ECLI:NL:GHDHA:2023:1570

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.242.808/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Corrosieschade in koelinstallatie en aansprakelijkheid koelwaterbehandelaar

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Nalco Netherlands B.V. voor corrosieschade in een koelinstallatie van Ducor Petrochemicals B.V. en Allianz Global Corporate and Specialty SE. De vorderingen van de appellanten zijn gebaseerd op de stelling dat Nalco tekort is geschoten in haar zorgplicht door onvoldoende te reageren op signalen van corrosie en microbiologische groei. Het hof heeft in eerdere arresten deskundigenrapportages laten opstellen om de oorzaak van de corrosieschade vast te stellen. De deskundigen concludeerden dat de corrosieschade niet het gevolg was van tekortkomingen in de behandeling door Nalco, maar eerder het gevolg van een gaslekkage die eind 2010/begin 2011 is opgetreden. Het hof oordeelt dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen en dat Nalco niet kan worden verweten dat zij niet indringender heeft aangedrongen op nader onderzoek naar de oorzaak van de corrosieschade. De vorderingen van Ducor en Allianz worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.242.808/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/518982 / HA ZA 16-112
arrest van 4 juli 2023
inzake

1.Allianz Global Corporate and Specialty SE,

gevestigd te München, Duitsland,
2. Ducor Petrochemicals B.V.,
gevestigd te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
appellanten,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa te Den Haag,
tegen
Nalco Netherlands B.V.,
gevestigd te Leiden,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.M. Luycks te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het verloop van het geding na het tussenarrest van 27 juli 2021 blijkt uit:
- het deskundigenbericht d.d. 7 februari 2022;
- de memorie na deskundigenbericht van Ducor c.s., met bijlagen;
- de memorie na deskundigenbericht van Nalco.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken (aanvullend) gefourneerd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 22 september 2020 ten behoeve van een deskundigenbericht vragen geformuleerd. In het deskundigenbericht van 7 februari 2022 hebben de deskundigen deze vragen beantwoord.
2.2
De voornaamste bevindingen van de deskundigen als opgenomen in het rapport en de bijlagen waarin zij op het commentaar van partijen reageren, luiden – samengevat weergegeven – als volgt. De wijziging in chemische behandeling in 2008 en de verhoogde dosering in oktober/november 2010 hebben niet de corrosieschade in 2012 veroorzaakt. Uit de metingen van de online-corrosiemonitor blijkt dat het gewijzigde programma succes had. Geen sluitend bewijs is voorhanden dat in de maanden voor de grote toename in corrosiesnelheid in januari 2011 sprake was van toegenomen microbiologische activiteit of toegenomen troebelheid. Aangenomen moet worden dat zich ten tijde van de eerste verhoogde dosering oktober/november 2010 nog geen significante hoeveelheid biologisch materiaal in het systeem bevond. Die verhoogde dosering had nog geen verhoging in corrosiesnelheid tot gevolg. Geen verband bestaat tussen de eerste verhoging van de dosis biodetergent in oktober/november 2010 en de in januari 2011 snel toegenomen corrosie. Een plotselinge, zeer snelle toename in de corrosiesnelheid zoals die in januari 2011 is opgetreden is zeer zeldzaam en heeft in de ervaring van de deskundigen steeds een onderliggende oorzaak. Gezien de aard van de onderhavige installatie, waarin gas onder hoge druk circuleert rond de warmtewisselaars, is de meest waarschijnlijke oorzaak van de microbiologische vervuiling een eind december 2010/begin januari 2011 opgetreden kleine procesgaslekkage in het koelwater. Dit is een bekend verschijnsel. Een kleine gaslekkage zal niet steeds door geur worden opgemerkt. Propeengas is bij de gebruikelijke koelwatertemperaturen zeer goed oplosbaar in water en zorgt meteen voor snelle microbiologische groei. De oorzaak van de gaslekkage is niet gelegen in de behandeling door Nalco, maar in een gebrek in een buis(verbinding).
De door de gaslekkage veroorzaakte microbiologische vervuiling heeft zich vervolgens verspreid door het hele koelsysteem. In oktober 2011werd in een geopende warmtewisselaar een grote hoeveelheid depot met microbiologie aangetroffen. Eind december 2011/begin januari 2012 kan een tweede lek zijn ontstaan met een andere vervuiler (contaminant). Dit tweede lek moet als een direct gevolg van de door het eerste lek ontstane omstandigheden worden aangemerkt. De in alle warmtewisselaars aangetroffen corrosieschade kan worden herleid tot de sinds januari 2011 toegenomen staalcorrosiewaarden en dus tot een gaslek in het proces en niet tot de chemische behandeling.
Actie had kunnen worden ondernomen om de schade te beperken, met name het onderzoeken, lokaliseren en stoppen van de procesmatige contaminatie van het koelwater. Dit zou het stillegging van de koelinstallatie en de fabriek (plant) hebben gevergd. Een vroegere shut down om het lek te onderzoeken en te repareren zou vrijwel alle aangetroffen corrosieschade hebben voorkomen.
Het verwijderen van biomassa is mogelijk door een gezamenlijk toedienen van chloorbleekloog en biodetergent. De tweede verhoogde dosering biodetergent was een redelijke poging om het koelsysteem te reinigen gebaseerd op de toen voorhanden informatie. Die tweede verhoogde dosering was niet de oorzaak van de corrosie, maar kan indirect hebben bijgedragen aan de schade door microbiologisch materiaal door het systeem te verspreiden. Vanaf de gebeurtenis in januari 2011 was het koelwatersysteem nooit vrij van (micro)biologisch materiaal. Nalco had in 2011 de dosering biodetergent kunnen verhogen en heeft dit om onduidelijke redenen niet gedaan. Niet waarschijnlijk is echter dat dit in de gegeven omstandigheden veel nut zou hebben gehad. In de ervaring van de deskundigen is de enig succesvolle remedie in dit soort gevallen het onderbreken van productie om het lek te vinden en te verhelpen. Het niet identificeren van de onderliggende oorzaak van de piek in januari 2011 is de kritische factor, niet de dosering van de biodetergent. Proceslekkages en hun gevolgen kunnen alleen worden aangepakt door de productie stil te leggen om de bron te vinden en het lek te stoppen.
Er is weinig bewijs van intensieve communicatie of zorgen over de persisterend hoge staal corrosie graad bij de betrokkenen ( [naam 1] van Nalco en [naam 2] van Ducor) na de gebeurtenis in 2011. [naam 1] was in zijn service rapporten in het algemeen positief over de kwaliteit van het koelwater met weinig opmerkingen over de corrosiekwesties. De deskundigen zouden in dit geval een reeks ‘increasingly concerned’ e-mails van [naam 2] hebben verwacht. De plant manager [naam 3] heeft pas op 20 maart 2012 gereageerd. De deskundigen vrezen dat een gebrek aan engagement nadelig heeft uitgewerkt op een snelle identificatie van de zich ontwikkelende problemen en het rechtzetten daarvan.
2.3
Ducor c.s. heeft in haar memorie na deskundigenbericht bezwaren geuit tegen het rapport. Samengevat weergegeven voert Ducor c.s. (onder meer) het volgende aan.
Niet kan worden volgehouden dat er geen problemen waren met microbiologische groei voorafgaand aan de overdosering biodetergent in 2010. Tussen partijen staat ten processe vast dat de eerste verhoging van de dosering biodetergent een reactie was op geconstateerde schuimvorming en het vermoeden van microbiologische activiteit. Uit een inspectierapport van Nalco van 2006 blijkt dat er toen al aanwijzingen waren voor biologische groei. De verandering in 2008 zag op het bestrijden van kalk en zal geen verschil hebben gemaakt ten aanzien van microbiologie en mogelijk zelfs een tegengesteld effect hebben gehad zoals blijkt uit het bij de memorie na deskundigenbericht gevoegde PEWA-memorandum van ir. [naam 4] . Na 2006 is er geen ‘concerted effort of chlorine bleach lye and biodertegent’ geweest. In de servicerapporten waarnaar de deskundigen verwijzen wordt alleen de microbiologie in het koelwater gecontroleerd, maar niet of (vastzittende) biomassa/biofilm in het systeem aanwezig is. De corrosie begon al eind december 2010 – volgens Nalco op 20 december – te stijgen. Voor de verspreiding van losgeweekte microbiologie is enige tijd nodig.
Onduidelijk is waarom de deskundigen het reduceren van de dosering biodetergent gedurende een groot deel van 2011, dat volgens de deskundigen de opbouw van biomassa had kunnen voorkomen of beperken, niet als een fout van Nalco heeft aangemerkt. Uit het PEWA-memorandum blijkt dat de chloordosering al vanaf 2008 niet op peil was en zich een biomassa aan de wanden van het systeem heeft kunnen vormen. Er is geen bewijs dat Nalco, zoals in het PEWA-memorandum is beschreven, ten behoeve van de desinfectie van het water regelmatig voor korte termijn een Redox/ORP-waarde van 800 – 825 mV heeft gehanteerd. Volgens het deskundigenrapport heeft Nalco dit op 400 – 450 mV gehouden.
Van een gaslekkage is geen enkel bewijs voorhanden. Ducor heeft destijds ook geen gaslekkage kunnen vinden. Door deze oorzaak te benoemen zijn de deskundigen bovendien buiten het partijdebat getreden. Deze oorzaak is ook scheikundig onmogelijk omdat propeen, als voldoende chloorbleekloog is gedoseerd, wegreageert, zoals blijkt uit het rapport PEWA. Nalco diende het chloorgehalte op peil te houden, juist ook om problemen met productielekkages te voorkomen.
Verder heeft Ducor c.s. aangevoerd dat Nalco, ook ongeacht de oorzaken van de corrosie aansprakelijk is voor de schade. Het rapport geeft voldoende aanwijzingen dat Nalco is tekortgeschoten. Nalco heeft microbiologie losgeweekt door de overdosering biodetergent. Deze microbiologie is vervolgens door een te lage dosering chloorbleekloog niet gedood. Nalco heeft de ernst van de situatie onvoldoende onderkend en geen (afdoende en tijdige) maatregelen genomen om corrosieschade te voorkomen. Nalco had erop moeten aandringen dat Ducor de fabriek stil zou leggen. Daarnaast is het vrij-chloor gehalte niet op niveau gehouden en heeft Nalco niet regelmatig het ORP-niveau verhoogd.
Volgens Ducor c.s. dient het hof het deskundigenbericht reeds op grond van bovenstaande bezwaren ter zijde te stellen, dan wel de deskundigen en partijdeskundigen te horen. Ducor c.s. hebben daartoe (aanvullend) bewijs aangeboden.
2.4
Ook Nalco heeft bij (antwoord)memorie na deskundigenbericht op het deskundigen bericht en de daartegen door Ducor c.s. gerichte bezwaren gereageerd. Zij heeft zich grotendeels achter de bevindingen van de deskundigen geschaard, maar op onderdelen, met name waar het een mogelijke schending van een op Nalco rustende waarschuwingsplicht betreft, kanttekeningen bij het rapport geplaatst.
2.5
Samengevat weergegeven heeft Nalco het volgende aangevoerd. De bevindingen van de deskundigen stroken grotendeels met het verweer van Nalco en de analyse van Nalco van oktober 2016 (aangehaald in rov. 2.41 van het tussenarrest van 14 januari 2020). De overdosering biodetergent eind 2010 was het gevolg van een vergissing en is geen aanwijzing voor de aanwezigheid van biomassa eind 2010. De aanwezigheid van schuim kan allerlei oorzaken hebben. De tweede verhoogde dosering, in 2012, zorgde er wel voor dat biomassa werd losgeweekt, maar dit is blijkens het deskundigenrapport niet de oorzaak van de in mei 2012 geconstateerde corrosieschade. De mogelijkheid van een gaslekkage is door Nalco in januari 2011 benoemd. Geen enkel serieus waterbehandelingsprogramma kan kleine lekkages opvangen. Ducor mocht dat ook niet verwachten. De informatie die de 3DTraser verzamelde was continu beschikbaar voor Ducor. Het lag op Ducors weg passende maatregelen te nemen. Niet relevant is of het systeem toereikend werd doorgespoeld (blown down). Dit zou hoe dan ook ineffectief zijn geweest in geval van een intern gaslek. Anders dan het deskundigenrapport suggereert, deed Nalco geen geruststellende mededelingen en begrepen Nalco en Ducor dat de hoge gemeten staalcorrosie een probleem was. [naam 1] heeft in de mail van 17 januari 2011 Ducor gewezen op de mogelijkheid van een gaslek en had niet méér kunnen doen. Ducor heeft naar eigen zeggen destijds ook gezocht naar een gaslek maar zonder resultaat. Nalco hoefde hierop niet sterker aan te dringen; zij mocht verwachten dat Ducor dit omwille van de veiligheid deed. Nalco heeft alternatieve verklaringen gezocht en daarop maatregelen genomen. Hetgeen de deskundigen opmerken over de werking van het computergestuurde doseringsprogramma in geval van microbiële verontreiniging behoeft nadere toelichting. Toevoeging van chloor is normaal gesproken zeer effectief. Juist is dat chronische verontreiniging de werking van de 3DTrasar ondermijnt en in uitzonderlijke gevallen lokaal sprake kan zijn van ongedetecteerde ernstige corrosie. Ducor mocht geen pasklare maatregel verwachten, te minder nu Ducor naar eigen zeggen geen lekkage kon vinden.
De volgens het deskundigenrapport enig effectieve manier om de schadeoorzaak weg te nemen was het stilleggen van de fabriek, het onderdeel te verwijderen en open te maken. Die maatregelen lagen buiten de invloedsfeer van Nalco. Uit niets blijkt dat Ducor, als indringender was gewezen op de ernst van de situatie, die noodzakelijke maatregelen zou hebben genomen. Het stilleggen van de fabriek zou een omzetverlies van € 500.000,- per dag hebben veroorzaakt. Door dit alles speelt kansschade hier ook geen rol. Ducor stelt bovendien zelf vergeefs naar een gaslek te hebben gezocht. Het door Ducor c.s. ingebrachte PEWA-memorandum is te laat. De daarop gebaseerde stellingen zijn onjuist, aldus nog steeds Nalco.
2.6
Het hof overweegt als volgt. Zoals in het eerste tussenarrest (onder 3.13) samengevat is weergegeven, heeft Ducor c.s. in de onderhavige procedure haar vorderingen gebaseerd op haar stellingen dat:
i) Nalco begin 2008 de zuurgraad in het water heeft verhoogd (waardoor de corrosiedruk toenam en de dossering van corrosie-inhibitoren te werd gehouden) en de Ph waarde op een verkeerde plaats gemeten met verkeerde dosering zuur tot gevolg;
ii) de concentratie corrosie-inhibitor te laag is geweest;
iii) Nalco tweemaal een overdosering biodetergent heeft toegevoegd, waardoor zuurcorrosie heeft kunnen toenemen en microbiologie zich heeft kunnen verspreiden met microbiologische corrosie tot gevolg;
iv) Nalco vervolgens de ernst van de situatie niet heeft onderkend en geen afdoende tijdige maatregelen heeft genomen om corrosieschade te voorkomen.
Op Ducor c.s. rust de bewijslast van de aan haar vorderingen ten grondslag gelegde feiten. Zij draagt voor deze feiten het bewijsrisico, hetgeen betekent dat indien de juistheid van deze feiten niet komt vast te staan, haar vorderingen moeten worden afgewezen.
Oorzaken corrosieschade (tekortkomingen i, ii en iii)
2.7
Naar het oordeel van het hof is, mede gelet op het deskundigenbericht, onvoldoende komen vast te staan dat de opgetreden corrosieschade het gevolg is van de door Ducor c.s. gestelde tekortkomingen i, ii en/of iii. De deskundigen hebben vanuit hun deskundigheid en ervaring met vergelijkbare installaties geoordeeld dat een (kleine) gaslekkage in (eind december/)januari 2011 in de gegeven omstandigheden de meest waarschijnlijke oorzaak is geweest van de opgetreden corrosieschade. Zowel in het rapport als in bijlage 2 bij het deskundigenrapport hebben de deskundigen de door Ducor c.s. tegen het conceptrapport aangevoerde bezwaren gemotiveerd weerlegd.
2.8
Volgens de deskundigen bestaat geen sluitend bewijs voor de aanwezigheid van biomassa in het systeem vóór de eerste hoge dosis biodetergent in oktober 2010. Tussen de vier jaar eerder gesignaleerde aanwezigheid van biomassa in 2006, waarop Ducor c.s. zich met name op baseert, en de toestand van het koelsysteem in 2010 bestaat volgens de deskundigen geen (sluitend) verband. De aanzienlijke verandering van de chemische behandelwijze in januari 2008 leverde volgens de deskundigen blijkens de metingen van de on-line corrosion monitor/3DTrasar goede en consistente resultaten op. De Nalco Service rapporten van begin 2008 tot oktober 2010 bevatten geen aanwijzingen voor microbiologische problemen of groei van biomassa. Ducor c.s. voert hiertegen weliswaar aan dat de metingen in het koelwater plaatsvonden en geen biofilm of biomassa registreren, maar zij hebben omgekeerd over dit volgens de deskundigen aanzienlijke tijdsverloop ook geen (tussentijdse) metingen overgelegd waaruit zou blijken dat zich in die periode biomassa (verder) had opgebouwd. De opmerkingen van KWA over de mogelijkheid dat biomassa ook aanwezig kan zijn in helder water zijn volgens de deskundigen niet relevant omdat die zien op drinkwatersystemen. Ducor c.s. heeft deze laatste reactie van de deskundigen bestreden. Vast staat evenwel dat helderheid van het water (omgekeerd) geen aanwijzing voor microbiologie vormt. Bovendien hebben de deskundigen hun oordeel over het (ontbreken van sluitend) bewijs van biomassa niet uitsluitend op helderheid van het water (in de periode 2006 – 2010) gebaseerd. Verder hebben de deskundigen over de tussen september en november 2010 waargenomen schuimvorming opgemerkt dat deze niet ongebruikelijk is en vele oorzaken kan hebben en dat in de weken ná de verhoogde dosis biodetergent in oktober/november 2010 volgens hen geen (sluitende) aanwijzingen voor biomassa bestonden. Dat de corrosiewaarden al eind december 2010 stegen doet evenmin af aan de bevindingen van de deskundigen, volgens wie de gaslekkage immers eind 2010/begin 2011 zal zijn ontstaan (p. 18 van het rapport). De mededeling in het rapport van Nalco van juli 2012 over waargenomen troebelheid en schuimvorming van het water ziet ook volgens Ducor c.s. op de in januari 2011 waargenomen situatie, toen volgens de deskundigen de explosieve groei in microbiologie zich openbaarde. Ook de overige door Ducor c.s. in hun memorie na deskundigenbericht geformuleerde bezwaren, waaronder die welke zijn gebaseerd op de reactie van KWA op het concept-rapport, zijn door de deskundigen gemotiveerd weerlegd en doen aan de overtuigingskracht van het rapport niet (voldoende) af. Indien de extra dosis biodetergent in oktober/november 2010 door Nalco was toegediend omdat de schuimvorming destijds bij de betrokkenen deed vermoeden dat mogelijk biomassa aanwezig was, staat daarmee de daadwerkelijke aanwezigheid daarvan nog niet vast. Dat Nalco destijds zelf (ook) dacht aan de mogelijkheid van een olielekkage, maakt evenmin dat het oordeel van de deskundigen dat, alle gegevens overziend, de meest waarschijnlijke oorzaak van de corrosieschade de aanwezigheid van een gaslekkage is onjuist moet zijn of overtuigingskracht mist. De deskundigen hebben bovendien toegelicht dat een olielekkage andere, hier niet waargenomen, verschijnselen kent. Uit hetgeen Ducor c.s. in haar memorie na deskundigenrapport nog heeft opgemerkt over het al dan niet openzetten van de spui, begrijpt het hof dat zij in dit laatste als zodanig geen (aanvullende) tekortkoming van Nalco ziet. De kritiek van Ducor c.s., dat de deskundigen op dit (volgens Ducor c.s. zelf ook niet beslissende) punt te eenvoudig overstag zijn gegaan, is van onvoldoende gewicht om te kunnen afdoen aan de conclusie van de deskundigen dat geen sluitend bewijs voorhanden is voor de aanwezigheid van biomassa ten tijde van de verhoogde dosering biodetergent in oktober/november 2010 en deze (dus) niet de plotselinge zeer sterke stijging in corrosiesnelheid eind december 2010/januari 2011 kan hebben veroorzaakt. De deskundigen hebben, mede op basis van hun deskundigheid en ervaring, geoordeeld dat (veel) waarschijnlijker is dat deze door een (kleine) procesgaslekkage is veroorzaakt. Voor zover Ducor c.s. nog heeft geklaagd dat de door de deskundigen met de door hen genoemde schadeoorzaak buiten het partijdebat zijn getreden, ziet zij eraan voorbij dat Nalco vanaf het begin op de mogelijkheid van een proceslekkage als schadeoorzaak heeft gewezen, aan de deskundigen (ook) de vraag was voorgelegd of de schade door een proceslekkage kon zijn veroorzaakt (vraag 3) en partijen zowel op het concept-rapport als achteraf in hun memories op de bevindingen van de deskundigen hebben kunnen reageren.
2.9
Voor zover Ducor c.s. de conclusies van het rapport in hun memorie na deskundigenbericht aanvecht onder verwijzing naar het (eerst) bij die memorie overgelegde memorandum d.d. 24 maart 2022 van PEWA (prod. 70), volgt het hof haar daarin evenmin. De aan dit memorandum ontleende algemene stelling dat propeengas direct met het in het water aanwezige chloor zou wegreageren zodat een gaslekkage scheikundig gezien niet de waargenomen microbiologische groei kan hebben veroorzaakt, is niet voldoende (op de onderhavige installatie en volumes toegesneden) geconcretiseerd en onderbouwd. Die onderbouwing en concretisering hadden van Ducor c.s. wel mogen worden verwacht, temeer nu zij hiermee in een laat stadium, na de eindrapportage, alsnog langs nieuwe weg een centrale conclusie van de deskundigen (dat de opbouw van microbiologie in dit geval door de constante toevoer van propeengas met een koelwaterbehandeling slechts kon worden beperkt maar nooit kon worden voorkomen of beëindigd) onderuit tracht te halen. Bovendien gaat het memorandum, waarnaar Ducor c.s. voor deze stelling verwijst, anders dan de in het deskundigenrapport beschreven situatie kennelijk uit van een
tijdelijkegaslekkage (‘incidentele discontinue proceslekkage’). Het had kortom, mede gelet op het late stadium van de procedure waarin deze algemene tegenwerping is gedaan, op de weg van Ducor c.s. gelegen om nader te onderbouwen dat wetenschappelijk gezien niet voor redelijke twijfel vatbaar is dat een (voortdurende) procesgaslekkage scheikundig gezien, in de concrete omstandigheden van dit geval niet de schadeoorzaak kan zijn geweest. Het tegenrapport vormt geen zodanige en overtuigende onderbouwing. Bij het voorgaande komt nog dat is gesteld noch gebleken dat de in dat rapport genoemde (algemene) tegenwerpingen redelijkerwijs niet in het kader van het door het hof gelaste deskundigenonderzoek naar voren hadden kunnen worden gebracht en aan de deskundigen hadden kunnen worden voorgehouden.
2.1
Verder voert Ducor c.s., eveneens onder verwijzing naar het PEWA-memorandum, aan dat al vanaf begin 2008 bij de behandeling van Nalco structureel onvoldoende vrij werkzaam chloor aanwezig was in het koelwatersysteem omdat de 3D Trasar technologie niet chloorbestendig is waardoor de vrij-werkzaam-chloor norm verlaagd werd en het bioslijm probleem zich verder kon gaan ontwikkelen. Hiermee is Ducor c.s. evenwel onvoldoende ingegaan op de overwegingen van de deskundigen dat in de periode van januari 2008 tot november 2010 de belangrijkste indicatoren voor het succes van de koelwaterbehandeling (mild steel corrosion rate, copper corrosion rate and microbiological counts) overeenkwamen met wat van een goed beheerd systeem kon worden verwacht en de behandeling door Nalco overeenkwam met de algemeen door vele waterbehandelaars gebruikte water behandelwijze. Terzijde merkt het hof nog op dat waar Ducor c.s. in het algemeen stelt dat volgens de deskundigen de ORP-waardes door Nalco ‘steady op 400-450 mV werden gehouden’, dit alleen ziet op de periode maart 2011 tot en met augustus 2011. Voor zover Ducor c.s., onder verwijzing naar het deskundigenrapport en het PEWA-memorandum, Nalco verwijt ná januari 2011 onvoldoende biodetergent en chloor te hebben toegediend, is niet komen vast te staan dat dit de schade heeft veroorzaakt. Volgens het deskundigenrapport had de uit een proceslekkage voortgevloeide corrosieschade immers uiteindelijk alleen voorkomen kunnen worden door de fabriek geheel stil te leggen om de bron te vinden en het lek te dichten. Het hof verwijst verder naar hetgeen onder 2.9 (slot) is overwogen.
2.11
Het hof ziet in de door Ducor c.s. geformuleerde bezwaren en het nog overgelegde PEWA-memorandum al met al onvoldoende aanleiding om de bevindingen van de deskundigen terzijde te stellen. Het hof acht hun bevindingen overtuigend, en neemt die daarom over. Los daarvan onderstreept de veelheid van rapporten die in deze procedure naar aanleiding van het schadegeval zijn overgelegd (met daarin uiteenlopende conclusies over de schade-oorzaken) de kennelijke complexiteit van de materie en het (kennelijk) ontbreken van consensus hieromtrent onder (in ieder geval) de opstellers ervan. Ook om die reden is het hof van oordeel dat de door Ducor c.s. gestelde schadeoorzaken i tot en met iii in deze procedure niet zijn komen vast te staan. Overtuigende argumenten waarom haar visie, afgezet tegen die van anderen, de juiste of meest aannemelijke is, ontbreken, maar dit ten overvloede.
Schending zorgplicht (tekortkoming iv)
2.12
Ducor c.s. verwijt Nalco daarnaast, mede onder verwijzing naar het deskundigenrapport, dat zij als opdrachtnemer in haar zorgplicht jegens Ducor c.s. is tekortgeschoten door onvoldoende te onderkennen dat er mogelijk sprake was van een serieus probleem door een proceslekkage en door daarover niet duidelijker met haar opdrachtgever te communiceren (stelling iv).
2.13
Ook dit verwijt is niet gegrond, althans is het verband tussen het verweten nalaten en de schade niet komen vast te staan.
2.14
In het deskundigenbericht is de (eerste) proceslekkage toegeschreven aan een eind december 2010/begin januari 2011 opgetreden proceslekkage in een buis(verbinding). Deze eerste lekkage hield volgens de deskundigen geen verband met de koelwaterbehandeling door Nalco. De verantwoordelijkheid voor de (technische) staat van de leidingen in de petrochemische industrie ligt in de eerste plaats bij de eigenaar van de installatie. [naam 1] van Nalco heeft op 17 januari 2011 weldegelijk aan [naam 2] van Ducor de mogelijkheid van een gaslekkage voorgehouden en hem gevraagd of om uit te laten zoeken of de compressor gas naar het koelwater toe lekt omdat dit het schuim zou kunnen verklaren en daarbij tevens heeft gevraagd of er gasdetectiesystemen op de koeltorens zijn. [naam 2] heeft vervolgens geantwoord “wij gaan zoeken voor een mogelijke oorzaak, maar wij constateren niets vreemds in het proces”. Nalco is vervolgens doorgegaan met haar behandeling van het koelwater. Tegen deze achtergrond kan Nalco niet worden verweten dat zij Ducor niet op de mogelijkheid van een proceslekkage heeft gewezen en niet (nogmaals en indringender) heeft aangedrongen dit (nader) te onderzoeken.
2.15
Bovendien heeft Ducor c.s. - ook indien ervan zou worden uitgegaan dat Nalco (in 2011) uit de toen gemeten (corrosie)waarden had moeten begrijpen dat er mogelijk een serieus probleem bestond en Ducor daar indringender op had moeten wijzen - onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat de schade zou zijn voorkomen als Nalco met meer nadruk op nader onderzoek naar een proceslekkage had aangedrongen. Volgens de deskundigen zou de schade immers alleen kunnen zijn voorkomen indien de fabriek geheel was stilgelegd om het lek op te sporen en te dichten. Mede gezien de eigen stellingen van Ducor c.s. (inleidende dagvaarding, 2.5): dat een shut down buiten de zesjaarlijkse controle in beginsel niet mogelijk is, het systeem slechts lokaal kan worden geïnspecteerd en een inspectie van het totale systeem zeer langdurig en uitermate kostbaar is onder meer wegens een aanzienlijk omzetverlies, had het op de weg van Ducor c.s. gelegen om nader toe te lichten en te onderbouwen dat Ducor na indringender waarschuwing door Nalco inderdaad de volgens de deskundigen vereiste ingrijpende maatregelen zou hebben genomen en de fabriek zou hebben stilgelegd om het gaslek te vinden, dan wel dat zij dan – in afwijking van de conclusies in het deskundigenrapport – op minder ingrijpende wijze een gaslekkage zou hebben kunnen opsporen, dat ook zou hebben gedaan en de schade daarmee zou zijn voorkomen. Ten overvloede merkt het hof hierbij nog op dat Ducor zelf heeft gesteld dat zij in januari 2012, derhalve vóór de geplande shut down, naar een proceslekkage heeft gezocht (kennelijk zonder het systeem geheel stil te leggen) en dit (toen) niet heeft kunnen vinden.
2.16
Ducor c.s. heeft in haar memorie na deskundigenbericht een nader bewijsaanbod gedaan, waarin zij aanbiedt de deskundigen en andere betrokken te doen horen. Het hof gaat aan dit bewijsaanbod voorbij. De rechter is niet gehouden om de deskundige(n) op een daartoe te gelasten mondelinge behandeling te vragen om een nadere toelichting of aanvulling als partijen reeds schriftelijk hebben gereageerd op het deskundigenbericht en de rechter zich verder voldoende voorgelicht acht (HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9636). Zoals hiervoor is overwogen, is dit laatste het geval. Voorts geldt, dat Ducor c.s. de door haar gestelde schadeoorzaak en de door haar in dat verband aan het adres van Nalco gemaakte verwijten - tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door Nalco en de bevindingen van de door het hof aangestelde deskundigen - onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijsvoering wordt daarom niet toegekomen.
2.17
De slotsom is dat hetgeen Ducor c.s. tegen het rapport van de deskundigen heeft ingebracht van onvoldoende gewicht is en/of onvoldoende is gefundeerd om van de bevindingen van de deskundigen, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, af te wijken. Daarmee is niet komen vast te staan dat de corrosieschade het gevolg is van een tekortkoming van Nalco in haar verplichtingen jegens Ducor. De gevorderde verklaring voor recht dat Nalco is tekortgeschoten met corrosieschade tot gevolg en de vorderingen tot schadevergoeding zijn daarom niet toewijsbaar. De grieven kunnen daarin geen wijziging brengen; zij behoeven na het voorgaande en hetgeen is overwogen in het eerste tussenarrest, geen nadere bespreking. Het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis, waarin de vorderingen eveneens waren afgewezen, zal worden bekrachtigd. Ducor c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Tot die kosten behoren die van het deskundigenbericht. Ducor c.s. dient die kosten van het deskundigenbericht te dragen. Nu zij het voorschot voor de deskundigen al heeft voldaan, blijven die kosten voor haar rekening.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 april 2018;
veroordeelt Ducor c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep (inclusief de reeds door haar betaalde kosten van het deskundigenbericht), welke kosten aan de zijde van Nalco tot op heden worden begroot op € 5.270,- voor griffierecht en
€ 21.206,50 voor kosten van de advocaat;
veroordeelt Ducor c.s. hoofdelijk in de nakosten, begroot op € 173,-, te verhogen met € 90,- indien Ducor c.s. niet binnen veertien dagen aan dit arrest heeft voldaan en Nalco het arrest heeft moeten laten betekenen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na vandaag, respectievelijk, wat de kosten van betekening betreft, na betekening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.M. van der Klooster en S. Sicking en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023 in aanwezigheid van de griffier.