Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak en de beschikking in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van 22 april 2022 met bijlagen, ingekomen op 25 april 2022;
- een journaalbericht van 6 mei 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door mr. E.J.W.F. Deen, waarnemend voor mr. Y.M. Schrevelius;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- te bevelen dat [minderjarige] onmiddellijk, althans vóór of uiterlijk op 1 juli 2022 moet terugkeren naar haar gewone verblijfplaats in Gambia, dan wel dat de terugkeer zal plaatsvinden op een datum en een wijze als het hof juist acht, waarbij de moeder [minderjarige] terug moet brengen naar Gambia, dan wel als de moeder dit nalaat, te bevelen dat de moeder [minderjarige] onmiddellijk althans vóór of uiterlijk op 1 juli 2022 dan wel op een door het hof in goede justitie te bepalen datum af moet geven aan de vader zodat hij [minderjarige] zelf kan teruggeleiden naar Gambia;
- te bepalen, voor zover rechtens vereist, dat [minderjarige] zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, althans met medewerking van het Openbaar Ministerie, zal worden teruggeleid;
- met veroordeling van de moeder in de nog te specificeren kosten die de vader in verband met de ontvoering en teruggeleiding, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, heeft gemaakt en nog moet maken.
5.Motivering van de beslissing
het recht om te gaan en te staan waar zij wil tezamen met dochter [minderjarige]” in artikel 2 van de overeenkomst slechts ziet op het vrij mogen reizen met [minderjarige] . De bewoordingen van de overeenkomst bieden naar het oordeel van het hof geen steun voor dit standpunt. Eerder in artikel 2 wordt namelijk al expliciet gesproken over reizen. Het hof verwijst naar de volgende zinsnede: “
toestemming te verlenen om te reizen met dochter [minderjarige]”. Naar het oordeel van het hof is het gelet op deze zinsnede tekstueel gezien niet logisch dat de zinsnede “
te gaan en te staan” ook ziet op reizen. Het hof is dan ook van oordeel dat de zinsnede “
te gaan en te staan” volgens de taalkundige uitleg van de overeenkomst ziet op meer dan alleen reizen.
of voornemens is zich in te schrijven”.
Ik meende dat ik al mijn rechten zou opgeven als ik de overeenkomst ondertekende”) en van 23 september 2021 (p. 4: “
Moe (toevoeging hof: moeder) nam door de overeenkomst alle rechten over mj (toevoeging hof: minderjarige).”). Aan de vader is ter zitting in hoger beroep meermaals gevraagd hoe deze uitlatingen zich verhouden tot zijn standpunt dat met de overeenkomst geen toestemming wordt gegeven voor een verhuizing naar Nederland. De vader heeft hierop als reactie steeds soortgelijke antwoorden gegeven. Hiermee heeft de vader zijn eerdere uitlatingen, namelijk dat hij met het ondertekenen van de overeenkomst al zijn rechten als vader van [minderjarige] zou prijsgeven, bevestigd. Naar het oordeel van het hof kan hieruit worden afgeleid dat de vader wist dat hij door de overeenkomst te ondertekenen de moeder toestemming gaf zich met [minderjarige] in een ander land te vestigen.