Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.MOMO MAKELAARDIJ EN VASTGOED B.V., als rechtsopvolger van
MOMO MAKELAARDIJ,
[appellant 2],
[appellant 3],
- het tussenarrest van 9 maart 2021 en de daarin genoemde stukken, waaronder het door de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, sector kanton (hierna ook: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 13 november 2020 (hierna: het vonnis);
- de memorie van grieven met zes grieven en 26 producties;
- de memorie van antwoord, met twee producties.
1.Feiten
heeft (…) aan de makelaar[Momo, hof]
een door deze aanvaarde opdracht verstrekt tot het verlenen van diensten bij de aanhuur van een woning waaromtrent hieronder nadere bijzonderheden zijn vermeld.
2.De vordering, de beslissing van de kantonrechter en de grieven
3.Beoordeling in hoger beroep
heeft eind december 2013 een overeenkomst gesloten met Schildewoud Vastgoed CV (hierna: Schildewoud), een verhuurder van woonruimte. In de overeenkomst staat onder meer dat de verhuurder aan Duinzigt de niet-exclusieve toestemming geeft woonruimte van eerstgenoemde te presenteren aan potentiële huurders door publicatie op de website van Duinzigt of van Pararius of door andere media, en dat de verhuurder hiervoor geen tegenprestatie is verschuldigd.
heeft contact opgenomen met Duinzigt. Zij kon de te huren woning pas bezichtigen als zij zich als woningzoekende bij Duinzigt had ingeschreven. [geopposeerde] heeft dat gedaan. Zij heeft voorts p. 1 van de algemene voorwaarden van Duinzigt geparafeerd en de tweede en laatste pagina van de algemene voorwaarden voor akkoord getekend. In art. 17 van de algemene voorwaarden staat dat [geopposeerde], indien Duinzigt een woning voor haar huurt, eenmalig een courtage is verschuldigd, gelijk aan één maand huur.
- dat door ( [medewerker 3] ) Flinq is bevestigd in haar mail van 6 januari 2021 aan de advocaat van Momo (productie 22 hb Momo) dat de verhuurder haar opdracht had gegeven er onder meer voor te zorgen dat de woning werd verhuurd en dat Flinq voor haar werkzaamheden een vergoeding van de verhuurder heeft ontvangen;
- dat (een medewerker van) Flinq voor de verhuurder (naast Momo) aanwezig was bij de bezichtiging van de benedenwoning aan de [adres] en met Momo de afspraak voor de bezichtiging heeft gemaakt;
- dat Flinq na voormelde bezichtiging de bovenwoning aan de [adres] heeft aangeboden, welke woning [geïntimeerde] uiteindelijk heeft gehuurd;
- dat de te tekenen (concept-)huurovereenkomst door Flinq aan Momo is verzonden;
- dat (een medewerker van) Flinq aanwezig was bij de ondertekening van de huurovereenkomst op 2 oktober 2018 door [geïntimeerde] en haar mede-huursters en op 3 oktober 2018 de (naar het hof begrijpt) door alle partijen getekende huurovereenkomst aan [geïntimeerde] en haar mede-huursters heeft gezonden;
- dat de verhuurder een eigen bemiddelaar had, die ook daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht in verband met het aangaan van de huurovereenkomst;
- dat ( [medewerker 3] ) Flinq bij e-mail van 20 januari 2020 aan de advocaat van Momo heeft meegedeeld dat noch Flinq noch de verhuurder ooit een overeenkomst met Momo heeft afgesloten (productie 8 ea en 21 hb Momo);
- dat Momo niet eerst woningen (al dan niet op een voor ieder toegankelijke wijze) aanbood, waarna [geïntimeerde] op dit aanbod heeft gereageerd (zoals in de Duinzigt-zaak), maar [geïntimeerde] een zoekopdracht aan Momo heeft gegeven, waarna Momo [geïntimeerde] in de e-mail van 14 september 2018 heeft bericht: “5 nieuwe woningen gevonden!”;
- dat namens Momo tijdens het pleidooi desgevraagd is verklaard dat zij deze woningen heeft gezocht en gevonden op websites van derden (van Funda en Pararius), welke verklaring niet gemotiveerd is betwist;
- dat de woning (die uiteindelijk door [geïntimeerde] is gehuurd) door Flinq op 21 september 2018 namens de verhuurder is aangeboden na de bezichtiging op 18 september 2018 van een andere woning van de verhuurder, zodat die niet in de e-mail van 14 september 2018 is aangeboden;
- dat de werkzaamheden van Momo in verband met de totstandkoming van de huurovereenkomst (het zoeken van beschikbare woningen, (het regelen van) de bezichtiging, het doorsturen van de (concept)huurovereenkomst, de aanwezigheid bij de ondertekening van het huurcontract, het inplannen van de oplevering en sleuteloverdracht en het voeren van correspondentie met [geïntimeerde] en haar vriendinnen en met Flinq) in het belang waren van [geïntimeerde] ;
geensprake was van een bemiddelingsovereenkomst tussen Momo en de verhuurder.
uitzonderinggeldt wanneer de website als een elektronisch prikbord functioneert. Aan de vraag of de uitzondering op de regel geldt kan (logischerwijs en praktisch) pas worden toegekomen als de regel geldt. Daarvan is in casu geen sprake. Er stonden immers op de website van Momo helemaal geen woningen, zodat de vraag of die website een prikbordfunctie had niet relevant is. Ook als hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen over deze uitzondering van toepassing zou zijn op andere situaties waarin de bemiddelaar in opdracht of met toestemming van de verhuurder door deze te verhuren woningen aanbiedt (en er aldus sprake is van een bemiddelingsovereenkomst met de verhuurder), wordt pas aan de vraag toegekomen of de uitzondering zich voordoet als vaststaat dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst tussen de bemiddelaar en de verhuurder. Zoals hiervoor overwogen, kan niet worden aangenomen dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst tussen Momo en de verhuurder en is al om die reden artikel 7:417, lid 4, BW niet van toepassing, zodat de vraag of de uitzondering op toepasselijkheid van dit artikel zich voordoet niet aan de orde is.