’s had onderzocht, zou hij hebben vastgesteld dat tenminste 43 foto’s ontbreken en foto 1969 is gemaakt nadat het eerste deel van de stelling was schoongemaakt. De bewegingsmelders/PIR detectoren zijn voor de foto teruggelegd en onduidelijk is waar I-Tek deze heeft aangetroffen. I-Tek is pas op 15 januari 2004, 36 uur na de brand met haar onderzoek gestart, terwijl op 14 januari 2004, nog los van de hulpverleners, brandweer en politie, verschillende medewerkers door het pand zijn gelopen. Van een maagdelijke situatie was dus geen sprake meer. Het fotomateriaal geeft dus een onjuist en onvolledig beeld. De op de schets aangegeven locatie van de vuurverschijnselen in de grote hal is indicatief. Ook voor de genomen brandmonsters heeft de deskundige op de schets niet de exacte locatie maar (alleen) het gebied waar zij zijn genomen kunnen aangeven.
Uit de metadata van de foto’s blijkt het verloop van het onderzoek van I-Tek. Niet duidelijk is of de stapel papieren op foto 1980 (‘stapel papier onder in stelling’) daar oorspronkelijk lagen, of dat I-Tek nadat zij met een schep de stelling heeft schoongemaakt, deze stapel voor de foto heeft teruggelegd, zoals ook voor het fotograferen van de bewegingsmelders (foto 1969) is gebeurd.
Het monster is genomen niet van papieren die bovenop lagen, maar van papieren gelegen op de vloer in/onder een stelling die was geplaatst in de hal tegen de scheidingswand met de archiefruimte. Niet blijkt dat I-Tek en de Technische Recherche onderzoek hebben verricht naar de herkomst van de stapel papier, zodat onduidelijk is om wat voor soort papier het ging en hoe lang die papieren onder in de stelling in de hal lagen. Evenmin is onderzoek is gedaan naar de in het verleden in het pand aanwezige brandbare middelen. De aanwezigheid van brandversnellende middelen in de stapel papieren is mogelijk heel goed verklaarbaar. Aan het feit dat geen overeenkomst met de op dat moment in het pand voorhanden ontbrandbare vloeistoffen is gevonden, kunnen geen conclusies worden verbonden.
De deskundige stelt dat de brand is ontstaan in de stelling tegen de scheidingswand met het archief, maar heeft de exacte locatie naar eigen zeggen niet kunnen vaststellen. Niet duidelijk is of zijn mening door de feiten worden gedragen. De locatie waar de brand is ontstaan is door het onderzoek dus niet komen vast te staan.
Volgens de deskundige kan niet worden vastgesteld dat het om meerdere onafhankelijke primaire plaatsen van ontstaan van de brand gaat.
De deskundige heeft op grond van het feitenmateriaal niet kunnen vaststellen dat een tijdvertrager is toegepast en heeft ook niet concreet toegelicht hoe in dit geval zou kunnen geschieden. De deskundige heeft zich hier ten onrechte laten leiden door een niet relevant en onbetrouwbaar onderdeel van het strafdossier. De deskundige heeft de elektrische installatie elders in het pand dan bij de scheidswand met de archiefruimte buiten beschouwing gelaten. De conclusie van de deskundige dat een elektrische oorzaak meer een theoretische mogelijkheid is, wordt niet gedragen door de bevindingen van I-Tek. In haar brief van 28 oktober 2004 schrijft I-Tek dat zij haar onderzoek naar de elektrische installatie heeft beperkt tot visueel onderzoek naar de bedrading in het archief. Beeldmateriaal waarop de deskundige zijn oordeel kan baseren is dus niet beschikbaar. I-Tek heeft bovendien wel onderdelen van de elektrische installatie, namelijk bewegingsmelders, gevonden.
De curator acht, met TNO, een elektrotechnische oorzaak aannemelijk en ook het NFI sluit dit niet uit. Deze oorzaak kan niet als louter theoretisch worden beschouwd, aldus de curator.