15.7.Voor 2017 stelt verweerder zich op het standpunt dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen dient te worden gehandhaafd zoals het is vastgesteld bij de verminderingsbeschikking van 8 mei 2021, te weten op € 41.400, uitgaande van een totale omvang van eisers bezittingen van € 950.851 (binnenlandse bankrekeningen € 1.526 plus kapitaalverzekering € 76.751 plus vermogen Stichting € 900.851). Het vermogen van de Stichting heeft verweerder bij gebrek aan gegevens geschat, daarbij uitgaande van de WOZ-waarde van de onroerende zaken die in bezit zijn van de Stichting en de saldi op de zakelijke bankrekeningen van de Stichting, onder in mindering brengen van geschatte hypothecaire schulden.
De toerekening van het vermogen van de Stichting aan eiser (2014 tot en met 2017)
19. In de hiervoor onder 3 aangehaalde uitspraak van Hof Den Haag is – kort gezegd – beslist dat de Stichting kwalificeert als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a, lid 2, Wet IB 2001 en dat eiser na het overlijden van zijn moeder in zijn hoedanigheid van haar erfgenaam dit vermogen krachtens erfrecht heeft verkregen. Dat komt er kort gezegd op neer dat na het overlijden van eisers moeder het vermogen van de Stichting hem toekomt. De rechtbank ziet, anders dan eiser bepleit, geen aanleiding dit oordeel van het Hof niet te volgen. Dat eiser tegen deze uitspraak beroep in cassatie heeft ingesteld, maakt dat niet anders. En ook eisers ter zitting bepleite stelling dat hij feitelijk geen zeggenschap heeft over het vermogen, brengt de rechtbank zonder nadere onderbouwing van die stelling niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat verweerder zich voor de jaren 2014 tot en met 2017 terecht op het standpunt stelt dat het vermogen van de Stichting aan eiser moet worden toegerekend.
De omvang van het toegerekende vermogen van de Stichting
20. De rechtbank heeft voor de jaren 2014 tot en met 2016 geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder in aanmerking genomen omvang van het vermogen van de Stichting. Eiser heeft de omvang als zodanig ook niet bestreden en ook overigens blijkt nergens uit dat deze onjuist is. Ook vindt de rechtbank de door verweerder voor 2017 gedane schatting van de omvang van het vermogen van de Stichting (zie onder 15.7) redelijk en acht aannemelijk dat daarmee het vermogen ven de Stichting niet voor een te hoog bedrag in aanmerking is genomen. Eiser heeft geen stukken overgelegd of anderszins inzichtelijk gemaakt dat het vermogen van de Stichting in dat jaar lager was en ook in de gedingstukken is daarvoor geen aanknopingspunt te vinden.
Concluderend over de omvang van de belastbare inkomens uit sparen en beleggen
21. Alles wat hiervoor is overwogen, in samenhang bezien met het feit dat eiser en zijn echtgenote voor al deze jaren ervoor hebben gekozen om het vermogen voor al deze jaren voor 100% toe te rekenen aan eiser, betekent dat de door verweerder in beroep voor de onderhavige jaren bepleite omvang van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen juist, dat wil zeggen niet te hoog is. Eiser heeft niets aangevoerd op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de grondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen in een van deze jaren minder heeft bedragen.
Beroep interne compensatie 2014 en 2015
22. Het vorenstaande betekent dat ook de beroepen van verweerder op interne compensatie voor de jaren 2014 en 2015 slaagt. Immers, de voor die jaren door verweerder in beroep bepleite belastbare inkomens uit sparen en beleggen, welke door de rechtbank akkoord zijn bevonden (zie hiervoor) zijn niet hoger dan de eerder vastgestelde belastbare inkomens uit sparen en beleggen. Dat de samenstelling van de oorspronkelijk vastgestelde heffingsgrondslagen anders was, is dan verder niet relevant.
23. Dat het voor 2016 door verweerder bepleite belastbare inkomen uit sparen en beleggen door de rechtbank juist wordt bevonden, betekent dat niet alleen het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 maar ook het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 ongegrond is. Tegen die navorderingsaanslag zij ook geen overige (formele) grieven aangevoerd.
24. Al het vorenoverwogene betekent dat de belastbare inkomens uit sparen en beleggen (…) voor de jaren 2015, 2016 en 2017 dienen te worden gehandhaafd.”