ECLI:NL:GHDHA:2022:687

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
2200412019
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van taakstraf en voorwaardelijke hechtenis wegens invoer van Levimasol zonder registratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het invoeren van ongeveer 21 kilogram Levimasol zonder registratie, wat een overtreding van de Geneesmiddelenwet oplevert. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Het hof heeft de werkwijze van de innovatiekamer in het kader van een versnelde procedure toegelicht en bevestigd dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de Geneesmiddelenwet, wat ernstige gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, waaronder overtredingen van de Opiumwet, wat zijn strafbaarheid niet uitsluit.

Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase, wat heeft geleid tot een strafvermindering. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 40 uren, en de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Levimasol gelast. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004120-19
Parketnummer: 10-081992-19
Datum uitspraak: 20 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [naam P.I.].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts is er een beslissing genomen omtrent het in beslag genomen voorwerp, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in de periode van 5 december 2017 tot en met 12 december 2017 te Ridderkerk en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 21 kilogram Levimasol, in elk geval een werkzame stof, heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt ten aanzien van de kwalificatie en ten aanzien van de strafoplegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 december 2017 tot en met 12 december 2017
te Ridderkerk en/of een of meerdere (andere) plaatsenin Nederland, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 21 kilogram Levimasol
, in elk geval een werkzame stof,heeft
bereid en/ofingevoerd
en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of verhandeld.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Inleiding
De onderhavige zaak is door het Openbaar Ministerie geselecteerd in het kader van de zogenoemde versnelde procedure bij de innovatiekamer van het Haags gerechtshof. Op de zitting van 6 april 2022, waarop de verdachte en de raadsman beiden verschenen, heeft de regie op de zaak plaatsgevonden en aansluitend de inhoudelijke behandeling.
De versnelde procedure
De innovatiekamer van het hof heeft in de Sniper-arresten [1] en in een daaropvolgende uitspraak van 17 maart 2022 [2] een lijn uitgezet ten aanzien van de aanpak die het hof voor ogen staat bij de behandeling van strafzaken door de innovatiekamer van het hof. Aan die lijn wordt vastgehouden en het hof verwijst daar ook naar. Hieronder volgen enkele aanvullende overwegingen met betrekking tot de inzet van de versnelde procedure, toegespitst op hetgeen in de onderhavige zaak aan de orde is gekomen.
1.
De zaak heeft voor wat betreft de ‘innovatieve’ onderhandelingsfase – voor zover bekend bij het hof – een aanvang genomen met de brief van de advocaat-generaal, d.d. 16 februari 2022. Voorafgaand aan de zitting van 6 april 2022 zijn getekende intentieverklaringen ontvangen van de verdachte, de raadsman en van de advocaat-generaal. De brief van de advocaat-generaal d.d. 16 februari 2022 is op de zitting besproken. Ter zitting is door het hof vastgesteld dat het niet gaat om een ‘Aankondiging procesafspraken’(zie voormelde brief p. 1), maar om daadwerkelijke procesafspraken waarmee de verdediging heeft ingestemd en die door de verdachte, gelet op zijn uitingen daaromtrent ter zitting, goed zijn begrepen en in volle vrijheid en bij vol bewustzijn zijn aanvaard.
In de brief staan de volgende procesafspraken:
1.
In deze zaak kan een bewezenverklaring volgen conform de bewezenverklaring van de rechtbank Rotterdam, zijnde overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, bestaande uit de invoer zonder registratie van een hoeveelheid van ongeveer 21 kilogram Levimasol, in elk geval een werkzame stof;
2.
Het Openbaar Ministerie eist voor het tenlastegelegde feit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf van 40 uur en de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen hoeveelheid van ongeveer 21 kilogram Levisamol;
3.
De verdediging doet afstand van de ingediende onderzoekswensen en doet geen nadere onderzoekswensen;
4.
Als het arrest van uw Gerechtshof voor wat betreft de bewezenverklaring en strafmaat overeenkomt met de hiervoor genoemde bewezenverklaring en strafeis, stellen de verdediging en het Openbaar Ministerie geen cassatie in tegen het arrest, zodat de opgelegde straf direct kan worden geëxecuteerd.
2.
Ter zitting heeft de voorzitter ter sprake gebracht dat de hierboven onder punt 4 weergegeven afspraak in de brief van de advocaat-generaal naar ’s hofs oordeel niet bindend kan worden geacht. Het hof zal de afspraak onder 4 bij zijn afwegingen daarom buiten beschouwing laten. De procesdeelnemers hebben hiervan kennis genomen en hiertegen geen bezwaar gemaakt.
3.
De advocaat-generaal heeft ter zitting gevorderd dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden heropend als het hof voornemens is te straffen anders dan geëist met inachtneming van de door de advocaat-generaal aangegeven bandbreedte van straffen, dan wel als het hof komt tot een bewezenverklaring die wezenlijk anders van aard is dan de bewezenverklaring van de rechtbank. In casu is dit – naar het oordeel van het hof alleszins redelijke – verzoek niet aan de orde gelet op de hiernavolgende strafbeslissing. Dat er is gekomen tot een andere kwalificatie van het strafbare feit (immers niet de misdrijfvariant, maar uitsluitend de overtredingsvariant van het strafbare feit is ten laste gelegd en vervolgens bewezen verklaard) behoeft naar het oordeel van het hof, ook gelet op de vordering van de advocaat-generaal, evenmin te leiden tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting.
4.
Ten slotte: In de schriftelijke weergave van de procesafspraken en ter terechtzitting is niet met zoveel woorden als strafmatigende factor benoemd dat de verdachte heeft ingestemd met de versnelde procedure. De advocaat-generaal heeft haar strafeis onder meer gebaseerd op het tijdsverloop tussen gepleegd feit en afdoening, meer in het bijzonder de schending van de redelijke termijn in hoger beroep met een periode van bijna acht maanden, maar geen woorden gewijd aan de mogelijk strafmatigende invloed van die instemming. Eerder – in de genoemde Sniper-arresten - heeft het hof aangegeven dat van een algemene strafkorting vanwege de instemming met de versnelde procedure geen sprake zal zijn, maar dat per zaak zal moeten worden bekeken of er daadwerkelijk aanleiding is om te komen tot strafvermindering op deze grond. In het onderhavige geval is door de procesdeelnemers niet aangegeven of en in hoeverre daar sprake van is of zou moeten zijn. Het hof zal wel komen tot strafvermindering vanwege de schending van de redelijke termijn. Het hof ziet geen aanleiding om daarnaast nog te komen tot strafvermindering vanwege instemming met de versnelde procedure.
Concreet: De strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Geneesmiddelenwet door ongeveer 21 kilogram Levimasol in te voeren zonder registratie. De verdachte heeft zich blijkbaar niet bekommerd om de belangen van volksgezondheid – onder meer het bevorderen van veilig gebruik van geneesmiddelen - die de Geneesmiddelenwet beoogt te beschermen. Feit van algemene bekendheid is dat Levimasol pleegt te worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor verdovende middelen, hetgeen gepaard gaat met gezondheidsrisico’s voor gebruikers.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder strafbare feiten ten aanzien van de Opiumwet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, vanwege het genoemde tijdsverloop, gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Levimasol.
Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf past binnen de bandbreedte van hetgeen voor een dergelijk strafbaar feit opgelegd kan worden en ook wordt opgelegd in vergelijkbare zaken, gelet op het tijdverloop sedert het plegen van het feit.
Het hof heeft verder geconstateerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM.
In de appelfase zijn meer dan 2 jaren verstreken tussen het namens de verdachte instellen van het hoger beroep en het eindarrest. De redelijke termijn is in hoger beroep daarmee overschreden met bijna acht maanden en dat is in het geheel niet aan de verdediging te wijten.
Het hof zal in strafmatigende zin rekening houden met deze overschrijding van de redelijke termijn van bijna acht maanden door in plaats van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Het hof is – gelet op deze verandering van strafmodaliteit ten gunste van de verdachte – van oordeel dat aan de overschrijding van de redelijke termijn geen verdergaande consequenties dienen te worden verbonden.
Het hof is, alles afwegende en in samenhang bezien, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Inbeslaggenomen voorwerp
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 1 op de beslaglijst (21 kilo Levimasol), zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging - de verbeurdverklaring gelasten, nu het een voorwerp is met betrekking tot welk het bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) maanden.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. 21 KG Medicijn (Omschrijving: Levimasol).
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,
mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 april 2022.