Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/583219 / HA ZA 19-1159
[A], wonend in Den Haag,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 18 mei 2021, gericht en betekend aan [A] , waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2021;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen 1-26;
- de memorie van antwoord van [A] , met bijlagen A-E;
- het H16-formulier (roldatum 14 december 2021), ingediend door mr. Erkens, waarmee deze zich stelde voor de toenmalig beschermingsbewindvoerder van [A] (Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V.).
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
(i) doordat rekeningen en lasten van [A] in de periode 20 februari tot en met 1 juni 2017, zakelijk en privé, niet zijn betaald;
(ii) doordat [appellante] in de periode 14 februari tot 1 juni 2017 de bruto omzet van de strandtent na ontvangst grotendeels heeft achtergehouden en geen-btw aangiften heeft gedaan; en
(iii) wegens verergering van de psychische problemen van [A] als gevolg van de wanprestatie en onrechtmatige daad van [appellante] ,
op te maken bij staat, met veroordeling van [appellante] in de kosten en afwijzing van het meer of anders gevorderde.
5.Vorderingen in hoger beroep
grief Ikomt [appellante] voor zover van belang op tegen het oordeel van de rechtbank dat haar overeenkomst met [A] ertoe strekte dat zij zou zorgdragen voor het betalen van schuldeisers van [A] – naar het hof begrijpt doelde het oordeel van de rechtbank, dat de overeenkomst tussen partijen er mede toe strekte dat [appellante] [A] wat betreft ‘de rekeningen’ geheel zou ‘ontzorgen’, mede hierop – en het afhandelen van de omzetbelasting van de strandtent. Met
grief IIkomt zij op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij hierin is tekortgeschoten. Met
grief IIIkeert [appellante] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat zij (contante) omzet heeft verduisterd. In haar verweer ligt besloten dat zij ook de stelling van de bewindvoerder betwist dat zij voor het afstorten van de contante omzet verantwoordelijk was of dat zij over het uitblijven van afstortingen had dienen te communiceren met [A] . Met
grief IVbestrijdt [appellante] het oordeel van de rechtbank dat aannemelijk is dat de psychische problemen van [A] (mede) door haar toedoen zijn verergerd en dat zij hiervoor aansprakelijk is. Met
grief Vtekent [appellante] bezwaar aan tegen de afwijzing door de rechtbank van haar geldvordering op [A] .
6.Beoordeling in hoger beroep
beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
beoordeling ten gronde
grief IIwil betogen dat zij de aangiften omzetbelasting (correct) heeft verzorgd, is haar grief ongegrond. [appellante] beroept zich op de notariële akte van 31 mei 2017 (hiervoor, 3.10), waarin [A] heeft gegarandeerd dat haar onderneming sinds haar oprichting alle vereiste belastingaangiften heeft gedaan; volgens [appellante] heeft deze akte tussen partijen dwingende bewijskracht. Uit de eigen stellingen van [appellante] volgt echter al dat wat in deze akte staat volgens haar niet klopt. Zij spreekt er immers over dat in de strandtent zwarte omzet werd gedraaid, en dat zijzelf in elk geval geen aangiften omzetbelasting heeft verzorgd (memorie van grieven, 60).
grieven II (deels, vlg. hiervoor, 6.10), IV en Ven iedere overige beslissing aanhouden.
7.Beslissing
- draagt de bewindvoerder bewijs op van haar stelling dat:
- bepaalt dat, indien de bewindvoerder getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren in eerste instantie zullen worden gehouden in één van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.W. Frieling, op
- bepaalt dat, indien een partij binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, opgeeft verhinderd te zijn op de genoemde datum en tijdstip en daarbij de verhinderdata van beide partijen en zo mogelijk ook die van de getuigen in de maanden
- bepaalt dat de bewindvoerder de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen uiterlijk zeven dagen voorafgaand aan de zitting aan de raadsheer-commissaris en aan [appellante] dient op te geven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.