Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 3 mei 2022
[verzoeker],
de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat der Nederlanden,
Waar deze zaak over gaat
Het geding in hoger beroep
Feiten
DJI/PI Rotterdam – kort gezegd: een gevangenis – in de functie van Medior Complexbeveiliger. Het salaris van [verzoeker] bedroeg laatstelijk, bij een arbeidsduur van 32 uur per week, € 2.093,09 bruto per maand te vermeerderen met emolumenten.
PI Rotterdam gedurende bepaalde tijd geen bezoek kunnen ontvangen. Als alternatief werd er gewerkt met een onlineverbinding met het bezoek. De gedetineerde kreeg daarvoor een tablet aangereikt in de bezoekruimte die vervolgens, nadat het bezoek was afgelopen, weer door de gedetineerde moest worden ingeleverd.
28 april 2021 voortgezet. Aan [verzoeker] is in laatstgenoemd gesprek medegedeeld dat hij op staande voet was ontslagen.
Kwalificatie en gevolgen van uw handelen of nalaten
Procedure in eerste aanleg
primairverzocht (1) het ontslag op staande voet te vernietigen, (2) DJI te veroordelen aan [verzoeker] het achterstallig loon c.a. te betalen vanaf 28 april 2021, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, (3) DJI te veroordelen aan [verzoeker] salarisspecificaties te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom en
subsidiairaan hem ten laste van DJI een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen en
primair en subsidiairDJI te veroordelen in de proceskosten.
primairvoor recht te verklaren dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] en DJI geen transitievergoeding is verschuldigd en
subsidiairte bepalen dat een eventuele transitievergoeding niet eerder behoeft te worden voldaan nadat onherroepelijk is komen vast te staan de arbeidsovereenkomst niet per 28 april 2021 is geëindigd. DJI heeft verder verzocht [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen.
Verzoeken in hoger beroep
- primair: de arbeidsovereenkomst te herstellen vanaf 29 april 2021,
- subsidiair: DJI te veroordelen de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen vanaf 29 april 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- DJI te veroordelen aan [verzoeker] het achterstallig loon c.a. te betalen vanaf
- DJI te veroordelen [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de beschikking weder te werk te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend op 29 april 2021 wordt hersteld, als voorziening te treffen dat DJI wordt veroordeeld aan [verzoeker] te betalen EUR 2.093,-- bruto voor iedere maand dat de onderbreking duurt, dit ter compensatie van het door [verzoeker] geleden nadeel;
De beoordeling van het hoger beroep
grievendat er geen dringende reden was om hem op staande voet te ontslaan. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Waar nodig zal daarbij op de afzonderlijke grieven worden ingegaan.
“Ik zag dat de collega [verzoeker] een kopstoot beweging maakte richting de gedetineerde. Ik zag dat de gedetineerde hierop reageerde en met de binnenkant van zijn rechter hand op het gezicht van collega zette en met enige kracht wegduwde”. Daarnaast heeft [collega 2] verklaard
: “Vervolgens zag ik collega [verzoeker], hoog in zijn emotie, in de richting van gedetineerde [gedetineerde] lopen om gelijk neus aan neus met hem te gaan staan. Naar mijn idee liep collega [verzoeker] op dat moment daadwerkelijk met zijn hoofd tegen die van gedetineerde [gedetineerde] aan, waarop deze laatste een wegduwende beweging maakte naar collega [verzoeker]”. Ook door het Bureau Integriteit is op basis van de camerabeelden geconcludeerd dat door [verzoeker] aan [gedetineerde] een kopstoot is gegeven en dat [gedetineerde] [verzoeker] daarop met twee handen van zich af duwt.
grief 1betoogt [verzoeker] dat DJI voor de door haar aangevoerde dringende reden moet bewijzen dat er tussen [verzoeker] en Frima fysiek contact is geweest en dat dit bewijs niet is geleverd. Verder is het ontslag niet onverwijld gegeven. Ook is onjuist dat [verzoeker] in strijd met de waarheid heeft verklaard over het incident.
grief 3betoogt [verzoeker] dat uit de camerabeelden niet kan worden afgeleid dat hij eenzijdig geweld heeft toegepast. Of [verzoeker] een kopstootbeweging heeft gemaakt is niet relevant, omdat hem in de ontslagbrief is verweten dat hij een kopstoot heeft gegeven. Uit de camerabeelden blijkt verder dat [verzoeker] een beweging naar voren maakt als hij praat. Hiervan biedt [verzoeker] bewijs aan. Er is geen noodzaak medische informatie over te leggen, aldus nog steeds [verzoeker].
“het geven van een kopstoottussen haakjes geplaatst na
“het eenzijdig door u gebruikt geweld”betekent niet dat hier fysiek contact moet worden bewezen. Duidelijk is dat dit voorbeeld ziet op de uit de camerabeelden blijkende kopstootbeweging.
“zij op 28 april 2021 reeds de beschikking had over alle informatie op basis waarvan zij de beslissing om Nouredinne te ontslaan kon nemen”. Dat laatste is ook gebeurd. De ontslagbrief heeft als onderwerp
“bevestiging ontslag op staande voet d.d. 28 april 2021”en er wordt bevestigd
“dat u per 28 april 2021 op staande voet bent ontslagen”. Dat het ontslag toch niet onverwijld is gegeven is verder onvoldoende onderbouwd.
grief 2betoogt [verzoeker] dat hij niet in strijd met de waarheid heeft verklaard. Hij heeft wel verklaard dat [gedetineerde] de tablet nog had, maar tussen het moment waarop [gedetineerde] de tablet aan [collega 1] gaf en het moment waarop [gedetineerde] naar [verzoeker] loopt zit slechts 1 seconde. Dit kan [verzoeker] niet worden tegengeworpen. [collega 1] heeft verder verklaard dat [gedetineerde] met de binnenkant van zijn rechterhand op het gezicht van [verzoeker] sloeg.
grief 7betoogt [verzoeker] dat er sprake was van een directe dreiging. Op de camerabeelden is immers te zien dat [gedetineerde] als eerste een dreigende houding aanneemt zodat [verzoeker] zich terecht bedreigd heeft gevoeld, aldus nog steeds [verzoeker].
grief 4betoogt [verzoeker] dat het feitencomplex dat aan de dringende reden ten grondslag is gelegd niet is bewezen.
grief 5dat een ontslag op staande voet een ‘ultimum remedium’ is en dat de kantonrechter dit heeft miskend.
grief 6bestrijdt [verzoeker] dat hij in strijd met de Gedragscode heeft gehandeld.
grief 7– zie ook hiervoor over deze grief ook r.o. 20 en 21 – dat de kantonrechter het eerder functioneren van [verzoeker] niet in de beoordeling had moeten betrekken, omdat dit niet relevant is aangezien het niet gaat om soortgelijke incidenten.
“Geweldsincidenten met justitiabelen”, waarin in duidelijke bewoordingen staat dat DJI niet toestaat dat medewerkers geweld gebruiken anders dan bij zelfverdediging of om een situatie onder controle te krijgen. Bij dit incident had [verzoeker] de situatie niet moeten laten escaleren. Dit mag ook van hem worden verwacht uit hoofde van zijn functie als bewaarder in een penitentiaire inrichting. Het karakter van een ontslag op staande voet als ‘ultimum remedium’ is niet miskend. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] leiden niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheden – kort gezegd: de reputatie van [verzoeker] is door het ontslag besmeurd, zijn plannen om een gezin te stichten zijn afgebroken – zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende, gezien de ernst van zijn handelen, om aan de rechtsgeldigheid van het ontslag af te doen. [verzoeker] was ten tijde van het ontslag 25 jaar oud en moet geacht worden binnen niet al te lange tijd elders betaald werk te vinden. Verder is het eerdere functioneren van [verzoeker] wel van belang omdat daaruit blijkt dat hij in een relatief korte periode van een paar jaar al een aantal malen op zijn gedrag is aangesproken.
grief 8betoogt [verzoeker] dat hij niet in de proceskosten had moeten worden veroordeeld omdat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Deze grief faalt omdat [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten van de eerste aanleg is veroordeeld.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen op 29 september 2021 gegeven beschikking van de
- wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van DJI tot op heden begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 2.228,-- aan salaris advocaat
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.