ECLI:NL:GHDHA:2020:2175

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
2200488818
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensenhandel en wapenbezit met veroordeling tot gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren voor mensenhandel en wapenbezit. In hoger beroep is de verdachte veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voor de feiten begaan in strijd met de Wet wapens en munitie. De zaak betreft de uitbuiting van twee slachtoffers in de prostitutie, waarbij de verdachte hen dwong een groot deel van hun verdiensten aan hem af te geven. De slachtoffers werden bedreigd met geweld en moesten tatoeages met de naam van de verdachte op hun lichaam laten zetten. Het hof verwierp verschillende verweren van de verdediging, waaronder de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers en het gebruik van getuigenverklaringen zonder ondervragingsrecht. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en gedetailleerd waren en voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 303.600,00 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof legde ook een contactverbod op voor de duur van 5 jaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004888-18
Parketnummer: 09-767422-17
Datum uitspraak: 12 november 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 januari 2013 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Doetichem en/of Utrecht, althans in een gemeente in Nederland, A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1], (sub 6°),
Immers heeft verdachte onder andere :
- die [slachtoffer 1] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 1] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee en/of SM laten werken en/of - voor die [slachtoffer 1] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 1] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en /of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht te gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 september 2008 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of Utrecht, althans in een gemeente in Nederland, A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 2], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2], (sub 6°),
Immers heeft verdachte onder andere:
- die [slachtoffer 2] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 2] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kunnen prostitueren gebracht en/of
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 2] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
4.
hij in of omstreeks 19 januari 2018 te 's-Gravenhage B. [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "zoutzuur in haar gezicht te willen gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie III, te weten Semi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en/of munitie van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en dat in plaats daarvan de vordering deels zal worden toegewezen tot een bedrag van € 313.000 (bestaande uit € 25.000 immateriële schade en € 288.600,00 aan materiële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
[Slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een bedreiging zoals aan de verdachte tenlastegelegd naar aanleiding van een incident dat op 19 januari 2018 in de woning van haar moeder zou hebben plaatsgevonden. In het eerste (telefonische) contact op 23 januari 2018 met de politie na het incident heeft de moeder van de aangeefster [slachtoffer 2] over het bezoek van de verdachte en zijn optreden aldaar verklaard, maar daarbij met geen woord gerept over de aan de verdachte verweten bedreiging. Dat is pas gebeurd – een week later - op 31 januari 2018, wanneer zij als getuige wordt gehoord over het bezoek van de verdachte aan haar woning. Door deze gang van zaken – waarbij in het eerste gesprek met de politie niet over deze kennelijk zo ernstige bedreiging is gerept -staat met onvoldoende zekerheid vast hetgeen de getuige heeft gehoord hierover. De enkele aangifte is onvoldoende om de bewezenverklaring te schragen.
Naar het oordeel van het hof kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gevoerde verweren
Getuige [getuige 1]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet voor het bewijs kan worden gebezigd, nu de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige niet heeft kunnen uitoefenen, doordat de in hoger beroep toegewezen getuige onvindbaar was en niet kon worden gehoord. Dit betekent dat sprake is van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van een ambtsedig proces-verbaal voor het bewijs inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende, verklaring niet zonder meer ongeoorloofd of onverenigbaar is met artikel 6 van het EVRM. Het is vaste rechtspraak dat van die ongeoorloofdheid onder meer geen sprake is, indien de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
Het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde vindt naar het oordeel van het hof in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen, te weten in de eigen verklaringen van de verdachte, de verklaring van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de aangetroffen WhatsApp-berichten.
De omstandigheid dat de verdediging [getuige 1] niet heeft kunnen ondervragen staat dus niet in de weg aan het gebruik van de door haar afgelegde verklaring voor het bewijs. Het hof is dan ook van oordeel dat de tegenover de politie afgelegde verklaring van [getuige 1] zonder schending van artikel 6 EVRM gebezigd kan worden voor het bewijs. Gelet op de andere aanwezige bewijsmiddelen, die in voldoende mate de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen, is het hof van oordeel dat de door [getuige 1] afgelegde verklaring niet van dien aard is dat deze kan worden aangemerkt als “sole and decisive”.
Het hof verwerpt het verweer.
Aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Voorts heeft de raadsman van de verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de door de aangeefsters [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) afgelegde verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de door hen afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn, nu de ondervragingen van de verbalisanten oppervlakkig is geweest, de verslaglegging onjuist en onvolledig is en er de mogelijkheid bestond van onderlinge beïnvloeding tussen de aangeefsters. Bovendien doet volgens de raadsman de intrekking van de aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en geloofwaardigheid van hun verklaringen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof beschouwt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als betrouwbaar. Het hof ziet geen aanleiding om hun verklaringen als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
Het hof heeft deze verklaringen met de nodige behoedzaamheid beoordeeld.
Naar het oordeel van het hof hebben echter beide aangeefsters in de kern consistent, nauwkeurig en gedetailleerd verklaard over hun prostitutiewerkzaamheden en de rol van de verdachte daarin. Voorts vinden de verklaringen van de aangeefsters niet alleen voldoende mate steun in elkaars verklaringen, maar ook in andere bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaringen van de verdachte, de verklaring van getuige [getuige 1] en de aangetroffen WhatsApp-berichten. In het licht van het voorgaande bevat het dossier overigens geen aanwijzingen dat de aangeefsters elkaar op een ongeoorloofde wijze hebben beïnvloed.
De drie (op p. 61 en 62 van de verklaring van [slachtoffer 1]) door de raadsman gesignaleerde verschillen tussen door de verbalisanten opgemaakte verslaglegging van de verhoren en de audioverhoren doen daar niet aan af. [1] In het bijzonder heeft het hof daarbij gelet op het feit dat in de door de verbalisanten opgemaakte verslaglegging op andere plekken in het verhoor door de aangeefster is verklaard dat zij toestemming moest vragen aan de verdachte om over haar eigen geld te beschikken, dat zij geen toestemming had gegeven voor het uitgeven van het door haar verdiende geld door de verdachte dan wel dat de verdachte zonder haar toestemming over haar geld beschikte dan wel dat zij haar geld moest afstaan. Het hof wijst op bijvoorbeeld:
- Verhoor [slachtoffer 1], p. 22: als antwoord op de vraag of zij zelf over haar inkomsten beschikt: “Nee. Ik moet eerst toestemming vragen”, als antwoord op de vraag of zij toestemming moet vragen als zij geld wil opnemen “ja, ik mag niks zonder toestemming doen” en als antwoord op de vraag of zij toestemming geeft aan de verdachte voor het pakken van geld “nee, tuurlijk niet. Hij vraagt het niet”;
- Verhoor [slachtoffer 1], p. 36: “Ik moest toestemming vragen over hoeveel geld ik mee mocht nemen. Alles moest ik vragen en ik moest over alles wat ik had uitgegeven een verklaring geven.”;
- Verhoor [slachtoffer 1], p. 60: als antwoord op de vraag wat ze met haar verdiende geld heeft gedaan: Ik heb alles afgedragen aan [verdachte]. Dat ging niet met mijn toestemming”.
- Verhoor [slachtoffer 1], p. 61: als antwoord op de vraag wat ze met haar verdiende geld heeft gedaan: Ik heb alles elke dag aan [verdachte]
moeten [cursief: hof]afstaan.
Intrekking aangifte
[Slachtoffer 2] heeft op 11 augustus 2017 aangifte gedaan tegen de verdachte van mensenhandel en in aanvulling daarop in de daarop volgende maanden nog een aantal verklaringen afgelegd met betrekking tot de verdachte. [slachtoffer 2] heeft in haar verklaring van 4 januari 2018 aangegeven haar aangifte te willen intrekken, omdat ze de verdachte een kans wilde geven. Ze heeft toen nadrukkelijk verklaard dat ze niet heeft gelogen in haar eerdere aangifte en daarop volgende verklaringen en dat wat ze verklaard heeft wel is gebeurd. Op 21 januari 2018 legt [slachtoffer 2] opnieuw een verklaring af bij de politie waarin ze aangeeft haar aangifte van mensenhandel toch te willen doorzetten, omdat ze ziet dat de verdachte haar niet met rust laat.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van 4 januari 2018 op geen enkele wijze afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van haar eerdere verklaringen. Ze heeft toen immers ook verklaard dat haar eerdere verklaringen op waarheid berustte. Ze blijft daar ook bij in haar verklaring zoals ze die bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2018 heeft afgelegd.
[Slachtoffer 2] heeft eveneens aangifte van mensenhandel tegen de verdachte gedaan op 11 augustus 2017 en vervolgens nog een tweetal verklaringen met betrekking tot de verdachte afgelegd. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] in haar verklaring van 4 januari 2018 aangegeven haar aangifte tegen de verdachte te willen intrekken. Ze heeft toen nadrukkelijk aangegeven dat alles wat ze heeft verklaard wel is gebeurd en dat ze nergens over heeft gelogen. Ze heeft toen aangegeven verder met de verdachte te willen als haar partner en dat ze daarom haar aangifte wilde intrekken. Tegenover de politie op 17 mei 2017 beaamt [slachtoffer 2] dit wederom. Tegelijkertijd heeft ze toen verklaard dat bepaalde dingen in de aangifte niet klopten. Ook bij de rechter-commissaris herhaalt zij dat.
Het hof is van oordeel dat haar verklaring van 4 januari 2018 op geen enkele wijze af doet aan de betrouwbaarheid van haar eerdere verklaringen. Zij heeft immers bij deze intrekking niet verklaard dat haar aangifte onjuist was, in tegendeel, zij heeft verklaard dat alles wat zij eerder had verklaard werkelijk is gebeurd en dat zij niet heeft gelogen. Dat zij vervolgens op een later moment deze eerdere verklaringen in twijfel is gaan trekken, acht het hof niet geloofwaardig, in het licht van de hiervoor genoemde eerdere verklaring van 4 januari 2018.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Handhaving verzoek van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota – verzocht aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opnieuw als getuigen te doen horen, indien het hof niet overgaat tot vrijspraak dan wel tot uitsluiting van de door hen afgelegde verklaringen als bewijs.
Het hof overweegt en beslist daaromtrent als volgt.
In het licht van de beslissing van het hof tot afwijzing van de reeds bij regiezitting d.d. 20 september 2019 gedane verzoeken en mede gelet op de hiervoor uiteen gezette redenen op grond waarvan het hof tot het oordeel komt dat de verklaringen afgelegd door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar dienen te worden geacht, ziet het hof geen aanleiding om terug te komen op die bij de regiezitting genomen beslissingen. Het hof wijst de verzoeken van de verdediging om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nogmaals te horen dan ook af.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen) omstreeksinde periode tussen 1 januari 2013 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage
en/of Doetichemen
/ofUtrecht
, althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander
of anderen,te weten [slachtoffer 1], (telkens) door dwang,
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)of door dreiging met geweld
of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft
geworven,vervoerd
, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1]
(sub 1°)en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid ofdiensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van
zijn/haar
/hun, [slachtoffer 1], seksuele handelingen met
en/of vooreen derde
(sub 9°)en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten naam[slachtoffer 1],
(sub 6°),
Immers heeft verdachte onder andere :
- die [slachtoffer 1] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 1] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee en/of SM laten werken en/ofvoor die [slachtoffer 1] de werkdagen en
/ofwerktijden bepaald en
/of
- die [slachtoffer 1]
gedwongen, althansbewogen
om 24 uur per dag, althansvele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
/of
- die [slachtoffer 1]
gedwongen, althansbewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
/of
- bij die [slachtoffer 1]
een ofmeerdere tatoeage
(s
) (met zijn naam
)op haar lichaam laten plaatsen en
/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen
en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en /of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht tezougooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen) omstreeksinde periode tussen 1
september 2008januari 2013tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en
/ofAmsterdam en
/ofUtrecht
, althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander
of anderen, te weten [slachtoffer 2], (telkens) door dwang
en, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) ofdoor dreiging met geweld
of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
-
heeft geworven,vervoerd en
overgebracht,gehuisvest
of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(sub 1°)en
/of
- heeft
gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid ofdiensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)en
/of
- heeft
gedwongen dan welbewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van
zijn/haar
/hun, [slachtoffer 2], seksuele handelingen met
en/of vooreen derde
(sub 9°)en
/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van
die/een ander of anderen, te weten naam[slachtoffer 2],
(sub 6°),
Immers heeft verdachte onder andere:
- die [slachtoffer 2] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 2] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en
/ofwerktijden bepaald en
/of
- die [slachtoffer 2]
gedwongen, althansbewogen om
24 uur per dag, althansvele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
/of
- die [slachtoffer 2]
gedwongen, althansbewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
/of
- die [slachtoffer 2]
(telkens)met de auto naar een gelegenheid waar zij zich
kunnenkonprostitueren gebracht en
/of
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
/of
- bij die [slachtoffer 2]
een ofmeerdere tatoeage
(s
) (met zijn naam
)op haar lichaam laten plaatsen en
/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en
/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen
en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
5.
hij
in of omstreeksop11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een
of meerwapen
svan categorie III, te weten
eenSemi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en
/ofmunitie van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

mensenhandel, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

Mensenhandel, meermalen gepleegd.

Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij het bepalen van de straf voor mensenhandel gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten de vergelding, speciale en generale preventie.
In verband met die strafdoeleinden acht het hof voor strafoplegging in mensenhandel met betrekking tot seksuele uitbuiting, in het algemeen de volgende omstandigheden van belang:
- de periode waarin sprake is geweest van uitbuiting;
- het aantal slachtoffers dat is uitgebuit;
- de omstandigheid dat sprake is van een georganiseerd verband;
- de wijze (zoals de mate van geweld) waarop het slachtoffer is gedwongen/bewogen de prostitutie-werkzaamheden te doen;
- de leeftijd en/of kwetsbaarheid van het slachtoffer;
- het aantal dagen per week en het aantal uren per dag waarop er gewerkt moest worden;
- de werkzaamheden die verricht moesten worden;
- de werkomstandigheden (werken op straat of binnen, werken tijdens ziekte en zwangerschap, zonder condoom);
- de hoeveelheid geld die werd afgedragen;
- het percentage van de verdiensten dat moest worden afgedragen;
- overige omstandigheden zoals gedwongen abortus, tatoeages en borstvergrotingen;
- de rol van de verdachte met betrekking tot die uitbuiting (vervulde hij een kernrol of was hij ‘slechts’ faciliterend);
- de houding van de verdachte (of hij inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn gedrag);
- relevante recidive.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel van twee vrouwen die in de prostitutie werkzaam waren over een periode van enkele jaren. De verdachte controleerde de slachtoffers tijdens hun werkzaamheden. Hij bepaalde de werkdagen en –tijden van de slachtoffers. Zowel binnen als buiten werktijd dwong de verdachte de slachtoffers om continu en direct verantwoording af te leggen over al hun doen en laten. Daarbij heeft de verdachte de slachtoffers ernstig bedreigd. Bovendien heeft hij bij de slachtoffers meerdere tatoeages op onder meer intieme delen van hun lichaam laten plaatsen met daarin zijn naam en/of initialen, zodat anderen konden zien dat zij van hem waren. De verdachte liet voorts de slachtoffers een groot deel van hun verdiensten aan hem af staan. De verdachte heeft geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn gedrag.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waarbij hij louter oog heeft gehad voor zijn eigen financiële belangen. De verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Slachtoffers van delicten als de onderhavige ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarop is de onderhavige zaak geen uitzondering. Dit blijkt uit sommige van de bij de politie afgelegde verklaringen van beide slachtoffers en ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] d.d. 16 november 2018 en 6 oktober 2020 volgt dat zij heel veel moeite heeft om mensen te vertrouwen en een relatie aan te gaan. Ze verklaart dagelijks met angsten te leven. Ze heeft zich indertijd onder behandeling van een psycholoog gesteld die angst, PTSS en afhankelijke persoonlijkheids-problematieken heeft gediagnosticeerd en ze ziet de noodzaak dat wederom te doen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden. Immers, vuurwapens veroorzaken ernstige gevoelens van onveiligheid in de samenleving, nu vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten, vaak met ernstige gevolgen. Dit blijkt voorts uit het handelen van de verdachte, nu uit het dossier volgt dat hij de slachtoffers met dit wapen heeft bedreigd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Gelet op de ernst en de aard van de bewezen verklaarde feiten is het hof van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Het hof overweegt in dit verband dat gelet op de omstandigheid dat het hof tot een andere bewezenverklaring is gekomen van de aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 4 tenlastegelegde, het hof een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de rechtbank zal opleggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden – waarvan 6 maanden voor de feiten begaan in strijd met de Wet Wapens en Munitie - met aftrek van het voorarrest, een passende en geboden reactie vormt. Het hof heeft hierbij voor wat betreft de feiten begaan in strijd met de Wet Wapens en Munitie aansluiting gezocht bij de ten tijde van het plegen van de feiten geldende LOVS-richtlijnen ten aanzien van het in het bezit hebben van een vuurwapen en munitie.
Daarnaast acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] op straffe van vervangende hechtenis zoals geformuleerd in het dictum van dit arrest.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.046.189,27 (bestaande uit € 25.000 immateriële schade en € 1.021.189,27 aan materiële schade).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 313.000 (bestaande uit € 25.000 immateriële schade en € 288.600,00 aan materiële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten die zien op de hoogte van de verdiensten en/of kosten van de benadeelde partij en/of de hoeveelheid afgedragen geld. Het hof zal derhalve zelf de omzet moeten schatten en derhalve ook een schatting moeten maken van het schadebedrag.
Met de rechtbank, gaat het hof voor de gemiddelde omzet daarom uit van een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,00 per dag. [2]
Bij de berekening van de materiele schade gaat het hof uit van een gemiddelde werkweek van 6 dagen, over een periode van 1 januari 2013 tot 11 augustus 2017. Aldus gaat het hof bij de berekening uit van 1.443 werkdagen, maal € 200,00 per dag. Dit levert een totaalbedrag van € 288.600,00 aan materiële schade op. Dagen waarop niet gewerkt of minder verdiend is, de pinbetalingen die het slachtoffer heeft ontvangen en niet (geheel) heeft af moeten dragen, alsmede eventuele kosten van de zijde van de verdachte, zijn in dit bedrag verdisconteerd.
Daarmee heeft de benadeelde partij naar het oordeel van het hof aangetoond dat tot een bedrag van € 288.600,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. [3] Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 15.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
- de aard en ernst van de aantasting in de persoon van de benadeelde partij;
- de beangstigende aard van het handelen van de verdachte;
- de psychische gevolgen van dat handelen voor de benadeelde partij, bestaande uit een door een psycholoog gediagnostiseerde PTSS en afhankelijke persoonlijkheidsproblematiek en angsten, waarvoor de benadeelde partij in therapie is gegaan en nu wederom dat nodig acht;
- de repercussies van de jaren van uitbuiting op het dagelijks leven van de benadeelde partij zoals nachtmerries waarin de verdachte een rol speelt, paniekaanvallen en hartkloppingen, en
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 303.600,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 303.600,00 (driehonderddrieduizend zeshonderd euro) bestaande uit € 288.600,00 (tweehonderdachtentachtigduizend zeshonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 303.600,00 (driehonderddrieduizend zeshonderd euro) bestaande uit € 288.600,00 (tweehonderdachtentachtigduizend zeshonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 augustus 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2020.

Voetnoten

1.Pleitnotities, nr. 37.