Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
1. Na verwijzing door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:981) is in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van de vrouw en erflater uitsluitend nog in geschil of de activa van de eenmanszaak [eenmanszaak] van erflater (hierna ook: de eenmanszaak of het café) op de peildatum deel uitmaakten van die ontbonden gemeenschap en, zo ja, op welke wijze en tegen welke waarde deze activa in de verdeling moeten worden betrokken. 2. De vrouw volhardt bij hetgeen zij bij appelrekest (tevens incidentele vordering) van 16 april 2016 onder “Ad 13” van het petitum heeft gevorderd,
het hof begrijpt: verzocht, zulks met veroordeling van de vereffenaar in de kosten van beide instanties.
3. De vereffenaar verzoekt het hof bij arrest,
het hof begrijpt: beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland van
18 maart 2015 te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
4. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 424 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechter naar wie het geding na vernietiging in cassatie is verwezen, de behandeling voortzet en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
5. In voormelde uitspraak van de Hoge Raad is geoordeeld dat het gerechtshof Amsterdam heeft nagelaten te motiveren waarom het verzoek van de vrouw strekkende primair tot toedeling van de eenmanszaak aan erflater onder verbeurte van de waarde van die zaak aan de vrouw, zijnde een bedrag van € 225.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en subsidiair tot verdeling van de eenmanszaak bij helfte, is afgewezen. Om die reden is de beschikking van het gerechtshof Amsterdam in cassatie vernietigd en is de zaak verwezen naar dit hof.
6. De vrouw heeft in de onderhavige procedure na verwijzing door de Hoge Raad haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij thans tevens een beroep doet op artikel 1:164 BW (schadevergoeding in geval van benadeling van de gemeenschap). Nu volgens vaste rechtspraak de oorspronkelijk verzoeker na verwijzing zijn verzoek niet kan veranderen of vermeerderen, gaat het hof aan deze eiswijziging van de vrouw voorbij. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval van een aanvaardbare uitzondering op deze regel sprake zou zijn.
7. De vrouw heeft het volgende aangevoerd. Er is sprake van een verzwegen goed dat alsnog in de verdeling moet worden betrokken. Erflater was namelijk op de peildatum eigenaar van de goedlopende eenmanszaak [eenmanszaak] te [plaats] . De waarde is bij de vrouw onbekend; erflater betaalde er in 2009 circa € 225.000,- voor. Erflater heeft zijn café op enig moment gewoonweg ‘achtergelaten’ en is naar België vertrokken. De waarde moet ten minste worden gesteld op voormeld bedrag van € 225.000,- dat erflater niet lang voor de peildatum voor het café heeft betaald. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen zulks mee omdat erflater niet met nadere financiële gegevens over de brug wenste te komen. Van een voortzetting of overname om niet van de eenmanszaak door de zoon van de vrouw is nimmer sprake geweest.
8. De vereffenaar verweert zich daartegen. Erflater heeft tijdens de mondelinge behandeling in het hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam reeds toegelicht dat de eenmanszaak geen waarde vertegenwoordigde vanwege onder meer het volgende:
- de exploitatie was rampzalig;
- het café is ontruimd en gesloten door de gemeente omdat het niet voldeed aan het bouwbesluit;
- er was een schuld aan Heineken alsmede een huurschuld van € 80.000,-;
- het café kostte alleen geld maar mocht niet worden verkocht omdat het zou worden geëxploiteerd door de zoon van de vrouw;
- het café is gestript en de inventaris van erflater is niet meer aanwezig.
Volgens de vereffenaar heeft de vrouw enkel vermoedens en onderbouwt zij haar stellingen op geen enkele wijze.
9. Het hof overweegt als volgt. Op de vrouw rust de stelplicht met betrekking tot de omvang van de eenmanszaak per peildatum. Een eenmanszaak is geen goed dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt. Enkel de activa van de eenmanszaak vallen in de gemeenschap en komen voor verdeling in aanmerking. Met betrekking tot de schulden van de eenmanszaak zijn beide partijen, ieder voor de helft draagplichtig.
10. Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de Advocaat-Generaal voor de uitspraak van de Hoge Raad in de onderhavige zaak (ECLI:NL:PHR:2017:286) dat de vrouw haar stellingen dat het café op de peildatum een bepaalde waarde vertegenwoordigde, tegenover de gemotiveerde betwisting door erflater, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook in het geding na verwijzing. Op basis van de door de vrouw verstrekte gegevens kan het hof niet vaststellen wat de omvang was van de activa van de eenmanszaak op de peildatum. Mochten er nog niet-verdeelde goederen aanwezig zijn met betrekking tot de eenmanszaak dan is de peildatum voor de waardering daarvan de datum van de feitelijke verdeling, ofwel de datum van deze beschikking van het hof. Over de waarde van die goederen heeft de vrouw het hof evenmin voorgelicht. Nu het hof niet kan vaststellen wat de omvang is van de activa van de eenmanszaak van erflater per peildatum en wat de waarde daarvan is per datum verdeling, kan het hof de eenmanszaak niet alsnog in de verdeling betrekken op de wijze zoals door de vrouw primair en subsidiair is verzocht. Dit brengt mee dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen en dat de bestreden beschikking van de rechtbankNoord-Holland van 18 maart 2015 moet worden bekrachtigd. 11. Nu de vrouw niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht, komt het hof aan het bewijsaanbod van de vrouw, wat daar verder ook van zij, niet toe. Het algemene bewijsaanbod van de vereffenaar behoeft evenmin bespreking.
12
.Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
13. Mitsdien wordt als volgt beslist.