ECLI:NL:GHDHA:2023:1391

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
200.281.543/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en activa van een eenmanszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad, waarbij de vrouw, verzoekster in hoger beroep, en de vereffenaar van de nalatenschap van erflater in geschil zijn over de activa van de eenmanszaak van erflater. De vrouw stelt dat de activa op de peildatum deel uitmaakten van de ontbonden huwelijksgemeenschap, terwijl de vereffenaar betwist dat er enige waarde aan de eenmanszaak kan worden toegekend. De vrouw heeft haar verzoek gewijzigd en doet nu ook een beroep op schadevergoeding wegens benadeling van de gemeenschap. Het hof overweegt dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de waarde van de activa op de peildatum en dat de vereffenaar zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 26 juli 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Uitspraak : 26 juli 2023
Zaaknummer : 200.281.543/01
Zaaknummers rechtbank : C14/113458/ES RK 09-954 en C/14/151683/ES RK 14/144
Zaaknummer hof Amsterdam : 200.168.284/01
Rekestnummer Hoge Raad der Nederlanden: 16/04593
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar
tegen
[geïntimeerde] , in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap
van [erflater] (erflater),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vereffenaar,
advocaat mr. L.S.E. Prickartz te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikkingen van de rechtbank Noord-Holland van 15 juli 2010, 22 januari 2014 en
5 november 2014 en de eindbeschikking van de rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2015.
Bij voormelde eindbeschikking heeft de rechtbank beslissingen genomen inzake de verdeling van de tussen de vrouw en erflater bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beschikking van 14 juni 2016 de eindbeschikking van de rechtbank Noord-Holland - voor zover hier van belang - bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij beschikking van 2 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:981) de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 14 juni 2016 vernietigd, waarna het geding ter verdere behandeling en beslissing is verwezen naar het onderhavige hof.
Op 7 juli 2020 heeft mr. I.P. Sigmond te Heerlen, de advocaat van erflater tijdens zijn leven, het hof namens [weduwe van erflater] (de weduwe van erflater, hierna: de echtgenote) verzocht het beroep na verwijzing door de Hoge Raad in behandeling te nemen.
Op 5 november 2020 heeft mr. Sigmond op verzoek van het hof de processtukken uit de drie instanties overgelegd, doch deze waren niet volledig. Op 30 november 2020 heeft mr. Sigmond nadere stukken overgelegd.
Mr. Kaandorp, de advocaat van de vrouw, heeft het hof bij brieven gedateerd 28 januari 2021 en 25 november 2021 verzocht om bewijsstukken dat de echtgenote bevoegd/gerechtigd is de procedure tegen de vrouw aanhangig te maken.
Blijkens twee afzonderlijke beschikkingen gedateerd 26 november 2021 van de rechtbank Den Haag, welke beschikkingen bij brief van 2 december 2021 door mr. Prickartz, de advocaat van mr. S. van Wijk, voornoemd, aan het hof zijn gezonden, is mr. Van Wijk benoemd tot:
- vereffenaar van de nalatenschap van erflater
- testamentair bewindvoerder over het aan de echtgenote en de uit het huwelijk van erflater en de echtgenote geboren minderjarige [dochter] toekomende erfdeel in de nalatenschap van erflater.
Naar aanleiding van voormelde benoemingen zijn mr. Kaandorp en mr. Sigmond door het hof in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gewenste voortgang van de procedure. Een eerder voor 16 december 2021 geplande mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.
Op 9 december 2021 heeft mr. Prickartz zich vervolgens gesteld als advocaat van de vereffenaar en tevens verzocht de procedure te schorsen op de voet van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Mr. Sigmond heeft het hof op 10 december 2021 laten weten dat hij zich naar aanleiding van het stelbericht van mr. Prickartz aan de zaak heeft onttrokken.
Bij brief van 15 december 2021 heeft de advocaat van de vereffenaar onder meer verzocht de vereffenaar als geïntimeerde aan te merken in plaats van de echtgenote. Het hof heeft daarop de vereffenaar aangemerkt als procespartij (verweerder) in plaats van de echtgenote.
De zaak is op verzoek van partijen nog enige malen aangehouden in verband met het verkrijgen van het volledige procesdossier en het voeren van schikkingsonderhandelingen. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
Bij het hof is voorts nog ingekomen:
van de zijde van de vereffenaar:
  • op 30 september 2022 een memorie na verwijzing;
  • op 8 mei 2023 een brief gedateerd 5 mei 2023 met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 1 mei 2023 een memorie van antwoord na verwijzing.
De zaak is op 12 mei 2023 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vereffenaar, bijgestaan door zijn advocaat.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
De adviseur van de vrouw, mr. M.J.P. Schipper, heeft met toestemming van de voorzitter en instemming van de advocaat van de vereffenaar de mondelinge behandeling als toehoorder bijgewoond.
Aan het slot van de mondelinge behandeling is in verband met een mogelijke schikking tussen partijen afgesproken dat zij het hof vóór 9 juni 2023 zullen berichten of zij overeenstemming hebben bereikt.
Bij e-mailbericht van 8 juni 2023 is zijdens de vereffenaar meegedeeld dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen.
Het hof zal daarom alsnog een beschikking geven.

Vaststaande feiten

De vrouw en erflater zijn op [huwelijksdatum] 2000 in de algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Dit huwelijk is op 9 november 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 juli 2010 in de registers van de burgerlijke stand.
Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap heeft te gelden
9 november 2010.
Erflater is op [overlijdensdatum] 2019 te [overlijdensplaats] (Schotland) overleden.

Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad

Algemeen
1. Na verwijzing door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:981) is in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van de vrouw en erflater uitsluitend nog in geschil of de activa van de eenmanszaak [eenmanszaak] van erflater (hierna ook: de eenmanszaak of het café) op de peildatum deel uitmaakten van die ontbonden gemeenschap en, zo ja, op welke wijze en tegen welke waarde deze activa in de verdeling moeten worden betrokken.
2. De vrouw volhardt bij hetgeen zij bij appelrekest (tevens incidentele vordering) van 16 april 2016 onder “Ad 13” van het petitum heeft gevorderd,
het hof begrijpt: verzocht, zulks met veroordeling van de vereffenaar in de kosten van beide instanties.
3. De vereffenaar verzoekt het hof bij arrest,
het hof begrijpt: beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland van
18 maart 2015 te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
4. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 424 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechter naar wie het geding na vernietiging in cassatie is verwezen, de behandeling voortzet en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
5. In voormelde uitspraak van de Hoge Raad is geoordeeld dat het gerechtshof Amsterdam heeft nagelaten te motiveren waarom het verzoek van de vrouw strekkende primair tot toedeling van de eenmanszaak aan erflater onder verbeurte van de waarde van die zaak aan de vrouw, zijnde een bedrag van € 225.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en subsidiair tot verdeling van de eenmanszaak bij helfte, is afgewezen. Om die reden is de beschikking van het gerechtshof Amsterdam in cassatie vernietigd en is de zaak verwezen naar dit hof.
Eiswijziging
6. De vrouw heeft in de onderhavige procedure na verwijzing door de Hoge Raad haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij thans tevens een beroep doet op artikel 1:164 BW (schadevergoeding in geval van benadeling van de gemeenschap). Nu volgens vaste rechtspraak de oorspronkelijk verzoeker na verwijzing zijn verzoek niet kan veranderen of vermeerderen, gaat het hof aan deze eiswijziging van de vrouw voorbij. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval van een aanvaardbare uitzondering op deze regel sprake zou zijn.
Standpunten partijen
7. De vrouw heeft het volgende aangevoerd. Er is sprake van een verzwegen goed dat alsnog in de verdeling moet worden betrokken. Erflater was namelijk op de peildatum eigenaar van de goedlopende eenmanszaak [eenmanszaak] te [plaats] . De waarde is bij de vrouw onbekend; erflater betaalde er in 2009 circa € 225.000,- voor. Erflater heeft zijn café op enig moment gewoonweg ‘achtergelaten’ en is naar België vertrokken. De waarde moet ten minste worden gesteld op voormeld bedrag van € 225.000,- dat erflater niet lang voor de peildatum voor het café heeft betaald. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen zulks mee omdat erflater niet met nadere financiële gegevens over de brug wenste te komen. Van een voortzetting of overname om niet van de eenmanszaak door de zoon van de vrouw is nimmer sprake geweest.
8. De vereffenaar verweert zich daartegen. Erflater heeft tijdens de mondelinge behandeling in het hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam reeds toegelicht dat de eenmanszaak geen waarde vertegenwoordigde vanwege onder meer het volgende:
- de exploitatie was rampzalig;
- het café is ontruimd en gesloten door de gemeente omdat het niet voldeed aan het bouwbesluit;
- er was een schuld aan Heineken alsmede een huurschuld van € 80.000,-;
- het café kostte alleen geld maar mocht niet worden verkocht omdat het zou worden geëxploiteerd door de zoon van de vrouw;
- het café is gestript en de inventaris van erflater is niet meer aanwezig.
Volgens de vereffenaar heeft de vrouw enkel vermoedens en onderbouwt zij haar stellingen op geen enkele wijze.
9. Het hof overweegt als volgt. Op de vrouw rust de stelplicht met betrekking tot de omvang van de eenmanszaak per peildatum. Een eenmanszaak is geen goed dat in de huwelijksgoederengemeenschap valt. Enkel de activa van de eenmanszaak vallen in de gemeenschap en komen voor verdeling in aanmerking. Met betrekking tot de schulden van de eenmanszaak zijn beide partijen, ieder voor de helft draagplichtig.
10. Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de Advocaat-Generaal voor de uitspraak van de Hoge Raad in de onderhavige zaak (ECLI:NL:PHR:2017:286) dat de vrouw haar stellingen dat het café op de peildatum een bepaalde waarde vertegenwoordigde, tegenover de gemotiveerde betwisting door erflater, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook in het geding na verwijzing. Op basis van de door de vrouw verstrekte gegevens kan het hof niet vaststellen wat de omvang was van de activa van de eenmanszaak op de peildatum. Mochten er nog niet-verdeelde goederen aanwezig zijn met betrekking tot de eenmanszaak dan is de peildatum voor de waardering daarvan de datum van de feitelijke verdeling, ofwel de datum van deze beschikking van het hof. Over de waarde van die goederen heeft de vrouw het hof evenmin voorgelicht. Nu het hof niet kan vaststellen wat de omvang is van de activa van de eenmanszaak van erflater per peildatum en wat de waarde daarvan is per datum verdeling, kan het hof de eenmanszaak niet alsnog in de verdeling betrekken op de wijze zoals door de vrouw primair en subsidiair is verzocht. Dit brengt mee dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen en dat de bestreden beschikking van de rechtbank
Noord-Holland van 18 maart 2015 moet worden bekrachtigd.
Bewijsaanbod
11. Nu de vrouw niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht, komt het hof aan het bewijsaanbod van de vrouw, wat daar verder ook van zij, niet toe. Het algemene bewijsaanbod van de vereffenaar behoeft evenmin bespreking.
Proceskosten
12
.Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
13. Mitsdien wordt als volgt beslist.

Beslissing op het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2015;
compenseert de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, A.N Labohm en J.B. Backhuijs, bijgestaan door mr. T. de Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 juli 2023.