ECLI:NL:GHDHA:2022:927
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op lijfrente-uitkeringen en het vertrouwensbeginsel in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een lijfrente-uitkering die belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van [A B.V.], ontvangt. De Inspecteur van de Belastingdienst had de lijfrente-uitkering van belanghebbende tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend, wat leidde tot een geschil over de vraag of dit terecht was. Belanghebbende stelde dat hij op basis van eerdere goedkeuringen van de Inspecteur mocht aannemen dat de lijfrente-uitkering niet belast zou zijn. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat de goedkeuring van de Inspecteur, die de BV ontsloeg van haar inhoudingsplicht, niet betekende dat belanghebbende de uitkering niet in zijn aangifte moest opnemen. Het Hof concludeerde dat het gewekte vertrouwen door de Inspecteur rechtsgeldig was opgezegd en dat belanghebbende de lijfrente-uitkering in zijn aangiften IB/PVV moest verantwoorden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.