ECLI:NL:GHDHA:2022:2708

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
200.302.880/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen uit geldleningen met betrekking tot niet verschenen verweerder

In deze zaak vordert de appellante, wonend in [woonplaats], bedragen uit hoofde van diverse geldleningen die zijn afgesloten met de niet verschenen verweerder. De rechtbank had eerder geoordeeld dat zij internationaal bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen en had deze toegewezen. In hoger beroep heeft de appellante haar eis vermeerderd en de appeldagvaarding openbaar doen betekenen. Het hof oordeelt dat de appellante eerst moet aantonen dat zij alle nodige stappen heeft ondernomen om de verweerder te vinden, voordat openbare betekening kan volstaan. Het hof stelt de appellante in de gelegenheid om deze stappen te ondernemen en te onderbouwen met stukken. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de verweerder ten tijde van de overeenkomsten in Ierland en Frankrijk woonde. Het hof benadrukt dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn en dat de rechter ambtshalve de rechtsmacht moet onderzoeken. De appellante heeft haar vorderingen gebaseerd op tien schriftelijke overeenkomsten van geldlening, waarvan enkele een forumkeuzebeding bevatten. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, maar dat de appellante moet aantonen dat zij te goeder trouw heeft geprobeerd de verweerder te vinden. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 14 maart 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.302.880/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/605108 / HA ZA 21-16
Arrest van 20 december 2022
in de zaak van
[appellante],
wonend in [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. S.K. Tuithof, kantoorhoudend in Haarlem,
tegen
[verweerster],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
niet verschenen.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellante] , respectievelijk [verweerster] .

1.De zaak in het kort

1.1
In deze procedure vordert [appellante] bedragen uit hoofde van diverse in 2014 en 2015 gesloten geldleningen van de niet verschenen [verweerster] . De inleidende dagvaarding was openbaar betekend. Nadat de rechtbank bij rolbeslissing [appellante] in de gelegenheid had gesteld toe te lichten welk onderzoek zij had verricht en welke maatregelen zij had genomen om de werkelijke verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen, heeft de rechtbank bij vonnis van 12 mei 2021 geoordeeld dat zij internationaal bevoegd was van de vorderingen kennis te nemen en heeft zij vervolgens de vorderingen toegewezen. In het door [appellante] ingestelde hoger beroep heeft zij haar eis vermeerderd. [appellante] heeft de appeldagvaarding en memorie van grieven openbaar doen betekenen.
1.2
In dit tussenarrest oordeelt het hof dat met openbare betekening van de appeldagvaarding en memorie van grieven pas kan worden volstaan nadat het hof zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden met spoed en te goeder trouw zijn genomen. Het hof stelt [appellante] in de gelegenheid om deze stappen (alsnog) te nemen en dit vervolgens bij akte met stukken te onderbouwen.

2.Procedure bij de rechtbank

2.1
[appellante] heeft [verweerster] gedagvaard en gevorderd dat [verweerster] wordt veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 29.530,- uit hoofde van diverse overeenkomsten van geldlening, met rente vanaf de dag van dagvaarding. De leningen waren afgesloten ten behoeve van een door [verweerster] in Frankrijk begonnen paardenfokkerij en trainingsfaciliteit ( […] ).
2.2
Een aantal van de geldleningsovereenkomsten luidt (onder meer) als volgt:
“Loan Agreement
This Loan Agreement (…) is made and effective the (…..)
Between: Mrs [appellante] (the “Lender) (….) and Miss [verweerster] (the “Borrower”) an individual with her main address located at [adres], Ireland
(…)
This agreement shall be construed, interpreted and enforced in accordance with the laws of the Royal Kingdom of the Netherlands and processed in the court of Rotterdam or The Hague.”
2.3
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
2.4
De rechtbank heeft bij rolbeslissing van 10 maart 2021 [appellante] in de gelegenheid gesteld toe te lichten welk onderzoek zij had verricht en welke maatregelen zij had genomen om de werkelijke verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen.
2.5
Bij brief van 31 maart 2021, met producties, heeft de raadsman van [appellante] de rechtbank hierover bericht.
2.6
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 mei 2021 [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 29.530,- met rente, en [verweerster] in de kosten veroordeeld.

3.Procesverloop in hoger beroep

3.1
Bij dagvaarding van 9 augustus 2021 is [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2021.
3.2
[appellante] heeft de appeldagvaarding van 9 augustus 2021 openbaar betekend. In de appeldagvaarding is vermeld dat een uittreksel zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. In de appeldagvaarding is de (toen nog niet vermeerderde) vordering in hoger beroep vermeld, strekkende tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van de oorspronkelijke vorderingen van [appellante] .
3.3
Bij memorie van grieven, met bijlagen, heeft [appellante] haar eis vermeerderd en gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen met toewijzing van de vermeerderde eis. Bij de stukken bevindt zich een exploot d.d. 31 januari 2022 waarmee [appellante] de memorie van grieven op de voet van art. 54 lid 2 Rv (openbaar) heeft doen betekenen. Een afschrift van de publicatie in de Staatscourant in verband met de betekening van de memorie van grieven is niet overgelegd.
3.4
De griffie van het hof heeft mr. Tuithof verzocht de in het gefourneerde procesdossier ontbrekende bijlagen 1 tot en met 4 behorend bij de brief van 31 maart 2021 alsnog over te leggen en daarnaast toe te lichten of, en zo ja welke, maatregelen in hoger beroep zijn genomen om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen.
3.5
Bij e-mail van 19 september 2022 van mr. Tuithof, met bijlagen, zijn de ontbrekende stukken uit het dossier in eerste aanleg alsnog gefourneerd. In deze e-mail bericht mr. Tuithof het hof dat hij van de vorige advocaat van [appellante] , mr. [naam] , heeft volgende heeft vernomen:

ten aanzien van de betekeningen is niet verdere actie ondernomen. De deurwaarder heeft het BRP gecontroleerd. Daaraan voorafgaande is door de deurwaarder ook getracht het vonnis te betekenen. Nu ook dit openbaar is gebeurd, waren er geen andere mogelijkheden voorhanden. Ik heb de e-mail van de deurwaarder daarover bijgevoegd.”

4.Vorderingen in hoger beroep

[appellante] is in hoger beroep gekomen omdat zij in eerste aanleg enkele andere overeenkomsten van geldlening (tot een bedrag van € 10.845,-) niet in de vordering had betrokken en zij in hoger beroep nu ook betaling uit hoofde van overeengekomen kredietvergoedingen (€ 22.095,-) en (aanvullende) renteverplichtingen (€ 48.258,96) vordert. Zij heeft haar eis dienovereenkomstig gewijzigd en vordert nu de veroordeling van [verweerster] tot betaling aan [appellante] van in totaal € 110.728,96.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Het gaat in deze zaak om een door de oorspronkelijk eiseres ingesteld hoger beroep tegen een verstekvonnis dat is gewezen tegen een (niet verschenen) verweerster zonder bekende woon- of verblijfplaats. De zaak heeft een internationaal karakter, reeds omdat verweerster [verweerster] ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten in Ierland respectievelijk Frankrijk woonde of verbleef, en zij - voor zover bekend - thans ook niet in Nederland woont of verblijft. Volgens [appellante] is de woon- of verblijfplaats van [verweerster] thans onbekend, zodat zij de inleidende dagvaarding, evenals de appeldagvaarding en memorie van grieven openbaar heeft doen betekenen.
Internationale bevoegdheid
5.2
Het hof stelt voorop dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn, hetgeen betekent dat ook de rechter in hoger beroep is gehouden ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan een onderzoek te onderwerpen (HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566, met verwijzingen).
5.3
[appellante] heeft haar vorderingen gebaseerd op tien schriftelijke overeenkomsten van geldlening. Zes overeenkomsten zijn door beide partijen ondertekend en bevatten een forumkeuzebeding waarin de Nederlandse rechter (“court of Rotterdam or The Hague”) als bevoegde rechter wordt aangewezen (prod. 2, 4 en 5 bij inleidende dagvaarding en prod. 1, 2, 5 bij memorie van grieven). Eén overeenkomst (prod. 1 bij inleidende dagvaarding) bevat geen forumkeuzebeding, twee overeenkomsten (prod. 3 en 4 bij memorie van grieven) zijn niet ondertekend en van één lening is helemaal geen schriftelijke overeenkomst overgelegd.
5.4
Naar het oordeel van het hof is de Nederlandse rechter, ongeacht de woon- of verblijfplaats van [verweerster] , op grond van de forumkeuzebedingen in de schriftelijke en door beide partijen ondertekende overeenkomsten (exclusief) bevoegd kennis te nemen van de op die overeenkomsten gebaseerde vorderingen (art. 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Verordening).
5.5
Voor zover (ten aanzien van de overige leningen) niet aan de (vorm)vereisten voor een geldige forumkeuze zou zijn voldaan, is de Nederlandse rechter krachtens art. 7 lid 1 Brussel I bis bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. Het hof sluit zich (in zoverre) aan bij het oordeel van de rechtbank dat de stukken vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten bevatten dat [verweerster] , die ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten van geldlening in Ierland woonde, buiten het grondgebied van de lidstaten van de EU woonachtig is en dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen van [appellante] jegens [verweerster] kennis te nemen. Het hof verwijst daartoe naar de overwegingen 2.2 en 2.3 van het vonnis van 12 mei 2021 die het hof hier overneemt en tot de zijne maakt.
Openbare betekening van appeldagvaarding en eisvermeerdering
5.6
Het hoger beroep strekt tot toewijzing van de bij memorie van grieven vermeerderde eis. Evenals de inleidende dagvaarding zijn de appeldagvaarding en de memorie van grieven openbaar betekend.
5.7
Op grond van art. 28 lid 2 Brussel I bis-Verordening is de rechter verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de niet verschenen verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op de verdediging nodig was, te ontvangen of dat daartoe al het nodige is gedaan. Volgens de, op deze bepaling gebaseerde, rechtspraak van het HvJ EU verzet de verordening zich niet tegen het voeren van een procedure tegen en in afwezigheid van een persoon met een onbekende verblijfplaats, mits de rechter bij wie de zaak aanhangig is, alvorens uitspraak te doen, zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden, met spoed en te goeder trouw zijn ondernomen (HvJ EU 17 november 2011 C-327/10, ECLI:EU:C:2011:745 (Hypotecni banka/Lindner)). Het Unierecht staat er evenmin aan in de weg dat een verstekvonnis wordt gewezen tegen een verweerder aan wie, omdat zijn verblijfplaats niet kan worden bepaald, het gedinginleidend stuk openbaar is betekend naar nationaal recht, mits het aangezochte gerecht zich tevoren ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden, met spoed en te goeder trouw zijn ondernomen (HvJ EU 15 maart 2012, ECLI:EU:C:2012:142 (G/De Visser)).
5.8
Naar Nederlands (nationaal) recht geschiedt openbare betekening in het geval de geëxploteerde in Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats heeft aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht waar de zaak moet dienen of dient, gevolgd door publicatie van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant (art. 54 lid 2 Rv). Ook naar Nederlands (nationaal) procesrecht geldt dat aan het vereiste voor openbare betekening ex art. 54 lid 2 Rv, dat de woon- en verblijfplaats van de geëxploteerde onbekend is, pas is voldaan indien degene op wiens verzoek de openbare betekening plaatsvindt, ondanks redelijke onderzoeksinspanningen de woon- of verblijfplaats niet heeft kunnen achterhalen. Openbare betekening is immers, vanwege de minimale kans dat een openbaar betekend exploot de geëxploteerde daadwerkelijk bereikt, een laatste redmiddel.
5.9
Ingevolge art. 353 lid 1 jo. 130 lid 3 Rv is, in het geval een partij niet in het geding verschenen is, een verandering of vermeerdering van eis uitgesloten tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan haar kenbaar heeft gemaakt. Daarbij moet de dagvaardingstermijn in acht worden genomen (art. 130 lid 3 jo. 120 lid 3 Rv). Voor gedaagden zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of Europa geldt een dagvaardingstermijn van (ten minste) drie maanden (art. 115 lid 2 Rv).
5.1
Ook in eerste aanleg is de dagvaarding openbaar betekend. De rechtbank heeft bij rolbeslissing van 10 maart 2021 aan [appellante] gevraagd toe te lichten welke onderzoeksinspanningen zij heeft verricht om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen. De rechtbank heeft vervolgens, nadat [appellante] bij brief van 21 maart 2021 de gevraagde toelichting had gegeven, de vorderingen toegewezen.
5.11
Desgevraagd heeft de huidige advocaat van [appellante] in zijn onder 3.5 weergeven e-mail het hof bericht dat de deurwaarder in verband met de betekening van het vonnis nog BRP-onderzoek heeft verricht teneinde de werkelijke woon- of verblijfplaats van verweerster [verweerster] te achterhalen, maar dat geen verdere stappen zijn ondernomen en (daarom) is volstaan met openbare betekening van appeldagvaarding en memorie van grieven.
5.12
Dit werpt de vraag op of [appellante] (in hoger beroep) met openbare betekening kon volstaan.
5.13
Uit de onder 5.7 weergegeven rechtspraak volgt dat het hof pas uitspraak mag doen nadat het zich ervan heeft vergewist dat alle stappen die nodig zijn om de verweerder te vinden, met spoed en te goeder trouw zijn ondernomen.
5.14
Volgens de door mr. Tuithof op verzoek van het hof gegeven toelichting, heeft [appellante] voorafgaand aan de inleidende dagvaarding getracht de werkelijke woon- of verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen en heeft de deurwaarder voorafgaand aan de appeldagvaarding een (Nederlands) BRP-onderzoek verricht.
5.15
Het hof kan zich op grond van de door [appellante] (op verzoek van de rechtbank) overgelegde stukken niet er van vergewissen of door haar destijds met spoed en te goeder trouw alle stappen zijn ondernomen om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen:
  • Dat in eerste aanleg door de deurwaarder in het BRP is gezocht naar een Nederlands adres is allereerst niet met enig stuk onderbouwd en overigens ook onvoldoende nu juist alles erop wees dat [verweerster] , evenals ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten, in het buitenland woonde of verbleef.
  • Dat [appellante] op locatie bij de onderneming van [verweerster] in Frankrijk zou zijn geweest is een relevante stap, maar [appellante] heeft niet met enig stuk onderbouwd dat dit bezoek heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten waren.
  • Dat op advies van de Raad voor Rechtsbijstand in 2018/2019 zou zijn getracht het adres van [verweerster] te achterhalen via een Franse deurwaarder ( [deurwaarder] ) en dit stuk liep op administratieve formaliteiten, blijkt niet uit de overgelegde stukken. Daaruit kan slechts worden opgemaakt dat [deurwaarder] op 25 januari 2019 om een (hernieuwd en onderbouwd) aanvraagformulier rechtsbijstand vroeg. Onduidelijk is de achtergrond van dit verzoek, of het vervolgens aan [deurwaarder] is doorgeleid en waarom dit geen resultaat heeft opgeleverd.
  • Dat contact zou zijn gezocht via het telefoonnummer op de website van de onderneming van [verweerster] is een relevante stap. Er blijkt echter niet uit enig stuk dat dit daadwerkelijk is gedaan en evenmin dat het antwoord negatief was. [appellante] heeft niet gesteld dat zij via de uit de stukken blijkende e-mailadressen van het bedrijf van [verweerster] ( [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] ) of enig ander bij haar bekend of te achterhalen e-mailadres heeft getracht het woon- of verblijfadres van [verweerster] te achterhalen en daarvan blijkt ook overigens niet.
  • Dat zou zijn getracht via social media [verweerster] te bereiken voor haar woon- of verblijfplaats en om haar op de hoogte te stellen van de procedure blijkt evenmin uit enig stuk. De overgelegde screenshot van de LinkedIn-pagina van [verweerster] vermeldt inderdaad tegenstrijdige informatie over haar verblijfplaats, maar dat is op zichzelf onvoldoende om geen nader onderzoek naar haar woon- of verblijfplaats te verrichten.
  • Uit de overgelegde brief van 25 juni 2019, die is gericht aan een voorheen door [verweerster] gehanteerd Iers adres, blijkt niet dat deze als onbestelbaar retour is verzonden en ook overigens blijkt niet dat enig onderzoek is gedaan naar de juistheid van dat adres of enig ander adres in Ierland.
  • Blijkens de door mr. Tuithof gegeven toelichting heeft in hoger beroep uitsluitend nog onderzoek in de Nederlandse BRP plaatsgevonden alvorens tot openbare betekening van de appeldagvaarding en memorie van grieven is overgegaan. Dat was hoe dan ook niet te goeder trouw en onvoldoende, reeds omdat geen onderzoek in het (daarvoor in aanmerking komende) buitenland heeft plaatsgevonden en uit de stukken niet blijkt dat [verweerster] (toen) in Nederland woonde of verbleef.
5.16
Daargelaten dat op grond van de overgelegde stukken, zoals uit het voorgaande blijkt, reeds niet kan worden geoordeeld dat [appellante] in eerste aanleg alle nodige stappen (met spoed en te goeder trouw) had ondernomen om [verweerster] te vinden, is [appellante] ook ten aanzien van de appeldagvaarding en de bij memorie van grieven gedane eisvermeerdering gehouden te goeder trouw de benodigde stappen te ondernemen om de werkelijke woon- en verblijfplaats te achterhalen. Daarbij komt dat sinds de inleidende dagvaarding ruim twee jaar zijn verstreken. Zoals hiervoor overwogen volstond het in hoger beroep nog verrichte (Nederlandse) BRP-onderzoek daarom evenmin.
5.17
Het hof zal [appellante] daarom alsnog in de gelegenheid stellen met spoed en te goeder trouw alle nodige stappen te ondernemen om de werkelijke woon- of verblijfplaats van [verweerster] te achterhalen en vervolgens bij akte, met stukken onderbouwd, toe te lichten dat zulke stappen zijn ondernomen en welk resultaat deze hebben opgeleverd. Het gaat dan bijvoorbeeld om recente aan de (voormalige) onderneming van [verweerster] in Frankrijk gestuurde e-mails of andere (uit stukken blijkende) communicatie met deze onderneming, gedocumenteerde pogingen om via sociale media contact met [verweerster] op te nemen, een voldoende onderbouwing van een onderzoek naar (de juistheid van) het door [verweerster] gehanteerde adres in Ierland en mogelijk daarbij opgekomen aanwijzingen van een ander (al dan niet Iers) adres van [verweerster] . Tevens stelt het hof [appellante] in de gelegenheid een afschrift van de in 3.1 en 3.2 bedoelde publicaties in de Staatscourant van (uittreksels van) de appeldagvaarding en memorie van grieven te overleggen.
5.18
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.Beslissing

Het hof:
- stelt [appellante] in de gelegenheid tot het nemen van een akte als bedoeld in 5.17;
- verwijst de zaak daartoe naar de rol van 14 maart 2023;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.J. van der Helm en H.J.M. Burg en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.