ECLI:NL:GHDHA:2022:2634
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift en proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 mei 2021, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De belanghebbende had in de periode van januari tot en met december 2010 belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) op aangiften voldaan. De Inspecteur verklaarde het bezwaar tegen de aangiften niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Rechtbank volgde deze redenering, maar verklaarde later het verzet van belanghebbende gegrond en het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende diverse Unierechtelijke vraagstukken aan de orde stelde, evenals de hoogte van de proceskostenvergoeding. Het Hof oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat de proceskostenvergoeding niet onjuist was vastgesteld. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het Hof concludeerde dat er geen aanleiding was voor een hogere vergoeding van immateriële schade of proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 24 november 2022.