Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
- het procesdossier eerste aanleg, waaronder het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021 (hierna ook: het bestreden vonnis),
- de appeldagvaarding van 31 mei 2021 (tevens inhoudende grieven),
- de memorie van antwoord, met producties 10-12,
- de producties 13-14 van EYAN,
- de producties 30-31 van [appellant] ,
- het proces-verbaal van de pleidooizitting van 30 november 2021.
3.Beoordeling van het hoger beroep
accede) tot EYAN per 1 april 2019 (artikel 2) (hierna ook: de EYAN-overeenkomst).
- de voorzieningenrechter heeft miskend dat [appellant] in persoon als partner is toegetreden tot EYAN en eerder ook tot Ernst & Young Nederland LLP (EY NL) en Ernst & Young Accountants LLP (EYA), dat [appellant] zijn winstaandeel weliswaar (indirect) van EY NL ontving maar (nog meer) indirect van EYAN en eerder EYA, en dat EYAN de EYAN-overeenkomst niet aan [appellant] in persoon heeft opgezegd (grieven I en II);
- EYAN heeft in eerste aanleg niet vóór alle weren ten aanzien van [appellant] een beroep op het arbitraal beding gedaan (grieven III en IV);
- de voorliggende vordering valt buiten de reikwijdte van het arbitraal beding (grief IV);
- het arbitraal beding is onredelijk bezwarend en uit dien hoofde vernietigbaar (grief IV);
- ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [appellant] geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht, en ook overigens niet aannemelijk is, dat de gevraagde voorziening niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen (grief V).
provisionally enforceable decision for urgent reasons” tevens ziet op een artikel 843a Rv-vordering als de onderhavige. Dit is echter niet relevant omdat ook zonder deze clausule de vordering onder de werking van het arbitraal beding valt. Overigens valt niet in te zien waarom een dergelijke vordering (de onderhavige vordering) buiten die omschrijving zou vallen.
4.Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van EYAN begroot op € 3.614 tot op heden, en op € 163 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85 indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betreffende termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.