In deze zaak, die door het Gerechtshof Den Haag is behandeld, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam, gewezen op 22 juli 2021. De zaak is geregistreerd onder het parketnummer 10-994555-18 en het rolnummer 22-002336-21 PO. De uitspraak vond plaats op 13 oktober 2022. Het hof heeft het verzoek tot het horen van getuige [naam getuige] toegewezen en het onderzoek heropend. Dit betekent dat het hof de zaak opnieuw zal bekijken en dat er een nieuwe zitting zal plaatsvinden op een nader te bepalen tijdstip.
Tijdens de regiebehandeling op 29 september 2022 heeft het hof de raadsvrouw, mr. M.M.A.J. Goris, en de advocaat-generaal gehoord over de onderzoekswensen. Het hof heeft besloten dat de getuige op de zitting zal worden gehoord en heeft de oproeping van de betrokkene en de raadsvrouw bevolen. Tevens is er een schriftelijke conclusiewisseling gelast, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw ieder zes weken de tijd hebben om hun standpunten inzake de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan het hof te doen toekomen.
Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de advocaat-generaal en verzocht om de getuige tijdig het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2022 te verstrekken, evenals de pleitnota van de raadsvrouw. De zaak zal gelijktijdig met een andere strafzaak worden behandeld, waarbij het hof verzoekt om de zaak aan te brengen bij een kamer waar de betrokken rechters deel van uitmaken. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Knoop, en is openbaar uitgesproken.