ECLI:NL:GHDHA:2022:712

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
2200089321
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, mishandeling en witwassen met gevangenisstraf en schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die was veroordeeld voor mensenhandel, mishandeling en witwassen. De verdachte heeft in de periode van 2010 tot 2012 meerdere slachtoffers, voornamelijk vrouwen, gedwongen tot prostitutie en hen financieel uitgebuit. De slachtoffers werden onder druk gezet om hun verdiensten aan de verdachte af te staan, waarbij ook geweld en mishandeling werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij gebruik maakte van de kwetsbare positie van de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor materiële en immateriële schade. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000893-21
Parketnummers: 09-827581-17 en 09-765004-18 (gev.)
Datum uitspraak: 3 mei 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 maart 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats][geboorteland] op [geboortedatum] 1978,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in Hongarije: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg heeft de officier van justitie op de terechtzitting van 29 mei 2018 de zaak met parketnummer 09-765004-18 voorgedragen en verzocht deze te voegen bij de zaak met parketnummer 09-827581-17. Het hof houdt het er daarom voor dat – hoewel een uitdrukkelijke ter terechtzitting genomen beslissing van de rechtbank op dit punt als kennelijke vergissing ontbreekt - de zaken in eerste aanleg op die zitting zijn gevoegd, aangezien boven het proces-verbaal van de betreffende zitting beide parketnummers staan genoemd, waarbij de opmerking “(TTZGEV)” is geplaatst. Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 maart 2021 blijkt dat de officier van justitie heeft gerekwireerd in beide zaken en dat de verdediging verweer heeft gevoerd in beide zaken. In het vonnis van 22 maart 2021 staan beide parketnummers genoemd en in beide zaken is vonnis gewezen. Ook de machtiging van de raadsman tot het opmaken van de appelakte vermeldt beide parketnummers.
De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder beide dagvaardingen tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen genomen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Op de akte instellen rechtsmiddel van 25 maart 2021 staat enkel het parketnummer 09-827581-17 vermeld, maar in de volmacht tot het instellen van hoger beroep staan beide parketnummers genoemd. De raadsman van verdachte heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd aangegeven dat het hoger beroep zich richt op beide zaken/parketnummers. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, gaat het hof ervan uit dat het hoger beroep is gericht tegen het vonnis in zijn geheel, derhalve voor zover daarin is beslist in de zaken met beide parketnummers en dat in de akte instellen rechtsmiddel abusievelijk de vermelding van het parketnummer 09-765004-18 achterwege is gebleven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-827581-17:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31 juli 2010 te 's-Gravenhage en/of in Hongarije tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
  • die [slachtoffer 1] aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°) en/of
  • (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6°)
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 1] in Hongarije en/of
  • die [slachtoffer 1] verteld dat zij in Nederland in de paprika-industrie zou kunnen werken en/of
  • die [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland gebracht en/of
  • die [slachtoffer 1] onderdak gegeven en/of
  • die [slachtoffer 1] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en/of
  • die [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek vervoerd en/of vervoer voor die [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek geregeld en/of
  • die [slachtoffer 1] haar verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader laten afstaan en/of
  • die [slachtoffer 1] (meermalen) mishandeld toen zij was weggelopen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 november 2011 te 's-Gravenhage en/of in Hongarije tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
  • die [slachtoffer 2] aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
  • (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6°)
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 2] in Hongarije en/of
  • die [slachtoffer 2] verteld dat zij op 50/50 basis in Nederland in de prostitutie zou kunnen werken en/of
  • die [slachtoffer 2] onderdak gegeven en/of
  • die [slachtoffer 2] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en/of
  • een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 2] bang was voor verdachte en/of
  • die [slachtoffer 2] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
  • die [slachtoffer 2] (een deel van) haar verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader laten afstaan en/of
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat hij (een deel van) haar verdiende geld zou bewaren en/of (vervolgens) dat geld voor zichzelf gehouden en/of
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat hij problemen had in Hongarije en/of dat hij geld nodig had voor een advocaat en/of (vervolgens) (al) het verdiende geld van die [slachtoffer 2] gevraagd en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij [slachtoffer 2] haar geld zou terugbetalen en/of haar geld voor zichzelf heeft gehouden;
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 30 november 2010 te 's-Gravenhage
A)
een ander, te weten [slachtoffer 3] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
- ( (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6°)
immers heeft verdachte
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 3] en/of misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moest verdienen om naar Hongarije te sturen en/of
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] op enig moment geen woning in Hongarije meer had en/of
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] niet terug kon naar Hongarije vanwege problemen met haar (ex)man en/of
  • die [slachtoffer 3] onderdak gegeven en/of
  • een werkkamer voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of laten regelen en/of
  • met die [slachtoffer 3] afgesproken dat hij de helft van haar verdiende geld zou bewaren en/of (vervolgens) (al) haar verdiende geld gehouden en/of
  • die [slachtoffer 3] gezegd dat hij geld nodig had voor een advocaat en/of (vervolgens) dat geld voor zichzelf gehouden en/of
  • die [slachtoffer 3] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of om veel geld te verdienen en/of
  • die [slachtoffer 3] mishandeld;
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 te 's-Gravenhage
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 4] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 4] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
- ( (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6°)
immers heeft verdachte
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 4] en/of misbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moesten verdienen om naar Hongarije te sturen en/of
  • die [slachtoffer 4] onderdak gegeven en/of
  • die [slachtoffer 4] naar haar werkplek gebracht en/of
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 4] verliefd op hem, verdachte, was en/of
  • die [slachtoffer 4] (meermalen) mishandeld en/of bespuugd en/of vernederd en/of voor hem laten knielen en/of
  • een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 4] bang was voor verdachte en/of
  • die [slachtoffer 4] veelvuldig gebeld om te vragen hoeveel zij verdiend had en/of
  • die [slachtoffer 4] verteld dat hij haar verdiende geld voor haar zou bewaren en/of een deel van haar verdiende geld naar Hongarije zou sturen en/of
  • die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen, om haar verdiende geld dagelijks aan erdachte te geven en/of bij thuiskomst op tafel te leggen en/of
  • die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
  • die [slachtoffer 4] drugs verstrekt (zodat zij meer geld zou kunnen verdienen) en/of
  • het door die [slachtoffer 4] verdiende geld (voor zichzelf) gehouden;
5.
hij op een tijdstip in de periode van 22 januari 2010 tot en met 31 juli 2010 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] aan de haren te trekken en/of te slaan/stompen tegen het gezicht en/of de ribben en/of te schoppen tegen het been en/of met een (baseball) knuppel te slaan tegen het/de (be(e)n(en) en/of de enkel;
6.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland en/of te Hongarije en/of te Zwitserland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere geldbedragen (totaal HUF 15.319.795 zijnde (ongeveer) EUR 50.417,45) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen en/of geldbedragen onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren;
Zaak met parketnummer 09-765004-18 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 te 's-Gravenhage
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 5] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde, (sub 9°) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6°)
immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer 5] gehuisvest en/of onderdak geboden en/of
  • die [slachtoffer 5] gedwongen en/of bewogen om te gaan werken als prostituee en/of
  • met die [slachtoffer 5] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, zou afstaan en/of
  • (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij al haar verdiende geld aan hem diende af te staan en/of dat verdachte geld nodig had en/of dat zijn gezin honger leed en/of
  • gezegd dat die [slachtoffer 5] (minimaal) 200 euro per dag moest verdienen en/of
  • tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd en/of ruzie met haar gemaakt als zij niet voldoende geld verdiende en/of
  • misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 5] doordat zij liefdesverdriet had en/of doordat zij in een sociaal isolement verkeerde (doordat haar moeder was overleden en/of zij geen contact had met haar vader) en/of zij geen andere plek had om heen te gaan en/of
  • (in het bijzijn van die [slachtoffer 5]) getracht om de oma van die [slachtoffer 5] op te bellen en/of gedreigd dat hij de oma van die [slachtoffer 5] zou opbellen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met aanvulling van het bewijs, en met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3], in die zin dat deze met betrekking tot de materiële schade dient te worden toegewezen tot het namens haar gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak feit 1 (parketnummer 09-827581-17)
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met – onder anderen – [naam] (het hof begrijpt: [naam medeverdachte]) naar Nederland is gekomen en dat zij een periode heeft gewerkt in de prostitutie. Ze heeft voorts verklaard dat zij niet voor verdachte in de prostitutie werkte, maar dat het wel voorkwam dat ze geld dat ze had verdiend aan hem gaf wanneer [naam medeverdachte] er niet was.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam medeverdachte] ten aanzien van het tenlastegelegde, zodat verdachte reeds om die reden dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-765004-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-827581-17:
2.
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van
1 maart24 mei2010 tot en met
1712november 2011 te 's-Gravenhage
en/of in Hongarije tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
A)
een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 2]
(telkens
) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 2]heeft
    gedwongen en/ofbewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde, (sub 9°)
    en/of
B)
-
die [slachtoffer 2] aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
-
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6°)
immers heeft verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens
)
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en
  • die [slachtoffer 2] verteld dat zij op 50/50 basis in Nederland in de prostitutie zou kunnen werken en/of
  • die [slachtoffer 2] onderdak gegeven en/of
  • die [slachtoffer 2] naar een werkplek in een prostitutiestraat gebracht en/of
  • een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 2] bang was voor verdachte en/of
  • die [slachtoffer 2] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
  • die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat hij (een deel van) haar verdiende geld zou bewaren en
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat hij problemen had in Hongarije en
3.
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 1 april 2010 tot en met
301november 2010 te 's-Gravenhage
A)
een ander, te weten [slachtoffer 3]
(telkens
) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding,dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 3]heeft
    gedwongen en/ofbewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde, (sub 9°)
    en/of
B)
- (
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6°)
immers heeft verdachte
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] op enig moment geen woning in Hongarije meer had en
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 3] niet terug kon naar Hongarije vanwege problemen met haar (ex)man en
  • die [slachtoffer 3] onderdak gegeven en/of
  • een werkkamer voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of laten regelen en/of
  • met die [slachtoffer 3] afgesproken dat hij de helft van haar verdiende geld zou bewaren en
  • die [slachtoffer 3] gezegd dat hij geld nodig had voor een advocaat en
  • die [slachtoffer 3] bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of om veel geld te verdienen en/of
  • die [slachtoffer 3] mishandeld;
4.
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 1 april 2011 tot en met
31 december30 juni2011 te 's-Gravenhage
A)
een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 4]
(telkens
) door dwang, geweld,of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding,dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 4] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 4]heeft
    gedwongen en/ofbewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 4] met of voor een derde, (sub 9°)
    en/of
B)
- (
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6°)
immers heeft verdachte
  • misbruik gemaakt van de slechte economische en/of financiële situatie van die [slachtoffer 4] en/ofmisbruik gemaakt van de omstandigheid dat zij geld moest
    enverdienen om naar Hongarije te sturen en
    /of
  • die [slachtoffer 4] onderdak gegeven en/of
  • die [slachtoffer 4] naar haar werkplek gebracht en/of
  • misbruik gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer 4] verliefd op hem, verdachte, was en
  • die [slachtoffer 4]
  • een of meer andere vrouwen die bij verdachte in huis verbleven mishandeld, waardoor die [slachtoffer 4] bang was voor verdachte en/of
  • die [slachtoffer 4] veelvuldig gebeld om te vragen hoeveel zij verdiend had en/of
  • die [slachtoffer 4] verteld dat hij haar verdiende geld voor haar zou bewaren en
  • die [slachtoffer 4]
  • die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om veel dagen te werken en/of lange dagen te werken en/of
  • die [slachtoffer 4] drugs verstrekt (zodat zij meer geld zou kunnen verdienen) en/of
  • het door die [slachtoffer 4] verdiende geld (voor zichzelf) gehouden;
5.
hij
op een tijdstipin de periode van 22 januari 2010 tot en met 31
julimaart2010 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
aan de haren te trekken en/ofte slaan
/stompentegen het gezicht
en/of de ribben en/of te schoppen tegen het been en/of met een (baseball) knuppel te slaan tegen het/de (be(e)n(en) en/of de enkel;
6.
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 1
januarijuni2009 tot en met
31 december 201212 november 2011te 's-Gravenhage en
/of elders in Nederland en/ofte Hongarije
en/of te Zwitserland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,van
één ofmeerdere geldbedragen
(totaal HUF 15.319.795 zijnde (ongeveer) EUR 50.417,45)de werkelijke aard en
/ofde herkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsingheeft
verborgen en/ofverhuld,
en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt,terwijl hij
en/of zijn mededader(s)wist
(en) vermoedendat voornoemde
voorwerpen en/ofgeldbedragen onmiddellijk
en/of middellijkuit enig misdrijf afkomstig waren;
Zaak met parketnummer 09-765004-18 (gevoegd):
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 1
januarijuni2009 tot en met 31 december 2010 te 's-Gravenhage
A)
een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 5]
(telkens
) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding,dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°) en/of
  • die [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • die [slachtoffer 5]heeft
    gedwongen en/ofbewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde, (sub 9°)
    en/of
B)
- (
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6°)
immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer 5] gehuisvest en/of onderdak geboden en/of
  • die [slachtoffer 5] gedwongen en/of bewogen om te gaan werken als prostituee en/of
  • met die [slachtoffer 5] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, zou afstaan en
  • (vervolgens
    )tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij al haar verdiende geld aan hem diende af te staan en
    /ofdat verdachte geld nodig had en
    /ofdat zijn gezin honger leed en
    /of
  • gezegd dat die [slachtoffer 5]
  • tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd en
  • misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 5] doordat zij liefdesverdriet had en
  • (in het bijzijn van die [slachtoffer 5]) getracht om de oma van die [slachtoffer 5] op te bellen en/of gedreigd dat hij de oma van die [slachtoffer 5] zou opbellen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Algemene overweging ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 09-827581-17 en het feit zoals tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 09-765004-18
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aangeefsters in de hiervoor bedoelde feiten heeft gedwongen in de prostitutie te gaan werken. Wel acht het hof gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat hij door middel van het telkens misbruik maken van hun kwetsbare positie, hen heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van door hen verrichte seksuele handelingen met of voor een derde als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 9°, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Het hof overweegt voorts ten aanzien van de bedoelde feiten dat het feiten en omstandigheden betreft van langere tijd geleden en dat door aangeefsters en verdachte op onderdelen soms wisselend of weinig specifiek is verklaard, hetgeen maakt dat het hof met de nodige behoedzaamheid met die verklaringen omgaat voor het bewijs.
Tot slot overweegt het hof dat, gelet op de wijze waarop de verdachte de aangeefsters heeft gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengst van hun werkzaamheden in de prostitutie, alsmede met het oog op de respectievelijke omvang daarvan afgezet tegen het geheel van de opbrengsten van de aangeefsters uit hun prostitutie, die bevoordeling heeft plaatsgevonden onder omstandigheden waarbij de in de context van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 9°, Sr vereiste uitbuiting steeds kan worden verondersteld.
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 2 (parketnummer 09-827581-17)
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in maart 2010 naar Nederland is gekomen, alwaar zij korte tijd later in de prostitutie is gaan werken. Ze verbleef eerst twee dagen bij [naam medeverdachte] en is daarna naar verdachte gegaan. Zij wist van tevoren dat zij in de prostitutie zou gaan werken en er gold een afspraak dat zij 50% van haar inkomsten moest afdragen. Ze was daarmee akkoord gegaan. Na twee maanden moest zij evenwel al haar inkomsten afdragen aan [bijnaam verdachte], oftewel de verdachte. Uit door de politie verkregen gegevens van de “raamexploitant” van wie aangeefster (onder meer) een kamer huurde waar zij haar prostitutiewerk verrichtte, blijkt dat aangeefster aldaar vanaf 24 maart 2010 een kamer huurde.
Gelet op de onderlinge afspraak die zij met verdachte had, te weten dat zij 50% van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan hem af zou dragen en dat ze daarmee akkoord is gegaan, is het hof van oordeel dat voor de periode dat dat plaatsvond, vrijspraak dient te volgen.
De periode van bevoordeling als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 9°, Sr is naar het oordeel van het hof aangevangen op 24 mei 2010, zijnde twee maanden na 24 maart 2010.
De einddatum van de periode van bevoordeling heeft het hof vastgesteld aan de hand van het intakegesprek dat aangeefster op 17 november 2011 heeft gehad met de politie. Ze geeft daarin aan dat ze op 12 november 2011 is weggegaan bij verdachte.
Feit 3 (parketnummer 09-827581-17)
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij in de prostitutie is gaan werken vanwege haar financiële situatie. Ze was gevlucht uit Hongarije en had geld nodig. Zij heeft verklaard dat er een afspraak was dat zij 50% van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden zou afdragen aan verdachte. Zij heeft evenwel ook verklaard dat die afspraak niet is uitgevoerd.
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij voor [bijnaam verdachte], oftewel verdachte, in de prostitutie is begonnen in april of mei 2010 en in november 2010 is weggegaan. Uit de gegevens die de politie heeft verkregen van een exploitant waar aangeefster (onder meer) een werkkamer huurde, leidt het hof af dat zij vanaf 1 april 2010 tot en met 1 november 2010 op meerdere dagen een kamer heeft gehuurd. Voorts blijkt uit het dossier dat zij op 16 april 2010 werkend in een pand aan de [straatnaam] is aangetroffen. Gelet op het voorgaande stelt het hof de aanvang van de periode van bevoordeling vast op 1 april 2010 en de einddatum op 1 november 2010.
Feit 4 (parketnummer 09-827581-17)
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij naar Nederland is gekomen om veel geld te verdienen, omdat haar familie in geldnood zat. Zij wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken en was sinds maart 2011 in Den Haag. Ze is bij verdachte gaan wonen in april 2011. Ze moest al het door haar verdiende geld aan verdachte afgeven. Zij heeft verklaard minstens anderhalve maand voor verdachte te hebben gewerkt. Het hof gaat daarom uit van een periode van zes weken. Omdat niet precies is vast te stellen wanneer zij in april in huis bij verdachte is gekomen, stelt het hof de aanvang van de periode van bevoordeling vast op 1 april 2011 en het einde van de periode op 30 juni 2011.
Feit 5 (parketnummer 09-827581-17)
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft meermalen verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld in de woning van verdachte, waar [slachtoffer 3] op dat moment ook aanwezig was. Verdachte nam haar mee naar een kamer waar zij door hem werd geslagen. Hij sloeg haar met zijn handen over haar hele lichaam. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze heeft gezien dat verdachte aangeefster pakte en naar een andere kamer trok. Ze hoorde vervolgens slagen en toen aangeefster uit de kamer kwam, zag ze dat aangeefster kneuzingen in haar gezicht had.
Gelet hierop acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6 (parketnummer 09-827581-17)
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
tezamen en in vereniging met anderenzich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en spreekt hem in zoverre partieel vrij. Wel acht het hof gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, zoals hiervoor onder de bewezenverklaring van dit feit weergegeven.
Voor het vaststellen van de periode waarin dit feit is begaan, heeft het hof aansluiting gezocht bij de periodes voor de feiten waarbij mensenhandel bewezen is verklaard, aangezien het witwassen er naar het oordeel van het hof in bestond dat verdachte verdiensten van de aangeefsters via Western Union heeft (doen) overmaken naar derden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2, 3 en 4 en met parketnummer 09-765004-18 bewezenverklaarde levert telkens op:

mensenhandel, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 5 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 6 bewezenverklaarde levert op:

witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van circa tweeënhalf jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel, waarvan vier vrouwen telkens een aantal maanden het slachtoffer zijn geworden. De verdachte heeft deze vier vrouwen financieel uitgebuit door misbruik te maken van hun kwetsbare positie en hen zo te bewegen aan hem geld te geven dat zij hadden verdiend door hun werkzaamheden als prostituee. Bij twee slachtoffers ging de financiële uitbuiting ook nog gepaard met emotionele mishandelingen, zoals de slachtoffers dat noemden, in die zin dat naar hen werd geschreeuwd en zij werden vernederd. Slachtoffers van dergelijke misdrijven kunnen daarvan doorgaans nog lange tijd de (psychische) gevolgen ondervinden. Dat dit ook in de onderhavige zaak het geval is, volgt uit hun verklaringen.
Voorts heeft de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling, waardoor hij het slachtoffer nodeloos pijn en letsel heeft bezorgd en aldus inbreuk heeft gemaakt op haar fysieke integriteit. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen van een deel van het via de financiële uitbuiting verkregen geld. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit in Nederland.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op enig moment in 2011 Nederland heeft verlaten, sindsdien bij zijn vrouw en kinderen in Hongarije woont en geen contact meer heeft met de slachtoffers. In Hongarije heeft hij een baan in de bouw en tevens werkt hij bij de garage van een vriend van hem.
Voorts heeft het hof acht geslagen op artikel 273f (oud) Sr zoals dat gold ten tijde van de tenlastegelegde periode, waarin een strafmaximum van een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren (of een geldboete van de vijfde categorie) is opgenomen.
Gelet op het feit dat het hof de verdachte van feit 1 in de zaak met parketnummer 09-827581-17 zal vrijspreken, alsook de verdachte partieel zal vrijspreken van de overige tenlastegelegde vormen van seksuele uitbuiting ten aanzien van de vier slachtoffers, tezamen met de ouderdom van de feiten, resulteert de door het hof opgelegde gevangenisstraf in een lagere gevangenisstraf dan door de advocaat-generaal is gevorderd en in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd.
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De behandeling van de zaak in eerste aanleg heeft achttien maanden langer geduurd dan de in beginsel redelijke termijn van twee jaren. Voorts merkt het hof op dat de berechting in feitelijke aanleg – dat wil zeggen: in eerste aanleg én in hoger beroep – niet is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen, maar dat deze is overschreden met zeven maanden. Gelet daarop is het hof van oordeel dat voornoemde gevangenisstraf dient te worden bepaald op 16 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
Gelet op het reeds door hem ondergane voorarrest, betekent dit dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 131.650,-, bestaande uit € 112.150,- aan materiële schade en € 19.500,- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 19.550,-, bestaande uit € 17.250,- aan materiële schade en
€ 2.300,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten die zien op de hoogte van de verdiensten, de kosten van de benadeelde partij en de hoeveelheid afgedragen geld aan de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde periode. Het hof zal derhalve zelf de omzet moeten schatten en een schatting moeten maken van het schadebedrag. Het hof gaat voor de gemiddelde omzet uit van een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,- per dag. [1] De kosten zijn hierin verdisconteerd.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om van het genoemde forfaitaire bedrag af te wijken.
Uit een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de werkzaamheden van de benadeelde partij aan de [straatnaam] te Den Haag is gebleken dat zij in de bewezenverklaarde periode 454 dagen heeft gewerkt. [2]
Het bovenstaande resulteert in een bedrag van € 90.800,- (454 dagen x € 200,- per dag) aan omzet.
De benadeelde partij heeft verklaard dat de verdachte vier vliegtickets à in totaal € 1000,- voor haar heeft betaald en zij voor haar reizen naar Hongarije € 4.600,- van de verdachte heeft gekregen. Daarnaast heeft zij
€ 3.500,- naar haar familie gestuurd. [3] Dit resulteert in een aftrekpost van € 8.100,-.
Daarmee heeft de benadeelde partij naar het oordeel van het hof aangetoond dat tot een bedrag van € 82.700,-
(€ 90.800,- - € 8.100,-) materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van de tenlastegelegde vormen van seksuele uitbuiting ten aanzien van het slachtoffer wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze blijkens de onderbouwing hiervan ziet op de schade die door de seksuele uitbuiting is veroorzaakt.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij ook voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 82.700,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 47.500,-, bestaande uit € 39.500,- aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 47.500,-, bestaande uit € 39.500,- aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
De benadeelde partij heeft verklaard dat zij in de maanden april en mei gemiddeld € 300,- per dag heeft verdiend, in de maanden juni en juli 2010 gemiddeld
€ 200,- per dag en in de navolgende maanden gemiddeld
€ 100,- per dag. [4]
Naar het oordeel van het hof biedt het dossier, behoudens deze verklaring, onvoldoende concrete aanknopingspunten die zien op de hoogte van de verdiensten van de benadeelde partij, de kosten die zij heeft gemaakt en de hoeveelheid afgedragen geld aan de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde periode. Het hof zal derhalve zelf de omzet moeten schatten en een schatting moeten maken van het schadebedrag. Het hof gaat voor de gemiddelde omzet – zoals hiervoor overwogen - uit van een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,- per dag. De kosten zijn hierin verdisconteerd.
Daarbij overweegt het hof dat, gelet op de verklaring van aangeefster dat zij in de laatste maanden (na juli 2010) € 100,- per dag verdiende, in het voordeel van de verdachte voor die laatste periode (te weten de maanden augustus, september en oktober 2010) van dat lagere bedrag van € 100,- per dag zal worden uitgegaan. Voor de maanden april t/m juli 2010 hanteert het hof het forfaitaire bedrag van € 200,- per dag.
Gelet op de bewezenverklaarde periode, resulteert dit in een bedrag van € 24.000,- (120 dagen x € 200,- per dag) + € 9.000,- (90 dagen x € 100,- per dag), in totaal
€ 33.000,- aan omzet.
Voorts is in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij naar voren gebracht dat zij eenmaal een gift van € 500,- van verdachte heeft gehad en dat een bedrag van € 2.000,- in mindering wordt gebracht in verband met haar verblijf van 10 dagen in Hongarije. Dit resulteert in een aftrekpost van € 2.500,-.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 30.500,- (€ 33.000,- - € 2.500,-) materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van de tenlastegelegde vormen van seksuele uitbuiting ten aanzien van het slachtoffer wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze blijkens de onderbouwing hiervan ziet op de schade die door de seksuele uitbuiting is veroorzaakt.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij ook voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 30.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van € 50.000,-, bestaande uit € 45.000,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 17.283,-, bestaande uit € 15.250,- aan materiële schade en
€ 2.033,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten die zien op de hoogte van de verdiensten, de kosten van de benadeelde partij en de hoeveelheid afgedragen geld aan de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde periode. Het hof zal derhalve zelf de omzet moeten schatten en een schatting moeten maken van het schadebedrag. Het hof gaat voor de gemiddelde omzet – zoals hiervoor overwogen - uit van een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,- per dag. De kosten zijn hierin verdisconteerd.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om van het genoemde forfaitaire bedrag af te wijken.
Gelet op de bewezenverklaarde periode van zes weken, resulteert dit in een bedrag van € 8.400,- (42 dagen x
€ 200,- per dag) aan omzet. Het is het hof niet gebleken dat de benadeelde partij van de verdachte geld heeft gekregen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 8.400,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 4 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van de tenlastegelegde vormen van seksuele uitbuiting ten aanzien van het slachtoffer wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze blijkens de onderbouwing hiervan ziet op de schade die door de seksuele uitbuiting is veroorzaakt.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij ook voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.400,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 1 en 5 tenlastegelegde tot een bedrag van € 34.500,-, bestaande uit € 27.000,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 19.550,-, bestaande uit € 17.250,- aan materiële schade en € 2.300,- aan immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 19.550,-, bestaande uit € 17.250,- aan materiële schade en € 2.300,- aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 5 bewezenverklaarde. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid schatten. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu deze blijkens de onderbouwing hiervan ziet op de schade die door het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 1 tenlastegelegde is veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 273f, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met
parketnummer 09-827581-17 onder 1 tenlastegelegdeheeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-765004-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-765004-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 82.700,00 (tweeëntachtigduizend zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 82.700,00 (tweeëntachtigduizend zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 244 (tweehonderdvierenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 november 2011.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 30.500,00 (dertigduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 30.500,00 (dertigduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 90 (negentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 november 2010.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.400,00 (achtduizend vierhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.400,00 (achtduizend vierhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 juni 2011.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827581-17 onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 maart 2010.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. A.S.I. van Delden en mr. J.A.W. van ‘t Westeinde, in bijzijn van de griffier mr. L.E. Hollander.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 mei 2022.
Mr. A.S.I. van Delden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHDHA:2020:2175 (niet gecasseerd door de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:402).
2.Proces-verbaal PV bevindingen [straatnaam] [slachtoffer 2] (dossier Relaas algemeen dossier + ambtshandelingen dossier, deel 1, AH/04, p. 32 t/m 45).
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 18 februari 2013 (zaaksdossier [slachtoffer 2], AG/01/01, p. 5 t/m 12).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2015 (zaaksdossier [slachtoffer 3], AG/02/01, p. 83 t/m 100).