Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 2 maart 2022 waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het tussenvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 22 oktober 2021 (hierna: het tussenvonnis) en het eindvonnis van de kantonrechter van 17 december 2021 (hierna: het eindvonnis; en samen met het tussenvonnis: de vonnissen);
- het arrest van dit hof van 19 april 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 juni 2022;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen (producties);
- de memorie van antwoord van Staffhousing, met producties;
- de akte van [appellante] , met producties;
- de antwoordakte van Staffhousing, met een productie.
3.Feitelijke achtergrond
(…) Wij huren op dit moment een of meerder woningen van u. Zoals met u overeengekomen verhuren wij uw woning(en) door aan bedrijven en/of personeel.
[adres]
Daarom hebben we besproken dat een huurprijs verhoging voor de komende periode momenteel de beste oplossing is voor iedereen. Mijn voorstel voor de huurprijs is minimaal 1200 Euro per maand. (…)”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Met betrekking tot het aantal bedden dat op de beelden te zien is, wordt opgemerkt dat er in het verleden meer personen in de woning verbleven. Dat werd toen door de gemeente Rotterdam toegestaan.” Met “
meer personen” doelt Staffhousing kennelijk op een aantal personen dat overeenkomt met het aantal bedden dat op de beelden te zien is (meer dan zes). Verder blijkt uit een rapport van de politie van 29 oktober 2020 dat bij een bezoek aan de woning naar aanleiding van een melding van overlast vijf personen in de woning zijn aangetroffen (productie W bij memorie van grieven). De stelling van Staffhousing dat dit in het verleden was toegestaan is niet juist. In 2021, toen de foto’s en filmpjes zijn gemaakt, bepaalde de Verordening dat een vergunning voor kamerbewoning vereist was in geval van bewoning van zelfstandige woonruimte door (a) drie of meer kamerbewoners, (b) één uit meer personen bestaand huishouden en twee of meer kamerbewoners of (c) meer dan één uit meer personen bestaand huishouden. In eerdere versies van de Verordening was bewoning door (onder andere) meer dan vier kamerbewoners die geen duurzaam gemeenschappelijke huishouden vormden, niet toegestaan zonder vergunning (vgl. artikel 3.2.2 van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2017, en artikel 3.2.2 van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019).
alledagen tot 1 maart 2021 twee verplichtingen per dag heeft geschonden, en vanaf 1 maart 2021 alle dagen één verplichting (inleidende dagvaarding, randnummer 56). Dat heeft [appellante] op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de stellingen van [appellante] volgt niet dat zich op iedere dag een schending van een of meer verplichtingen van de overeenkomst heeft voorgedaan. Het hof kan uit die stellingen ook niet afleiden op welke dagen Staffhousing één of meer verplichtingen van de overeenkomst heeft geschonden. Het hof zal dit onderdeel van de subsidiaire vordering daarom afwijzen.
7.Beslissing
- vernietigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 22 oktober 2021 en 17 december 2021, en opnieuw rechtdoende:
- ontbindt de tussen partijen op 2 oktober 2017 gesloten overeenkomst;
- veroordeelt Staffhousing de woning uiterlijk op 15 juli 2023 te ontruimen en ontruimd te houden;
- veroordeelt Staffhousing tot betaling aan [appellante] van een gebruiksvergoeding van € 1.200,- per maand voor iedere maand of gedeelte van een maand na 15 juli 2023 waarin de woning niet volledig is ontruimd;
- veroordeelt Staffhousing om aan [appellante] uiterlijk op 22 juli 2023 te verstrekken, afschriften van de overeenkomsten met personen die op 15 juli 2023 nog in de woning verblijven en aanspraak maken op huurbescherming, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag waarop Staffhousing in gebreke blijft met nakoming van deze veroordeling, met een maximum van
- veroordeelt Staffhousing tot betaling aan [appellante] van een schadevergoeding van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 augustus 2021 tot de dag van voldoening;
- veroordeelt Staffhousing in de proceskosten, aan de zijde van [appellante] in eerste aanleg begroot op € 2.616,- aan salaris voor de advocaat, en in hoger beroep begroot op € 125,03 aan deurwaarderskosten, € 343,- aan griffierecht en € 2.957,50 aan salaris en € 173,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,-, na de datum van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- veroordeelt Staffhousing tot terugbetaling aan [appellante] van hetgeen [appellante] op grond van het eindvonnis heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- wijst de vorderingen af voor het overige;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.