3.2.Samengevat gaat het om het volgende.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 november 2016 is NoordWest Schoonmaak B.V. (hierna: NoordWest) op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. L.T. van der Sluis tot curator. [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] zijn statutair bestuurders van NoordWest. Eerder had NoordWest de naam [B.V. II]
[B.V. I] (hierna: [B.V. I]) is een vennootschap die zich onder meer bezighoudt met het uitoefenen van een schoonmaakbedrijf. [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] zijn met ingang van 21 oktober 2016 benoemd tot bestuurders van [B.V. I]. [de Holding] (hierna: [de Holding]) is sinds 21 oktober 2016 de enig aandeelhouder van [B.V. I]. [geïntimeerde A], [geïntimeerde B] en [C] (hierna: [C]) vormen sinds 25 oktober 2016 het bestuur van [de Holding]. [C] is indirect enig aandeelhouder van [de Holding]. [C] is de dochter van [geïntimeerde A].
[geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] zijn al geruime tijd actief binnen de schoonmaakbranche. Zij
waren onder andere (indirect) betrokken bij Coba B.V. (voorheen handelend onder de naam Gemini Schoonmaakservices B.V., hierna: Gemini), haar aandeelhouder Gemini Holding B.V. (hierna: Gemini Holding) en/of SBK Holding B.V. (handelend onder de naam Gemini DGA B.V., hierna: Gemini DGA).
De curator van de op 3 september 2013 failliet verklaarde Gemini heeft onderzoek gedaan naar een activa-passiva transactie gesloten tussen Gemini Holding en Gemini DGA, waarbij de opdrachtenportefeuille van Gemini aan Gemini DGA is overgedragen. De curator van Gemini heeft zich op het standpunt gesteld dat de gezamenlijke schuldeisers zijn benadeeld door de activa-passiva transactie en hij heeft onder meer [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] namens de boedel aansprakelijk gesteld. [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] zijn op 16 juni 2016 bij verstek veroordeeld tot het doen van betalingen aan de boedel.
In september 2016 heeft ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) de informele kredietlimiet van NoordWest teruggebracht tot de overeengekomen kredietlimiet. Mede naar aanleiding van dit besluit hebben [geïntimeerden] zich beraden over de toekomst van NoordWest. Daarbij is [X] (hierna: [X]), partner bij [de maatschap], ingeschakeld om te adviseren. Zowel [geïntimeerde A] als [geïntimeerde B] kenden [X] al uit het verleden en hij was eerder als juridisch adviseur opgetreden voor hen en voor NoordWest. Er is met [X] onder meer overleg gevoerd over een activa-passiva transactie waarbij de orderportefeuille van NoordWest aan een andere vennootschap zou worden overgedragen.
Bij e-mail van 5 oktober 2016 heeft [X] onder meer het volgende geschreven aan [geïntimeerden]:
“Verkoop contracten met betalingsregeling paulianeus?
Ik heb geen uitspraken gevonden waaruit blijkt dat het verkopen van de contracten, waarbij de koopsom wordt betaald door middel van een betalingsregeling paulianeus is. De verkopende partij, of de curator van de verkopende partij, krijgt een vordering op de koper, waardoor er geen sprake is van een wijziging in de vermogenspositie van verkoper. Hierbij ga ik dan wel vanuit dat er voor de contracten een redelijke prijs wordt betaald.
Om elke schijn van benadeling tegen te gaan is het wellicht aan te raden om in het taxatierapport voor de bepaling van de waarde van de contracten op te nemen hoe de marktsituatie is voor de overname voor contracten. Zijn er veel geïnteresseerden die wel meteen de koopprijs kunnen betalen en is dit dan van invloed op de hoogte van de prijs, of zijn er nagenoeg geen geïnteresseerden, zodat verkoop met een betalingsregeling de enige optie is.”
Op 28 oktober 2016 zijn NoordWest en [B.V. I] een overeenkomst van koop en verkoop aangegaan (hierna: de overeenkomst), waarbij NoordWest haar orderportefeuille op grond van artikel 6:159 BW heeft overgedragen aan [B.V. I]. [X] heeft de overeenkomst opgesteld voor partijen, waarna [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] nog enkele wijzigingen hebben aangebracht. In de overeenkomst is de koopprijs vastgesteld op een bedrag van € 601.873, welk bedrag in overeenstemming was met een taxatie verricht door een externe adviseur. Voorts is onder het kopje overwegingen in de overeenkomst opgenomen (i) dat de bank in september 2016 heeft besloten de informele kredietlimiet terug te brengen tot de overeengekomen kredietlimiet van € 2.100.000 en dat als gevolg hiervan NoordWest niet meer in staat is aan al haar betalingsverplichtingen te voldoen en (ii) dat NoordWest tot de conclusie is gekomen dat het voortzetten van haar ondernemingsactiviteiten naar verwachting zal leiden tot een verdere teloorgang, waarbij de schulden oplopen en de activa in waarde zullen afnemen, met als gevolg dat de crediteuren zich daar niet meer op kunnen verhalen.
[B.V. I] heeft bij de overname de koopprijs niet in contanten betaald. Een deel van de koopsom is verrekend met door [B.V. I] van NoordWest overgenomen betalingsverplichtingen (vakantietoeslag € 73.122 en vakantiedagen € 274.706) jegens haar werknemers. Ook zouden door NoordWest al gefactureerde, maar door [B.V. I] uit te voeren, schoonmaakwerkzaamheden met de kooprijs worden verrekend. Betaling van het restant van de koopprijs, in de overeenkomst berekend op € 168.328, zou geschieden in acht gelijke kwartaaltermijnen waarbij de eerste termijn verschuldigd was op 1 maart 2017. Over dit niet betaalde deel van de koopprijs was [B.V. I] geen rente verschuldigd. Evenmin heeft zij zekerheid gesteld voor de nakoming van de betaling van de restant koopprijs.
Na het ondertekenen van de overeenkomst is [B.V. I] de orderportefeuille van NoordWest gaan exploiteren. Daarnaast zijn de telefoonnummers van NoordWest omgezet op naam van [B.V. I], heeft [B.V. I] de huurovereenkomst van NoordWest overgenomen, heeft NoordWest haar naam gewijzigd (van DGG Schoonmaak naar NoordWest) en is [B.V. I] haar diensten gaan aanbieden onder de naam die overeenkomst vertoont met de naam waaronder NoordWest tot dan toe handelde.
De curator heeft ruim een week na het faillissement in een gesprek met [de toenmalige advocaat], de toenmalige advocaat van [B.V. I], de overeenkomst met een beroep op de actio pauliana vernietigd. Bij brief van 1 december 2016 heeft [de toenmalige advocaat] aan de curator geschreven dat [B.V. I] in de vernietiging berust en dat de overeenkomst met terugwerkende kracht niet zal bestaan.
Na het faillissement van NoordWest heeft de curator geïnteresseerden uitgenodigd om een bod uit te brengen op de orderportefeuille van NoordWest. Daarbij is verzocht om de bieding te splitsen in een vast bedrag en een uitgestelde betaling die betrekking diende te hebben op een percentage van de door de koper gerealiseerde omzet over een bepaalde periode na het verkrijgen van de orderportefeuille. De curator heeft de orderportefeuille van NoordWest verkocht aan vennootschappen behorende tot de CSU-groep (hierna: CSU).
Op 2 december 2016 heeft [B.V. I] een brief, ondertekend door [geïntimeerde A], gestuurd aan de (voormalig) opdrachtgevers van NoordWest, waarin [B.V. I] onder meer het volgende heeft geschreven:
“Onze visie van behoud [van] werkgelegenheid en een persoonlijke relatie met u als opdrachtgever heeft niet de hoogste prioriteit bij de curator. Hij heeft recht op terugvordering van de contracten zoals u het recht heeft te beslissen van welke schoonmaakdienstverlener u een overeenkomst wilt sluiten.
(...)
[B.V. I] zal zelfstandig doorgaan en haar toekomstige relaties op dezelfde wijze omgaan zoals u van ons gewend bent."
Bij e-mail van 6 december 2016 heeft CSU aan de curator onder meer het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van de mailberichten die u ons vanmorgen heeft doen toekomen over de communicatie van de voormalig eigenaren met haar klanten berichten wij u als volgt:
• Wij gaan er volledig vanuit dat u de door u aangekondigde dagvaarding voor een voorlopige voorziening doorzet.
• Het risico om omzetverloop desondanks aanzienlijk groter is dan
afgelopen dagen ingeschat en in onze bieding van gisterenavond verwerkt
• Wij nog steeds ons eindbod: 15% van de overgenomen met, te meten na drie maanden, overeind houden,
• Het minimumbedrag in de bieding wel omlaag brengen van € 325.000 naar € 225.000"
Uit een e-mail van mr. Kulk aan de curator van 7 december 2016 volgt dat mr. Kulk is benaderd door een klant van NoordWest die heeft gemeld dat [geïntimeerde A] hem persoonlijk heeft benaderd met het verzoek de schoonmaakwerkzaamheden onder te brengen bij [B.V. I] en dat hij een afspraak heeft met [geïntimeerde A] en met CSU. Uit de e-mail blijkt verder dat de betreffende klant de schoonmaakwerkzaamheden bij een derde partij wil onderbrengen.
In een e-mail van 8 december 2016 van de curator aan een andere klant van NoordWest heeft de curator gerefereerd aan een mededeling van de betreffende klant inhoudende dat zij recent was benaderd door een zekere heer […] met het oog op een bespreking met [B.V. I].
In een e-mail van 8 december 2016 van weer een andere klant van NoordWest aan de curator heeft deze klant geschreven dat [B.V. I] op haar verzoek een offerte heeft uitgebracht voor schoonmaakwerkzaamheden maar dat ze ook is benaderd door CSU. Zij heeft de curator om advies gevraagd.
Uit een e-mail van 9 december 2016 van weer een andere klant van NoordWest volgt dat [geïntimeerde A] op 7 december 2016 die klant telefonisch heeft benaderd met de mededeling dat [B.V. I] na 1 januari 2017 zou doorstarten met de op dat moment bestaande bezetting en hem de keus heeft gegeven voor [B.V. I], CSU of een andere partij.
De curator heeft in december 2016 een kortgedingprocedure gestart tegen [geïntimeerden] en [B.V. I]. Daags voor de (geplande) zitting, op 5 januari 2017, hebben partijen een vaststellingsovereenkomst getekend (hierna: de vaststellingsovereenkomst). In de vaststellingsovereenkomst zijn zij onder meer een non-concurrentiebeding en een relatiebeding overeengekomen voor de periode tot 30 april 2017. Voorts zijn zij overeengekomen dat [B.V. I] en [geïntimeerden] uiterlijk per 11 januari 2017 rekening en verantwoording afleggen onder overlegging van alle relevante bescheiden, aan de hand waarvan de betalingsverplichting van [B.V. I] uit hoofde van artikel 51 Faillissementswet zal worden vastgesteld. Ook zijn zij overeengekomen dat [geïntimeerden] en [B.V. I] bij overtreding van de gemaakte afspraken een boete verschuldigd zijn.
De aandelen in [B.V. I] zijn per 3 februari 2017 overgedragen aan de heer [D] (hierna: [D]). [D] is per dezelfde datum ingeschreven als statutair bestuurder van [B.V. I].
In het in het kader van het faillissement van NoordWest door de curator opgestelde faillissementsverslag van 18 september 2019 is opgenomen dat CSU in totaal een bedrag van € 470.000 voor de orderportefeuille van NoordWest heeft betaald.
De deken van de orde van advocaten bij de rechtbank Den Haag heeft op 4 januari 2018 tegen [X] ingediende klachten inzake zijn dienstverlening rondom de overeenkomst, gegrond verklaard.