ECLI:NL:GHDHA:2022:2857

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
200.308.093/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een hoger beroep in een Second Opinion-procedure met betrekking tot ontruiming en gebruiksvergoeding

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam, waarin hij werd veroordeeld tot ontruiming en betaling van een gebruiksvergoeding, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het hoger beroep is ingediend bij exploot van 3 maart 2022, na een kort geding dat op 4 februari 2022 had plaatsgevonden. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 5 april 2022 een mondelinge behandeling gelast, die op 20 mei 2022 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben beide partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure, waarvoor zij een ingevuld SO-formulier hebben ingediend. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en de zaak herbeoordeeld volgens de regels van de Second Opinion-procedure.

De grief van [appellant] was dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van de geïntimeerde, Stichting Woonstad Rotterdam, had toegewezen. Het hof heeft de zaak herbeoordeeld aan de hand van de stukken uit de eerste aanleg en heeft zich verenigd met de overwegingen van de kantonrechter. Het hof heeft besloten het vonnis van de kantonrechter te bekrachtigen, zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder het Second Opinion Reglement. Tevens is [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn beperkt tot het door Woonstad betaalde griffierecht en een punt voor de mondelinge behandeling.

De beslissing van het hof is op 2 augustus 2022 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de kosten van de procedure zijn vastgesteld op € 783,- aan griffierecht en € 1.114,- aan salaris voor de advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.308.093/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: 9607979 \ VV EXPL 21-540
Publicatienummer vonnis: ECLI:NL:RBROT:2022:736

Arrest van 2 augustus 2022

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.J.J. Hendrikse te Amsterdam,
tegen:

Stichting Woonstad Rotterdam,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonstad,
advocaat: mr. E.J. Lichtenveldt te Rotterdam.

Het geding

1. Bij exploot van 3 maart 2022 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van de kantonrechter te Rotterdam van 4 februari 2022. Bij arrest van 5 april 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Deze is gehouden op 20 mei 2022. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Beide partijen hebben daartoe een ingevuld en ondertekend SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) ingediend. Het verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure is toegewezen, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

2. Door indiening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De grief van [appellant] bestaat eruit dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van Woonstad heeft toegewezen door [appellant] te veroordelen tot ontruiming en tot betaling van een gebruiksvergoeding, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak herbeoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop voor het laatst vonnis werd gevraagd (artikel 3.6 SOR). De zaak wordt in hoger beroep dus herbeoordeeld aan de hand van de stukken in eerste aanleg met inachtneming van de grief.
4. Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken in eerste aanleg – verenigt zich met de overwegingen van de kantonrechter en maakt die tot de zijne. Het vonnis zal derhalve worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
5. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door Woonstad betaalde griffierecht en één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief voor de mondelinge behandeling.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 4 februari 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Woonstad bepaald op € 783,- aan griffierecht en op € 1.114,- aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, M.A.F. Tan-de Sonnaville en A.A. Muilwijk-Schaaij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.