ECLI:NL:GHDHA:2022:669

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
200.304.575/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen na geweldsincident

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [verzoeker], een bewaarder bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), die op staande voet is ontslagen na een geweldsincident met een gedetineerde. Het incident vond plaats op 26 april 2021, waarbij [verzoeker] volgens DJI eenzijdig geweld heeft gebruikt tegen de gedetineerde. Het hof oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is, in lijn met de eerdere beslissing van de kantonrechter.

[verzoeker] heeft in eerste aanleg verzocht het ontslag te vernietigen en heeft verschillende grieven aangevoerd. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen en geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. Het hof bevestigt deze beslissing en wijst op de camerabeelden en getuigenverklaringen die het standpunt van DJI ondersteunen.

Het hof benadrukt dat [verzoeker] niet heeft gehandeld volgens de Gedragscode DJI, die vereist dat medewerkers geweld alleen gebruiken in situaties van zelfverdediging of om een situatie onder controle te krijgen. De gedragingen van [verzoeker] worden als onprofessioneel en onacceptabel beschouwd, vooral gezien zijn functie in een penitentiaire inrichting. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de verzoeken van [verzoeker] af, waarbij hij ook in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.304.575/01
Zaaknummer rechtbank : 9301482 V Z VERZ 21-11146

beschikking van 3 mei 2022

inzake

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. M.Y. van Oel te Rotterdam,
tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat der Nederlanden,

namens deze de Minister van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen,
gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: DJI,
advocaat: mr. A.J. Verhagen te Den Haag.

Waar deze zaak over gaat

[verzoeker] is in dienst van DJI als bewaarder in een gevangenis. Volgens DJI heeft [verzoeker] eenzijdig geweld gebruikt tegen een gedetineerde. DJI heeft hem daarom op staande voet ontslagen. Van het incident bestaan camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof oordeelt evenals de kantonrechter dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.

Het geding in hoger beroep

Met een verzoekschrift van 29 december 2021 is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, tussen partijen gewezen beschikking van 29 september 2021 (hierna: de beschikking). In het verzoekschrift (met producties) heeft [verzoeker] acht grieven aangevoerd. Bij verweerschrift in hoger beroep heeft DJI de grieven bestreden.
De mondelinge behandeling heeft op 24 maart 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn toen bijgestaan door hun advocaten. Mr. Van Oel heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Van de mondelinge behandeling is proces verbaal gemaakt.
Uitspraak is bepaald op heden.

Feiten

4. Het hof gaat hieronder uit van de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld en in hoger beroep niet zijn bestreden.
5. Het gaat in deze zaak om het volgende.
5.1
DJI voert namens de Minister van Justitie en Veiligheid straffen en vrijheidsbenemende maatregelen uit die door de rechter zijn opgelegd.
5.2
[verzoeker], geboren op [geboortedatum], heeft op 3 september 2018 een tijdelijke (ambtelijke) aanstelling gekregen voor de duur van twee jaar bij
DJI/PI Rotterdam – kort gezegd: een gevangenis – in de functie van Medior Complexbeveiliger. Het salaris van [verzoeker] bedroeg laatstelijk, bij een arbeidsduur van 32 uur per week, € 2.093,09 bruto per maand te vermeerderen met emolumenten.
5.3
Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra) van kracht geworden. De ambtelijke aanstelling van [verzoeker] is per die datum van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Met ingang van 3 september 2020 heeft [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen.
5.4
In verband met de corona-maatregelen hebben de gedetineerden binnen de
PI Rotterdam gedurende bepaalde tijd geen bezoek kunnen ontvangen. Als alternatief werd er gewerkt met een onlineverbinding met het bezoek. De gedetineerde kreeg daarvoor een tablet aangereikt in de bezoekruimte die vervolgens, nadat het bezoek was afgelopen, weer door de gedetineerde moest worden ingeleverd.
5.5
Op 26 april 2021 omstreeks 09.00 uur is [verzoeker] tijdens zijn werkzaamheden betrokken geraakt bij een incident met een gedetineerde, de heer [gedetineerde] (hierna: [gedetineerde]). [verzoeker] heeft met betrekking tot het incident een rapport opgemaakt.
5.6
DJI heeft naar aanleiding van het incident de camerabeelden bekeken. [verzoeker] is vervolgens geschorst met behoud van salaris.
5.7
In de middag van 26 april 2021 heeft er tussen partijen een gesprek over het incident plaatsgevonden. Dit gesprek is (op verzoek van [verzoeker]) op
28 april 2021 voortgezet. Aan [verzoeker] is in laatstgenoemd gesprek medegedeeld dat hij op staande voet was ontslagen.
5.8
In de door DJI aan [verzoeker] verzonden brief van 29 april 2021, waarbij het ontslag op staande voet is bevestigd, staat vermeld:
“Uit het nader onderzoek is gebleken dat u op maandag 26 april 2021 omstreeks 9.00 uur eenzijdig geweld hebt gebruikt jegens een gedetineerde. Dit door u gebruikt geweld is niet functioneel geweest.
De aanleiding was de volgende: de gedetineerde liep met een tablet in de gedetineerdegang en skypte met een derde. U deelde hem mede te stoppen met skypen omdat dat verboden was. De gedetineerde nam afscheid en sloot af. U zei tegen uw collega: ”haal/pak die kanker tablet van hem af”. Vervolgens liep u en de gedetineerde naar elkaar toe en ging u hoofd aan hoofd staan met de gedetineerde. Vervolgens deelde u een kopstoot uit aan de gedetineerde. De gedetineerde heeft daarop met een hand uw gezicht weggeduwd. Vervolgens is alarm gemaakt door een andere collega.
[…]
Van het voorval en het door u gebruikt geweld jegens de gedetineerde zijn camerabeelden veiliggesteld. Deze camerabeelden zijn overgedragen aan Bureau Integriteit.
[…]
Twee van uw aanwezige collega’s hebben een getuigenverklaring afgelegd. Deze getuigenverklaringen bevestigen de camerabeelden.

Kwalificatie en gevolgen van uw handelen of nalaten

Met uw handelen bent u de kerntaken van uw functie, complexbeveiliger niet nagekomen.
[…]
Met uw handelen heeft u bovendien de goede naam van de P.I. Rotterdam in een negatief daglicht gezet.
[…]
Dit alles reken ik u zwaar aan. U dient zich als goed werknemer en ambtenaar te gedragen. Dat betekent dat van u professioneel gedrag wordt verwacht en dat u zich respectvol, betrouwbaar en integer opstelt. Met uw handelen heeft u het vertrouwen dat DJI in u moet kunnen stellen op onherstelbare wijze geschonden, zodanig dat in redelijkheid niet van DJI kan worden gevergd het dienstverband met u te laten voortbestaan.
Er is geen enkele rechtvaardiging voor uw handelen. U hebt daartoe ook niets ter rechtvaardiging gesteld. U verklaart in strijd met datgene wat op camerabeelden te zien is en bevestigd is door de getuigenverklaringen dat u geen geweld jegens de gedetineerde heeft gebruikt.
Op grond van uw handelen en uw verklaring daarover is besloten om u met ingang van 28 april 2021 op staande voet te ontslaan.
[…]
Dringende reden
De dringende reden die aan dit ontslag op staande voet ten grondslag ligt is het eenzijdig door u gebruikt geweld (geven van een kopstoot) jegens een gedetineerde. Het door u gebruikt geweld was niet functioneel en daarvoor bestond geen aanleiding. Over uw handelen hebt u niet naar waarheid verklaard.
[…]
De bovengenoemde verwijten gelden ieder voor zich en/of in onderlinge samenhang bezien als een dringende reden in de zin vanartikel 7:678 BW.”

Procedure in eerste aanleg

6. In eerste aanleg heeft [verzoeker]
primairverzocht (1) het ontslag op staande voet te vernietigen, (2) DJI te veroordelen aan [verzoeker] het achterstallig loon c.a. te betalen vanaf 28 april 2021, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, (3) DJI te veroordelen aan [verzoeker] salarisspecificaties te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom en
subsidiairaan hem ten laste van DJI een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen en
primair en subsidiairDJI te veroordelen in de proceskosten.
7. DJI heeft de vorderingen van [verzoeker] bestreden en een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan. Daarnaast heeft DJI verzocht
primairvoor recht te verklaren dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] en DJI geen transitievergoeding is verschuldigd en
subsidiairte bepalen dat een eventuele transitievergoeding niet eerder behoeft te worden voldaan nadat onherroepelijk is komen vast te staan de arbeidsovereenkomst niet per 28 april 2021 is geëindigd. DJI heeft verder verzocht [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen.
8. De kantonrechter heeft in de beschikking de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Aan het voorwaardelijke verzoek van DJI is de kantonrechter niet toegekomen omdat is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en de voorwaarde van het tegenverzoek niet is vervuld.

Verzoeken in hoger beroep

9. In hoger beroep verzoekt [verzoeker] samengevat het volgende:
  • primair: de arbeidsovereenkomst te herstellen vanaf 29 april 2021,
  • subsidiair: DJI te veroordelen de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen vanaf 29 april 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • DJI te veroordelen aan [verzoeker] het achterstallig loon c.a. te betalen vanaf
  • DJI te veroordelen [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de beschikking weder te werk te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend op 29 april 2021 wordt hersteld, als voorziening te treffen dat DJI wordt veroordeeld aan [verzoeker] te betalen EUR 2.093,-- bruto voor iedere maand dat de onderbreking duurt, dit ter compensatie van het door [verzoeker] geleden nadeel;
- DJI te veroordelen aan [verzoeker] de proceskosten van beide instanties te betalen.
10. DJI heeft verzocht de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, en [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.

De beoordeling van het hoger beroep

11. [verzoeker] betoogt met de
grievendat er geen dringende reden was om hem op staande voet te ontslaan. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Waar nodig zal daarbij op de afzonderlijke grieven worden ingegaan.
11. De kantonrechter heeft in r.o. 5.2 tot en met 5.8.3 van het bestreden vonnis geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden, onder meer als volgt.:
“5.4 Blijkens de ontslagbrief d.d. 29 april 2021 heeft DJI aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [verzoeker] op 26 april 2021 eenzijdig fysiek geweld heeft toegepast jegens een gedetineerde, zonder dat daarvoor een grondslag aanwezig was, alsmede dat hij daarover onjuist heeft verklaard.
5.5
Vastgesteld kan worden dat partijen er een verschillende lezing van de feiten op na houden ten aanzien van hetgeen zich op 26 april 2021 exact heeft afgespeeld. Daarbij geldt dat DJI het door haar gestelde feitencomplex heeft onderbouwd met camerabeelden, die ter mondelinge behandeling zijn getoond, alsmede met een tweetal schriftelijke verklaringen van collega’s van [verzoeker] die, zo is door [verzoeker] niet weersproken, bij het incident aanwezig zijn geweest. Het feitencomplex zoals door [verzoeker] gesteld is (louter) onderbouwd met zijn eigen verklaring, welke volgt uit hetgeen in de onderhavige procedure door hem naar voren is gebracht alsook uit het door hem naar aanleiding van het incident opgemaakte rapport.
5.6
Niet in geschil is tussen partijen dat de gedetineerde [gedetineerde] de betreffende dag met een nog in werking zijnde tablet, waarmee met beeld en geluid werd gebeld, vanuit de bezoekruimte de gang op is gelopen, hetgeen in strijd is met de binnen de PI geldende huisregels. Eveneens staat voldoende vast dat [gedetineerde] eerst (meermaals) door [verzoeker] en/of zijn collega’s op deze overtreding is aangesproken. Ter mondelinge behandeling heeft de kantonrechter na het zien van de camerabeelden voorts vastgesteld dat de lezing van de feiten zoals door [verzoeker] gesteld ten aanzien van hetgeen zich nadien heeft afgespeeld, niet (geheel) strookt met de camerabeelden. Zo volgt uit de camerabeelden, anders dan door [verzoeker] in zijn rapport vermeld, dat op het moment dat [verzoeker] op gedetineerde [gedetineerde] afliep, laatstgenoemde de tablet reeds had afgegeven aan de PI-medewerker [collega 1]. Daarnaast volgt uit de camerabeelden niet dat, zoals door [verzoeker] gesteld, gedetineerde [gedetineerde] aan [verzoeker] als eerste een klap heeft uitgedeeld. Uit de camerabeelden volgt wel dat na de tussen [verzoeker] en [gedetineerde] ontstane woordenwisseling, [verzoeker] en [gedetineerde] nagenoeg gelijktijdig naar elkaar zijn toe gelopen, neus en neus met elkaar zijn gaan staan en dat [verzoeker] als eerste zijn hoofd naar voren richting het hoofd van [gedetineerde] beweegt, waarna [gedetineerde], in reactie daarop, met zijn handen een wegduwende beweging maakt richting [verzoeker]. Vervolgens worden [verzoeker] en [gedetineerde] met behulp van de aanwezige omstanders, waaronder collega’s en gedetineerden, van elkaar gescheiden. De camerabeelden ondersteunen dan ook de lezing van de feiten zoals door DJI geschetst. Hetgeen uit de camerabeelden volgt wordt bovendien onderschreven door de twee getuigenverklaringen. Zo is door [collega 1] verklaard:
“Ik zag dat de collega [verzoeker] een kopstoot beweging maakte richting de gedetineerde. Ik zag dat de gedetineerde hierop reageerde en met de binnenkant van zijn rechter hand op het gezicht van collega zette en met enige kracht wegduwde”. Daarnaast heeft [collega 2] verklaard
: “Vervolgens zag ik collega [verzoeker], hoog in zijn emotie, in de richting van gedetineerde [gedetineerde] lopen om gelijk neus aan neus met hem te gaan staan. Naar mijn idee liep collega [verzoeker] op dat moment daadwerkelijk met zijn hoofd tegen die van gedetineerde [gedetineerde] aan, waarop deze laatste een wegduwende beweging maakte naar collega [verzoeker]”. Ook door het Bureau Integriteit is op basis van de camerabeelden geconcludeerd dat door [verzoeker] aan [gedetineerde] een kopstoot is gegeven en dat [gedetineerde] [verzoeker] daarop met twee handen van zich af duwt.
5.7
De hoofd/nekbeweging van [verzoeker] zoals deze op de camerabeelden is te zien, wordt ook door de kantonrechter als een kopstootbeweging aangemerkt. Gelet op de camerabeelden, de verklaring van [collega 2] alsook de reactie van [gedetineerde] gaat de kantonrechter er daarbij vanuit dat van enige aanraking, zij het (zo is ook door Bureau Integriteit geconcludeerd) niet hard, sprake is geweest. Dat
de kopstootbeweging van [verzoeker] (louter) is veroorzaakt door een spasme waar [verzoeker] aan lijdt, is door DJI betwist en bij gebreke van een deugdelijke (medische) onderbouwing daarvan, en mede in aanmerking genomen de overige gedragingen van [verzoeker] (waaronder het hoog in de emotie zitten, het tot dichtbij benaderen van [gedetineerde] , het neus aan neus gaan staan en het zich breed maken), naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende, komen vast te staan. In het geval [verzoeker] aan spasme lijdt had van hem, gelet op zijn functie en de omgeving waarin hij werkt met alle veiligheidsrisico’s van dien, bovendien verwacht mogen worden dat hij daarvan bij DJI eerder melding zou hebben gemaakt.
5.8
Op basis van voornoemde bevindingen en alle omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking nemende, is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een dringende reden, zodanig dat van DJI redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te laten voortduren. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.8.1
Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] in 2018 is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Deze aanstelling is met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. [verzoeker] valt derhalve onder de werkingssfeer van titel 7.10 BW, doch is uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met een overheidswerkgever ook na 1 januari 2020 ambtenaar gebleven. Uit de van toepassing zijnde Ambtenarenwet 2017 volgt
dat [verzoeker] zich moet houden aan wettelijke voorschriften, hij de aan zijn functie verbonden eisen in acht dient te nemen en zich daar bovenop dient te gedragen zoals het een goed ambtenaar betaamt. Ten aanzien van [verzoeker] zijn daarnaast de Gedragscode Integriteit Rijk en de Gedragscode DJI van toepassing, die een (minimum) kader voor integer handelen vormen. Aan een ambtenaar in overheidsdienst worden hoge eisen gesteld ten aanzien van integriteit en betrouwbaarheid. Een overheidswerkgever heeft een groot belang bij een burger die vertrouwen heeft in zijn functioneren. Door integriteitskwesties kan de motivatie van de burger om zich te conformeren aan de door de overheid opgelegde regelgeving immers in het gedrang komen. Niet integer handelen kan daarnaast veiligheidsrisico’s met zich brengen en de overheid in het algemeen schaden. Ten aanzien van een detentieomgeving geldt daarnaast meer specifiek dat de gedetineerden volledig afhankelijk zijn van degenen die hen bewaken en dat de ambtenaren juist het goede voorbeeld dienen te geven aan de gedetineerden.
5.8.2
In de Gedragscode DJI staat met betrekking tot de kernwaarde respect onder het kopje “Geweldsincidenten met justitiabelen” (pagina 7) vermeld, dat de medewerkers hebben geleerd om conflicten te voorkomen en ze professioneel op te lossen, hetgeen betekent: de situatie onder controle krijgen en houden, tot op zekere hoogte begrip tonen en vooral met argumenten proberen te overtuigen. Pas als er echt geen andere – lees verbale – mogelijkheden zijn, kan volgens de geldende instructies gebruik worden gemaakt van geweld(smiddelen). Opgemerkt
wordt daarbij dat ook bedreiging en intimidatie als vormen van geweld worden aangemerkt. Uitgangspunt is dat geweld jegens justitiabelen niet is toegestaan. Uitzondering daarop is geweld volgens de geweldsinstructie van de inrichting of de dienst voor zelfverdediging of om een situatie onder controle te krijgen. [verzoeker] heeft niet betwist met de inhoud van de Gedragscode DJI bekend te zijn. Door DJI is daarnaast onweersproken gesteld en met stukken onderbouwd dat [verzoeker] de basisopleiding tot complexbeveiliger heeft gevolgd en afgerond.
Onderdeel van deze opleiding vormt de training Elementaire Zelfverdediging. De medewerkers van DJI worden erop getraind de-escalerend op te treden en de training is erop gericht om (in beginsel) verbaal de situatie onder controle te krijgen. De medewerker wordt erop getraind om in diverse situaties de juiste veilige afstand in te nemen ten opzichte van de (mogelijke) agressor. Daarbij komt onder meer aan de orde dat om de lichaamshouding van de gedetineerde
te lezen en te beoordelen van welke situatie sprake is, het hanteren van een (uitlees) afstand belangrijk en noodzakelijk is.
5.8.3
De gedragingen van [verzoeker], (mede) bezien in het licht van het voorgaande, brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat [verzoeker] in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode DJI, hetgeen hij in de training Elementaire Zelfverdediging heeft geleerd, alsook hetgeen van hem in de gegeven omstandigheden in redelijkheid verwacht mocht worden. Daarbij
wordt in de eerste plaats van belang geacht dat de kantonrechter van een direct aanwezige dreiging die het handelen van [verzoeker] noodzakelijk maakte c.q. rechtvaardigde, niet gebleken is. De tablet was door [gedetineerde] reeds afgesloten en afgegeven op het moment dat [verzoeker] zich lopend richting [gedetineerde] begaf, zodat de situatie al “onder controle” was. Niet gebleken is voorts dat [gedetineerde] als eerste fysiek geweld richting [verzoeker] heeft gebruikt, zodat van (een noodzaak tot)
zelfverdediging evenmin sprake was. Voor zover hetgeen door [gedetineerde] in woord richting [verzoeker] werd geuit door [verzoeker] als bedreigend is ervaren, geldt daarnaast dat [verzoeker] zich ten tijde van het ontstaan van de woordenwisseling nog op een grote (en veilige) afstand van [gedetineerde] bevond en het dan voor de hand had geleden deze afstand te bewaren. In de ruimte bevonden zich direct naast [gedetineerde] bovendien twee collega’s van [verzoeker], zodat [verzoeker] er niet alleen
voor stond en (voldoende) bijstand had. Door, ondanks het voorgaande, toch op [gedetineerde] af te lopen, neus aan neus met hem te gaan staan, de voorgeschreven uitleesafstand niet in acht te nemen en (als eerste) een kopstootbeweging richting [gedetineerde] te maken, heeft [verzoeker] buitenproportioneel, grensoverschrijdend en (onnodig) escalerend gehandeld. Niet ter zake doende daarbij is dat er ten gevolge van het handelen van [verzoeker] geen lichamelijk letsel is opgetreden. Gegeven de omstandigheden en gelet op zijn functie had [verzoeker] rustig behoren te blijven en met minder vergaande maatregelen en met verbale middelen kunnen volstaan. In plaats daarvan heeft [verzoeker] zich door zijn emoties laten leiden, de situatie onnodig groter gemaakt en laten escaleren met de nodige onrust en veiligheidsrisico’s voor zichzelf, zijn collega’s, [gedetineerde] en de overige aanwezige gedetineerden tot gevolg. Dergelijke gedragingen zijn
niet passend binnen de werkomgeving en bij de functie die [verzoeker] bekleedt. De binnen DJI geldende kernwaarden respect, betrouwbaarheid, openheid en professionaliteit dienen te worden nageleefd en de veiligheid van de gedetineerden en medewerkers dient zoveel als mogelijk te worden gewaarborgd en niet onnodig in gevaar te worden gebracht. Van bijkomend belang acht
de kantonrechter voorts dat van een kleine eenmalige misstap/inschattingsfout geen sprake is. Gedurende het (ten tijde van het incident) nog geen drie jaar durende dienstverband van [verzoeker] hebben er immers meermaals gesprekken plaatsgevonden waarbij diverse uiteenlopende klachten/op- en aanmerkingen omtrent zijn functioneren aan de orde zijn gesteld. Voor het laatst op 14 april 2021, zijnde minder dan twee weken voor het incident, heeft er nog een dergelijk gesprek plaatsgevonden. [verzoeker] was dan ook een gewaarschuwd mens en
verwacht mocht worden dat hij onder deze omstandigheden extra alert was en zich bewust was van zijn gedrag. [verzoeker] heeft zowel ten tijde als na het incident geen blijk gegeven zich van de bezwaarlijkheid van zijn handelen bewust te zijn. De discrepanties tussen de camerabeelden en hetgeen door [verzoeker] in zijn rapport is vermeld maken daarnaast dat [verzoeker] niet volledige/onjuiste informatie heeft verstrekt. Onder de gegeven omstandigheden kan van DJI
redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te laten voortduren.”
13. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kantonrechter en de gronden waarop dit berust en maakt deze tot de zijne. Daarbij tekent het hof aan dat de bevindingen van de kantonrechter naar aanleiding van de camerabeelden aansluiten op die van het hof, zoals ook blijkt uit het proces verbaal van de zitting van 24 maart 2022.
13. De grieven leiden niet tot een ander oordeel. Dit wordt hierna toegelicht.
Camerabeelden
15. [verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de camerabeelden, omdat aan zijn advocaat geen drager met de beelden daarop is verstrekt. Volgens [verzoeker] is hem daarmee de mogelijkheid ontnomen om een deskundige de beelden te laten beoordelen en om bijvoorbeeld screenshots te maken. Het hof verwerpt dit standpunt. De advocaat van [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld om deze beelden op locatie te bekijken op de wijze zoals hem voorstond. Van deze gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt. In de eerste aanleg zijn de beelden ter zitting bekeken en besproken. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn deze beelden opnieuw uitgebreid bekeken. Bij die gelegenheid heeft de advocaat van [verzoeker] de beelden ook kunnen bekijken/terugkijken op de wijze waarop hij dat wenste. Desgevraagd kon de advocaat van [verzoeker] niet aangeven welk belang is geschonden door het niet (vooraf aan de zitting in hoger beroep) verstrekken van deze beelden, dan wel welk redelijk belang hij daarbij had. Dat er sprake is van ontbrekende beelden en/of manipulatie daarvan is gesteld noch gebleken.
Grieven 1 en 3
16. Met
grief 1betoogt [verzoeker] dat DJI voor de door haar aangevoerde dringende reden moet bewijzen dat er tussen [verzoeker] en Frima fysiek contact is geweest en dat dit bewijs niet is geleverd. Verder is het ontslag niet onverwijld gegeven. Ook is onjuist dat [verzoeker] in strijd met de waarheid heeft verklaard over het incident.
16. Met
grief 3betoogt [verzoeker] dat uit de camerabeelden niet kan worden afgeleid dat hij eenzijdig geweld heeft toegepast. Of [verzoeker] een kopstootbeweging heeft gemaakt is niet relevant, omdat hem in de ontslagbrief is verweten dat hij een kopstoot heeft gegeven. Uit de camerabeelden blijkt verder dat [verzoeker] een beweging naar voren maakt als hij praat. Hiervan biedt [verzoeker] bewijs aan. Er is geen noodzaak medische informatie over te leggen, aldus nog steeds [verzoeker].
16. Deze grieven falen, om de volgende redenen.
18.1
De dringende reden vergt niet dat DJI bewijst dat [verzoeker] door zijn toedoen in fysiek contact met [gedetineerde] is gekomen. Het moet naar het oordeel van het hof voor [verzoeker] uit de ontslagbrief onmiddellijk duidelijk zijn geweest dat de reden waarvoor het ontslag op staande voet is gegeven ziet op het eenzijdig toepassen van geweld jegens een gedetineerde, waarvoor – en DJI heeft dit bij herhaling en onder verwijzing naar de toepasselijke Gedragscode – onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat daartoe geen fysiek contact nodig is en dat bedreiging en intimidatie ook vormen van geweld zijn. Het noemen van
“het geven van een kopstoottussen haakjes geplaatst na
“het eenzijdig door u gebruikt geweld”betekent niet dat hier fysiek contact moet worden bewezen. Duidelijk is dat dit voorbeeld ziet op de uit de camerabeelden blijkende kopstootbeweging.
18.2
Anders dan [verzoeker] aanvoert is uit de camerabeelden niet af te leiden dat [verzoeker] als hij praat een beweging naar voren maakt, volgens hem niet zijnde een koopstoot-beweging, maar – naar het hof begrijpt – alsof hij als een soort tic, een kopstoot geeft. Het bewijsaanbod is onvoldoende onderbouwd om ter zake dienend te zijn.
18.3
Uit het gespreksverslag van 28 april 2021 blijkt dat het ontslag onverwijld, dat wil zeggen zo’n 20 minuten na afronding van het gesprek met [verzoeker] is gegeven op 28 april 2021. [verzoeker] neemt ten onrechte tot uitgangspunt dat hij op 29 april 2021 is ontslagen en zegt daarover dat dit te laat is omdat
“zij op 28 april 2021 reeds de beschikking had over alle informatie op basis waarvan zij de beslissing om Nouredinne te ontslaan kon nemen”. Dat laatste is ook gebeurd. De ontslagbrief heeft als onderwerp
“bevestiging ontslag op staande voet d.d. 28 april 2021”en er wordt bevestigd
“dat u per 28 april 2021 op staande voet bent ontslagen”. Dat het ontslag toch niet onverwijld is gegeven is verder onvoldoende onderbouwd.
Grieven 2 en 7
19. Met
grief 2betoogt [verzoeker] dat hij niet in strijd met de waarheid heeft verklaard. Hij heeft wel verklaard dat [gedetineerde] de tablet nog had, maar tussen het moment waarop [gedetineerde] de tablet aan [collega 1] gaf en het moment waarop [gedetineerde] naar [verzoeker] loopt zit slechts 1 seconde. Dit kan [verzoeker] niet worden tegengeworpen. [collega 1] heeft verder verklaard dat [gedetineerde] met de binnenkant van zijn rechterhand op het gezicht van [verzoeker] sloeg.
19. Met
grief 7betoogt [verzoeker] dat er sprake was van een directe dreiging. Op de camerabeelden is immers te zien dat [gedetineerde] als eerste een dreigende houding aanneemt zodat [verzoeker] zich terecht bedreigd heeft gevoeld, aldus nog steeds [verzoeker].
19. Deze grieven falen. Uit de beelden blijkt dat er geruime tijd – meerdere seconden – zit tussen het moment waarop [gedetineerde] de tablet aan [collega 1] geeft en het moment dat [gedetineerde] in de richting van [verzoeker] loopt. Er was dan ook geen noodzaak of aanleiding voor [verzoeker] om, terwijl de tablet al was afgesloten en afgegeven, nog richting [gedetineerde] te lopen en een dreigende houding aan te nemen. Van een directe initiële dreiging van [gedetineerde] was geen sprake, en dit blijkt ook niet uit de beelden. [verzoeker] had alle tijd en gelegenheid om de zaak niet te laten escaleren. De verklaring van [verzoeker] op onder meer dit punt klopt dus niet. Op de beelden is niet te zien dat [gedetineerde] [verzoeker] slaat, wel dat deze [verzoeker] wegduwt. Dit gebeurde nadat [verzoeker] de kopstoot-beweging had gemaakt. Verder is dit punt voor de beoordeling van de dringende reden niet van belang, omdat het niet afdoet aan de verweten kopstoot-beweging.
Grieven 4 tot en met 7
22. Met
grief 4betoogt [verzoeker] dat het feitencomplex dat aan de dringende reden ten grondslag is gelegd niet is bewezen.
22. [verzoeker] stelt met
grief 5dat een ontslag op staande voet een ‘ultimum remedium’ is en dat de kantonrechter dit heeft miskend.
22. Met
grief 6bestrijdt [verzoeker] dat hij in strijd met de Gedragscode heeft gehandeld.
22. Verder betoogt [verzoeker] met
grief 7– zie ook hiervoor over deze grief ook r.o. 20 en 21 – dat de kantonrechter het eerder functioneren van [verzoeker] niet in de beoordeling had moeten betrekken, omdat dit niet relevant is aangezien het niet gaat om soortgelijke incidenten.
22. Deze grieven falen. Het bedoelde feitencomplex (eenzijdig geweld tegen een gedetineerde) is bewezen met de door de kantonrechter genoemde beelden en verklaringen. [verzoeker] heeft wel in strijd met de Gedragscode gehandeld, in het bijzonder met de paragraaf
“Geweldsincidenten met justitiabelen”, waarin in duidelijke bewoordingen staat dat DJI niet toestaat dat medewerkers geweld gebruiken anders dan bij zelfverdediging of om een situatie onder controle te krijgen. Bij dit incident had [verzoeker] de situatie niet moeten laten escaleren. Dit mag ook van hem worden verwacht uit hoofde van zijn functie als bewaarder in een penitentiaire inrichting. Het karakter van een ontslag op staande voet als ‘ultimum remedium’ is niet miskend. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] leiden niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheden – kort gezegd: de reputatie van [verzoeker] is door het ontslag besmeurd, zijn plannen om een gezin te stichten zijn afgebroken – zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende, gezien de ernst van zijn handelen, om aan de rechtsgeldigheid van het ontslag af te doen. [verzoeker] was ten tijde van het ontslag 25 jaar oud en moet geacht worden binnen niet al te lange tijd elders betaald werk te vinden. Verder is het eerdere functioneren van [verzoeker] wel van belang omdat daaruit blijkt dat hij in een relatief korte periode van een paar jaar al een aantal malen op zijn gedrag is aangesproken.
Grief 8
27. Met
grief 8betoogt [verzoeker] dat hij niet in de proceskosten had moeten worden veroordeeld omdat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Deze grief faalt omdat [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten van de eerste aanleg is veroordeeld.
Bewijsaanbod
28. Het hof verwerpt het in algemene termen gestelde bewijsaanbod. Dit bewijsaanbod voldoet niet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen.
Slotsom
29. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Bij deze uitkomst past dat [verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep wordt veroordeeld. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals verzocht.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de tussen partijen op 29 september 2021 gegeven beschikking van de
  • wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
  • veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van DJI tot op heden begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 2.228,-- aan salaris advocaat
  • verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.S. van Coevorden, C.J. Frikkee en M.D. Ruizeveld en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2022 in aanwezigheid van de griffier.