ECLI:NL:GHDHA:2023:1316

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.317.242/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen griffierecht in hoger beroep en eisvermindering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen de vaststelling van het griffierecht in hoger beroep. De opposant, mr. H.L. Verweel, trad op als advocaat voor Tankconnect B.V. in een geschil met Nadvi Starre, h.o.d.n. Starre Logistics. De hoofdzaak betrof een vordering van Starre op Tankconnect voor een bedrag van € 8.765,74, terwijl Tankconnect in reconventie een bedrag van € 5.465,91 vorderde. De kantonrechter in Rotterdam had de vordering van Starre toegewezen en die van Tankconnect afgewezen, met veroordeling van Tankconnect in de proceskosten. Tankconnect ging in hoger beroep en de griffier bepaalde het griffierecht op € 2.135,--. Opposant kwam in verzet tegen deze vaststelling, stellende dat het griffierecht lager had moeten zijn omdat Tankconnect haar vordering had verminderd tot onder de € 12.500,--. Het hof oordeelde dat de hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vorderingen in zowel conventie als reconventie. Het hof concludeerde dat de som van de vorderingen in deze zaak meer dan € 12.500,-- bedraagt, waardoor het hogere griffierecht van € 2.135,-- terecht was vastgesteld. Het verzet werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer: 200.317.242/01
Beschikking van 12 juli 2023
op het verzet op grond van artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) van
mr. H.L. Verweel,
kantoorhoudend te Spijkenisse,
verzoeker,
hierna te noemen: opposant,
tegen
de griffier van het gerechtshof Den Haag.

1.Procesverloop

1.1
Het hof heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het op 11 oktober 2022 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift, waarbij opposant in verzet is gekomen tegen de vaststelling van het griffierecht in het hoger beroep in de zaak Tankconnect B.V./ N. Starre (zaaknummer 200.314.518/01);
- het op 22 november 2022 ingekomen verweerschrift van de griffier;
- de op 5 december 2022 ingekomen reactie hierop van opposant.
1.2
De hoofdzaak met zaaknummer 200.314.518 is op 20 december 2022 geroyeerd. Een mondelinge behandeling in deze verzetzaak is achterwege gebleven omdat opposant daaraan geen behoefte had. Het hof heeft de beschikking bepaald op heden.

2.Feitelijke achtergrond, gronden voor verzet en verweer

2.1
Opposant trad op als advocaat voor Tankconnect B.V. (hierna: Tankconnect) in de procedure die Nadvi Starre, h.o.d.n. Starre Logistics (hierna: Starre), tegen Tankconnect aanhangig heeft gemaakt bij de (kantonrechter in de) Rechtbank Rotterdam. In die procedure vorderde Starre in conventie betaling van € 8.765,74 met de wettelijke handelsrente over € 7.563,71 vanaf de datum van dagvaarding tot die van algehele voldoening. Tankconnect vorderde in reconventie betaling van € 5.465,91 met wettelijke handelsrente vanaf 8 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Bij vonnis van 18 februari 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam de vordering van Starre toegewezen en die van Tankconnect afgewezen, met veroordeling van Tankconnect in de proceskosten.
2.2
Tegen dit vonnis is Tankcontact in hoger beroep gekomen.
De griffier heeft het in hoger beroep verschuldigde griffierecht op grond van artikel 3 Wgbz bepaald op € 2.135,--. Dit bedrag is op 16 augustus 2022 ten laste van de rekening-courant van opposant gebracht.
2.3
Opposant heeft aan zijn verzet het volgende ten grondslag gelegd.
Starre vorderde in de eerste aanleg betaling door Tankconnect van vracht van € 7.563,71 met rente en kosten. Tankconnect stelde daartegenover een vordering op Starre te hebben van € 13.029,62. Het verschil, zijnde € 5.465,91, vorderde Tankconnect in reconventie. Omdat voor vorderingen met een beloop van meer dan € 12.500,‑- in hoger beroep een griffierecht wordt geheven van € 783,--, heeft Tankconnect het beloop van haar (tegen)vordering verminderd. In plaats van € 13.029,62 vordert zij € 12.499,99, zodat het verschuldigde griffierecht voor vorderingen met een beloop van niet meer dan € 12.500,-- van toepassing is, te weten € 783,--. Het vonnis in eerste aanleg is door Tankconnect nagekomen. Opposant stelt dat de vordering van Starre onbetwist is. Naar zijn mening moet in appel eerst worden vastgesteld of, en zo ja tot welk bedrag, Tankconnect een vordering heeft op Starre. Als die vordering is vastgesteld op € 12.499,99 of zoveel lager als het hof zou beslissen, wordt er verrekend en dan resteert een bedrag door Starre te voldoen aan Tankconnect. Dat bedrag is dus in elk geval lager dan € 5.465,91, aldus opposant.
2.4
De griffier voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat op grond van artikel 10 Wgbz de hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding. Als er verschillende vorderingen ter beoordeling voorliggen, tellen deze allemaal mee voor het bepalen van het financiële belang van de zaak. De griffier stelt dat als in het petitum wordt verwezen naar de vordering(en) in eerste aanleg en/of wordt gevorderd het in eerste aanleg gewezen vonnis te vernietigen, aangeknoopt moet worden bij de waarde van de vordering in eerste aanleg. Tankconnect miskent dat zowel in de inleidende dagvaarding als in de memorie van grieven wordt gevraagd ‘de vorderingen van geïntimeerde, als oorspronkelijk eiser in conventie, af te wijzen en de vorderingen van appellante, als oorspronkelijke eiseres in reconventie toe te wijzen, waarbij appellante haar vordering beperkt tot een bedrag van € 12.449,99’. Dat betekent dat beide vorderingen – dus in conventie en in reconventie – voorliggen in hoger beroep en daarom beide meetellen voor de bepaling van de waarde van de vordering ofwel het financiële belang van de zaak, aldus de griffier. Daarbij merkt de griffier op dat opposant kennelijk de vordering van Starre weliswaar als onbetwist aanduidt, maar dat dit wat haar betreft niet blijkt uit de inleidende dagvaarding en de memorie van grieven van Tankconnect. Voor de heffing van het griffierecht moet het totale financiële belang van de zaak dan ook worden bepaald op € 12.449,99 plus € 7.563,71, zodat de vorderingen een beloop hebben van meer dan € 12.500,-- en daarom € 2.135,-- aan griffierecht is verschuldigd, aldus de griffier.

3.Beoordeling van het verzet

3.1
De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding, dan wel het verzoek in het verzoekschrift of het beroepschrift (artikel 10 lid 1 Wgbz). Dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 2 lid 4 Wet tarieven in burgerlijke zaken (hierna: Wtbz). [1] Onder de werking van de Wtbz was het vaste rechtspraak dat voor de berekening van het griffierecht in een bij dagvaarding aanhangig gemaakte hogerberoepszaak in beginsel diende te worden aangeknoopt bij (het bedrag van) de vordering waarover de rechter had te beslissen in de uitspraak waartegen het hoger beroep is gericht. [2] Anders was dit wanneer het hoger beroep zich beperkte tot een deel van de oorspronkelijke vordering. In dat geval moest in de regel worden aangeknoopt bij dat deel van de vordering. [3]
Deze vaste rechtspraak is onverminderd van betekenis voor de toe te passen beoordelingsmaatstaf. Als hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis, waarin zowel een uitspraak in conventie als een uitspraak in reconventie wordt gedaan, gelden daarom de volgende uitgangspunten. Betreft het hoger beroep expliciet – dit moet ondubbelzinnig blijken uit de dagvaarding in hoger beroep – alleen de uitspraak over de conventionele dan wel de reconventionele vordering, dan is deze vordering bepalend voor de hoogte van het griffierecht. Betreft het hoger beroep zowel de uitspraak over de conventionele als de reconventionele vordering, dan zijn beide vorderingen (bij elkaar opgeteld) bepalend voor de vaststelling van de hoogte van het griffierecht. Er kunnen desalniettemin gevallen zijn waarin de vorderingen in conventie en reconventie niet bij elkaar opgeteld moeten worden, omdat deze in wezen op dezelfde vordering betrekking hebben, zoals bijvoorbeeld het geval is als de toewijzing van de ene vordering inhoudt dat de andere vordering afgewezen moet worden.
3.2
Het hof overweegt dat uit het petitum van de conclusie van eis in reconventie blijkt dat het bedrag waarvan Tankconnect in eerste aanleg betaling vorderde – € 5.465,91 – het
saldowas van haar tegenvordering op Starre van € 13.029,62
na verrekeningmet de vordering van Starre op haar van (in hoofdsom) € 7.563,71. [4] Daarbij concludeerde Tankconnect tot niet-ontvankelijkverklaring van Starre, althans tot afwijzing van zijn vordering in conventie. De tegenvordering van Tankconnect vóór verrekening (€ 13.029,62) komt dus overeen met de som van de in de procedure in de eerste aanleg in conventie en in reconventie (in hoofdsom) gevorderde bedragen (€ 7.563,71 + € 5.465,91).
3.3
In hoger beroep vordert Tankconnect volgens het petitum van de appeldagvaarding (naast vernietiging van het bestreden vonnis en veroordeling van Starre in de proceskosten):
‘de vorderingen van geïntimeerde, als oorspronkelijk eiser in conventie, af te
wijzen en de vorderingen van appellante, als oorspronkelijke eiseres in reconventie toe te wijzen, waarbij appellante haar vordering beperkt tot een bedrag ad € 12.499,99’.
Zoals overwogen, beliepen de (toegewezen) vorderingen van geïntimeerde, Starre, in hoofdsom € 7.563,71 en de (afgewezen) vorderingen van appellante, Tankconnect,
€ 5.465,91. Dat is bij elkaar opgeteld: € 7.563,71 + € 5.465,91 = € 13.029,62.
In het petitum van de memorie van grieven wordt voor zover hier van belang gevorderd het ‘vonnis tussen Tankconnnect en Starre te vernietigen, en opnieuw rechtdoende bij arrest, zo nodig onder verbetering van gronden, Starre niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn vorderingen af te wijzen, althans hem deze vorderingen te ontzeggen, en de vordering van Tankconnect in reconventie, welke bij appeldagvaarding is beperkt tot € 12.499,99, alsnog toe te wijzen en Starre te veroordelen om hetgeen door Tankconnect aan Starre is betaald krachtens het vonnis in prima, zijnde een bedrag groot € 9.862,87 terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag der voldoening en te vermeerderen met de nakosten (…)’.
In haar memorie van grieven stelt Tankconnect onder meer:
‘1.1. (…) In juli 2020 vervoert Starre, in opdracht van Tankconnect, een tankcontainer (…).
1.2.
Bij lossing (…) wordt een lekkage (…) geconstateerd (…)
1.3. (…)
de kosten daarvan worden doorbelast aan Tankconnect, die op haar beurt deze kosten doorbelast aan Starre. Tankconnect verrekent haar vordering ter zake – € 13.029,62 – met de verschuldigde vracht – € 7.563,71 – (…)
1.4.
Starre dagvaart Tankconnect (…) tot betaling van de openstaande vracht en Tankconnect vordert in reconventie het saldo ad € 5.465,91.
(…)
1.8.
Tankconnect kan zich (…) met dit vonnis niet verenigen en komt daarvan in hoger beroep en beperkt haar reconventie tot € 12.499,00 en vordert dus in reconventie het saldo van € 4.935,29 en vermindert in reconventie haar vordering tot dit bedrag.’
3.4
Het hof begrijpt dat Tankconnect met haar eiswijziging beoogt te bewerkstelligen dat de som van de vordering van Starre en haar vordering tezamen (niet meer dan) € 12.499,99 bedraagt en aldus onder de grens van € 12.500,-- blijft, waardoor het lagere griffierecht is verschuldigd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat Tankconnect in eerste aanleg in reconventie betaling heeft gevorderd van € 5.465,91 (de vordering van Tankconnect van € 13.029,62 minus de vordering van Starre van
in hoofdsom€ 7.563,71 =) en dat Tankconnect in het petitum van de appeldagvaarding vermeldt dat zij haar vordering
beperkttot een bedrag van € 12.499,99. In haar memorie van grieven stelt Tankconnect dat zij haar reconventionele vordering daarom vermindert tot € 4.935,29 (bedoeld zal zijn: € 12.499,99 minus de vordering van Starre van (in hoofdsom) € 7.563,71 = € 4.936,28).
Volgens het petitum in hoger beroep heeft Tankconnect haar vordering in reconventie echter niet verminderd tot dit bedrag: zij vordert in reconventie nu immers € 12.499,99. Bovendien heeft Tankconnect haar vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis ook niet beperkt tot het vonnis voor zover in reconventie gewezen; zij vordert nadrukkelijk dat het hof de vordering van Starre alsnog afwijst. Dat leidt ertoe dat voor de vaststelling van het griffierecht in hoger beroep ook de vordering in conventie meetelt voor de bepaling van het financiële belang in hoger beroep en dat de som van de vorderingen in conventie en in reconventie € 20.063,70 is. Dit betekent dat het hogere griffierecht van € 2.135,-- is verschuldigd.
3.5
Maar ook als het hof de vordering in reconventie, zoals gewijzigd in hoger beroep, zo zou lezen dat Tankconnect haar vordering in hoger beroep heeft verminderd tot € 4.935,29 (of: € 4.936,28), heeft dit niet het door opposant gewenste gevolg dat het lagere griffierecht van € 783,-- is verschuldigd. Opposant gaat er namelijk aan voorbij dat bij de berekening van de hoogte van haar oorspronkelijke reconventionele vordering (€ 5.465,91) is uitgegaan van een vordering in conventie van € 7.563,71. Starre heeft in eerste aanleg niet dit laatstgenoemde bedrag, maar € 8.765,74 gevorderd, te weten de oorspronkelijk verschuldigde hoofdsom van € 7.563,71, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van dagvaarding. De tot de datum van dagvaarding vervallen wettelijke rente moet worden meegeteld bij de vaststelling van de hoogte van de vordering: de dag van dagvaarding is hier immers de peildatum. Dit brengt mee dat ook als wordt aangenomen dat Tankconnect haar vordering in hoger beroep heeft verminderd tot € 4.935,29, de som van de vordering in conventie en die in reconventie (€ 8.765,74 + € 4.935,29 =) € 13.701,03 is. Dit bedrag is meer dan € 12.499,99, zodat het hogere griffierecht van € 2.135,‑- verschuldigd zou zijn. Toegevoegd wordt nog dat Tankconnect, blijkens het petitum van haar memorie van grieven, naast toewijzing van haar verminderde reconventionele vordering (van € 4.935,29) tevens terugbetaling vordert van een bedrag groot € 9.862,87. Die laatste bedragen opgeteld overstijgen nog verder het drempelbedrag van € 12.500,--.
3.6
De slotsom is dat de griffier het in hoger beroep verschuldigde griffierecht op goede gronden heeft bepaald. Het verzet is ongegrond.
Beslissing
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Verduyn, J.M. van der Klooster en H.J. van Harten, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2023 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting bij de Wgbz, TK 2008-2009, 31 758, nr 3, p. 11.
2.Onder meer: HR 27 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1552.
3.Vergelijk HR 8 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5387.
4.Conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie onder 27; zie ook bestreden vonnis rov. 4.2 laatste volzin.